1966 Gemeente Schoonebeek
Gegevens omtrent de Gemeente Schoonebeek.
Ligging
De zuidgrens van de gemeente wordt gevormd door het Schoonebeekerdiep, dat tevens grenswater is tussen Duitsland en Nederland.
Aan de oostzijde wordt de gemeente eveneens begrensd door Duitsland. Deze grens loopt dwars door het hoogveen en is niet overal even duidelijk te vinden. Aan de noordzijde heeft de gemeente als buurgemeente de gemeente Emmen, terwijl de gemeente aan de westelijke kant grenst aan de gemeenten Emmen, Sleen, Dalen en Coevorden.
De gemeente heeft een 4-tal bevolkingskernen, te weten Schoonebeek (in het westelijke gedeelte), Nieuw-Schoonebeek (7 km ten oosten van Schoonebeek), Weiteveen (3km ton noorden van Nieuw Schoonebeek) en Zandpol (3 km ten noorden van Schoonebeek).
Ruimtelijke maten
De gemeente heeft een oppervlakte van rond 6100 ha, een lengte van rond 14 km en een breedte van 4 á 5 km.
De geschiedenis van de gemeente Schoonebeek moet in enkele delen geknipt worden, omdat de onderscheidene gedeelten een geheel eigen historie hebben, in verband waarmede dan ook hieronder onderscheidenlijk zal worden gesproken over Schoonebeek, Nieuw Schoonebeek, Weiteveen en Zandpol. De totstandkoming van de Gemeente Schoonebeek is rechtstreeks verbonden aan de geschiedenis van het dorp Schoonebeek, weshalve de geschiedenis daarvan onder Schoonebeek wordt behandeld.
In 1435 wordt voor zover althans bekend, voor het eerst in historische stukken gewag gemaakt van Schoonebeek. De bevolking is van oorsprong afkomstig uit de nabij gelegen graafschap Bentheim. Deze vestiging schijnt plaats gevonden te hebben tussen ± 1250 en 1435. De daaruit gegroeide parochie Sconebeke behoorde tot het dingspil Suydenvelt, het schulteamt Coevorden en vormde de marke Schoonebeek. Onder invloed van de hervorming van – boven – af door stadhouder Willem Lodewijk ging in 1598 de parochie in zijn geheel over tot de hervormde eredienst. De toenmalige pastoor Hermannus Latacianus verklaarde zich toen als enige pastoor naast die van Vledder op 12 augustus 1598 voor de hervorming.
Hij werd op 12 september 1600 geëxamineerd en aanvaard als hervormd predikant onder zijn wereldse naam Hermannus Bredewech.
De Schoonebeeker bevolking is nog steeds ten nauwste verbonden met die van de graafschap Bentheim. Het Schoonebeeker dialect heeft veel gemeen met het dialect dat in de Bentheimer graafschap wordt gesproken. Ook zijn er nog vele familierelaties over en weer. Als wetenswaardigheid kan nog worden vermeld dat de eredienst in een der kerken te Emlichheim nog geheel wordt gehouden met het Nederlands als voertaal.
Omtrent de afkomst van de naam Schoonebeek bestaat tot op de huidige dag nog verschil van mening. Sommigen zeggen, dat er in Zuid-Barge een dorpje in de omgeving van Emmen een meisje woonde, dat om haar schoonheid de "schone Becca" werd genoemd. Door de grote vrijgevigheid met haar gunsten zou zij in Zuid-Barge in moeilijkheden zijn geraakt waardoor ze vluchtte naar het Zuiden en terecht kwam in het dorp dat later naar haar Schoonebeek zou zij genoemd. Weer anderen menen, dat het dorp is genoemd naar de ten zuiden daarvan stromende riviertje in de volksmond “De Beck”genoemd. Bedenkt men hierbij nog, dat het riviertje zeer schoon door het landschap slingerde, dan is de naam “Schoonebeek”gemakkelijk af te leiden.
