Preek onthulling monument

 

Schoonebeek, 5 april 1990

 

                               Wat buigt ge U neder O mijn ziel en wat zijt ge onrustig in mij.

                         Hoop op God, want ik zal Hem nog loven mijn Verlosser en

                         mijn God.

 

 

Wat buigt ge U neder O mijn ziel.

 

Het is met grote schroom, dat ik vanmiddag iets ga zeggen. Als ik terugdenk aan  die tijd, dan zie ik weer onze “boterdirecteur”.  Pa Ludwig in mijn kamer in de pastorie tegenover mij zitten. Hij kwam om mij de afscheidsbrief van Jan te laten lezen. Jan schreef die in de gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Hij begon zijn brief met te vertellen, dat ze net Avondmaal gevierd hadden met een Duitse luchtmachtpredikant en dat ze straks gehaald werden om gefusilleerd te worden. Het was een brief om heel stil bij te worden.  Een zoon die zijn vader troost. Dat grote verdriet.

 

Wat buigt ge U neder O mijn ziel.

 

Dat mogen we nooit vergeten, dat de acht namen op het monument staan voor een zee van verdriet. Verdriet van vaders en moeders, van vrouwen en kinderen, van broers en zusters, van allen die zoveel van hen hielden. Het gaat niet om acht namen, het gaat om acht mensen.

Zo wil ik met u aan hen denken.

 

Wat buigt ge U neder O mijn ziel.

 

Sommigen van hen heb ik zo goed gekend. Alleen Roelof Meijering die gesneuveld is niet.

Hij was al onder dienst toen ik in Schoonebeek kwam, maar wel Jan Ludwig die ik zo graag mocht. Een jonge vader, die zelf nog een kwajongen was. Gek van auto’s, zijn garage, zijn werk was zijn hobby. Het leven spatte er af.  Tiekstra die vol trots de prachtige stoommachine in de boterfabriek liet zien. En even dat gebaar vol zorg met de oliekan, een paar druppels olie in het lager van de rustig lopende machine met het grote vliegwiel.  Kippers met zijn volle bruine snor, met zijn vriendelijke ogen daarboven, die me kwam vertellen, dat hij opdracht had om me te arresteren na een kanselafkondiging, die de Duitsers verwachten, maar dat hij wel zou zorgen dat ik de tijd had om weg te komen.  Ik zie mijn overbuurman Jan Veldwachter nog staan dirigeren voor ons koor en ik zie hem lopen tussen de kinderen op het schoolplein. Samen met Jan Grooters, die ik nog getrouwd heb, gearresteerd. Maar toen was ik niet meer in Schoonebeek, en ook niet toen Bos en Peters door de landwacht werden dood geschoten.

 

Wat buigt ge U neder O mijn ziel.

 

Het gaat om echte mensen. Mensen zoals wij. Dat moeten de jongeren ook weten, die hen niet hebben gekend. Het gaat niet om namen, maar om mensen. En wie kan beseffen  wat ze hebben doorgemaakt. Machteloos en reddeloos, slachtoffers van tyrannie en geweld en verraad. Wat hebben ze doorgemaakt in de laatste eenzaamheid met de dood voor ogen. Hoe is dat, als je sneuvelt in de strijd tegen een overmachtige vechtmachine of als je weg hongert in een Vernichtungslager.

 

Wat buigt ge U neder mijn ziel.

Hoop op God.

 

Maar dan denk ik ook, dat is het juist waartegen ze gevochten hebben. Het is wat Ds. Buskes vertelt hoe hij vlak na het bombardement van Rotterdam midden op straat tussen de rokende puinhopen een man zag staan die met opgeheven gebalde vuisten al maar riep:”Ik neem het niet. Ik neem het niet”.  Zij namen het niet en ze hebben er met leven voor betaald en willen betalen. En zolang er zulke mensen zijn is er ook hoop.

 

Wat buigt ge U neder mijn ziel.

Hoop op God.

 

In een gids voor de gemeente Schoonebeek las ik dat de bevolking van de gemeente Schoonebeek oorspronkelijk uit de Graafschap Bentheim afkomstig is. En in het kleine agrarische Schoonebeek van toen hadden velen verwanten in de Graafschap. Mijn vrouw en ik ook. Maar er was geen enkele verwantschap met het Duitse Nazisme. De Schoonebekers hadden het erg moeilijk, het waren bitter zware jaren voor de boeren geweest. Maar landbouw en maatschappij, dat zich ontwikkelde tot een organisatie die aan het einde van de dertiger jaren zeer verwant was aan de N.S.B. werd door de Schoonebekers doorzien. Al zeiden ze toen zich in te zetten voor de boeren, ze kregen in Schoonebeek geen been aan de grond. Ze hadden in Schoonebeek een andere heilsleer.

 

Wat buigt ge U neder mijn ziel.

Hoop op God.

 

Daarom mag er midden in Schoonebeek een gedachtenis staan op het oude kerkhof, een gedachtenis met de namen erop van hen die hun leven gaven, omdat ze het niet namen, niet nemen konden en niet nemen wilden. Dichtbij de graven op het nieuwe kerkhof waar de geallieerde vliegers die hun leven voor ons gaven rusten. Schoonebeek is dit monument waard.

 

Wat buigt ge u neder O mijn ziel.

Hoop op God.

 

Ik vind het ook zinvol dat het staat op de plaats van de oude Nicolaaskerk, nog van voor de Reformatie, waar zoveel eeuwen lang Schoonebekers samen kwamen om gesterkt te worden in hun geloof en vertrouwen. Het is de beste plaats die je voor dit monument kon vinden.

 

Wat buigt ge U neder O mijn ziel.

En wat zijt ge onrustig in mij.

 

Maar dat monument met die acht namen mag er niet staan als een alibi voor ons. Om te laten zien dat Schoonebeek zijn plicht heeft gedaan. Wij mogen het ook niet nemen. Vergeet niet dat het niet alleen de Duitsers zijn  die schuldig waren aan hun dood. Het waren “Nederlanders” die de meesten van hen in handen van hun beulen hebben gespeeld. Een vuile provocateur, laffe mensenjagers. Het waren “Nederlanders”die twee van hen hebben doodgeschoten. En die geest leeft nog, ook helaas in Nederland. En in de wereld om ons heen worden nog mensen onschuldig in een cel gesmeten, wordt er gemarteld, nog altijd is verdrukking en tyrannie, worden zwakkeren vertrapt en mensen omdat ze anders zijn rechteloos gemaakt en vernederd.

 

Hoop op God.

 

Dan zeggen die namen op het monument ons: Zij namen het niet. Wij mogen het ook niet nemen.

Dat zeggen ons de namen van Roelof Meijering en Jan Ludwig en Sipke Tiekstra, van Johan Kippers en van Jan Veldwachter en Jan Grooters en Hermannes Henderikus Bos en Johannes Peters. Ze zeggen dat wij het ook niet mogen nemen.

 

Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God.

 

Zij gaven hun leven, maar ze wisten dat hun leven geborgen was in God. Ze wisten dat een mens geen verloren strijd in machteloosheid strijdt als hij vecht tegen het kwaad. In alle mensenharten van alle tijden over heel de aarde heeft altijd een droom geleefd van een toekomst van een betere wereld.  Daarom zijn er altijd mensen geweest die het niet namen. De droom zal niet sterven zolang er mensen op aarde zijn. Het is God zelf die de droom “de eeuw”noemt, onze Bijbel haar in de harten van de mensen heeft gelegd.

 

Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God.

 

Het is God zelf die droom in vervulling zal doen gaan. Straks is het Pasen, dan vieren wij het feest van de overwinning van Jezus Christus, die hel en dood en duivel en alle boze machten overwonnen heeft aan het kruis. En eenmaal zal geschieden wat Hij belooft heeft, dat Hij alle kwaad op aarde te niet zal doen. Christus neemt het niet. Daarom hoeven wij het ook niet te nemen. Mogen wij het niet nemen. Wij strijden als mensen geen verloren strijd hoe sterk het kwaad mag zijn, hoe machtig ook.

 

Want zo heeft de dichter Isaäc da Costa het eens gezegd:

             Aan de eindpaal van de tijden

             ziet ons oog de geest van ’t kwaad,

             hoe geworsteld en ontwapend,

              tot geen afval meer in staat.

             Als de Here God in allen,

             en in allen alles is,

             zal het licht zijn, eeuwig licht zijn

             licht uit licht en duisternis.

 

Wat buigt ge U neder O mijn ziel, en wat zijt ge onrustig in mij.

Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God.

 

Laat ons bidden:

O, God laat ons mensen zijn die het niet nemen.

                 

                                                     In Jezus naam,

 

 

H.W. Hielkema

Hoge Esweg 40

7441 EG Nijverdal

 

 

 

www.oud-schoonebeek.nl