Schoonebeek behoorde zeer lange tijd, in ieder geval van 1600 – 1795 tot het schultambt Coevorden. Van 1795 tot 14 december 1802 was er een zelfstandige gemeente Schoonebeek, waarna, het gebied weer aan Coevorden werd toegevoegd. Bij keizerlijk decreet van Amsterdam van 21 oktober 1811 werd Schoonebeek bij de gemeente Dalen gevoegd. “omdat de combinatie met de vestingstad Coevorden onnatuurlijk scheen”. De gedachte aan een zelfstandige gemeente werd toen verworpen, “omdat de gemeente niet altoos toegankelijk was”.
De Schoonebeeker markegenoten besloten in 1835 aan de Asser advocaat, later lid van de 2e kamer, Mr Oldenhuis Gratema, de opdracht te geven een adres tot de koning te richten om de in 1802 verloren gegane zelfstandigheid weer terug te krijgen. Door de Belgische troebelen heeft dit adres geen resultaat gehad. Mr Oldenhuis Gratema heeft rond 1880 nogmaals een poging ondernomen als 2e kamerlid, waarbij hij voor Schoonebeek de uitdrukking “afgelegenste der afgelegen dorpen bezigde.
Een klacht van 169 Schoonebeeker en Nieuw Schoonebeeker ingezetenen was aanleiding tot deze hernieuwde poging. Deze klacht hield in, dat het Schoonebeeker gebied werd verwaarloosd en Dalen het Schoonebeeker gebied stiefmoederlijk behandelde. 28 maart 1884 hield de vergrijsde Mr Oldenhuis Gratema zijn pleitrede tot stichting van de gemeente Schoonebeek, welke rede eindigde met de polemische peroratie “waar de behoeften van de maatschappij ons toeroepen te particulariseren, mag niet gegeneraliseerd worden”. De tegenstanders van de instelling van een nieuwe gemeente duchten n.l. precedenten t.o.v. de grote Drentse en Friese gemeenten.
Per 1 juli 1884 was de nieuwe gemeente Schoonebeek dan ook een feit geworden. Ze is de jongste der 34 Drentse gemeenten.
Op 1-10-1965 telde het dorp Schoonebeek 3440 inwoners.
Nieuw Schoonebeek
De bevolking van Nieuw Schoonebeek is afkomstig uit het Münsterland. De eersten vestigden zich direct na 1800 in de omgeving van Nieuw Schoonebeek. Ze kochten de gronden op van de Schoonebeeker boeren, die daartoe bereid waren, omdat hun eigendommen te ver van hun verwijderd waren. Hun bereidheid ging tot een zekere (geografische) grens, n.l. de Ellenbeek. Deze wordt ook thans nog gezien als de grens tussen Schoonebeek en Nieuw Schoonebeek.
Afkomstig uit Münsterland, belijdt de Nieuw Schoonebeek bevolking over het algemeen de rooms-katholieke godsdienst.
In verband met hun afkomst dragen velen nog namen, die ook veel in Duitsland voorkomen: Rohling (de eerste familie, die zich te Nieuw Schoonebeek vestigde (voor 1806), Harbers (1815) Huser, Husen, Schluter, Schwieters. Thöller.
Haar bevolking is in getal zeer sterk toegenomen gedurende de eerste eeuw: in 1825 waren er rond 100 personen, 1849 – 490, 1909 – 985, 1947 – 1412. 1960 – 1602 en 1982 – 1750.
In 1850 werd de R.K. Kerk te Nieuw Schoonebeek gebouwd, nadat nog al veel weerstand te overwinnen was geweest.
Weiteveen.
Na de laatste eeuwwisseling werd de basis gelegd voor het tegenwoordige Weiteveen. Aldaar vestigde zich geleidelijk aan een bevolkingsgroep, die haar bestaan vond in verveningen.
Het oostelijke, rooms-katholieke, deel van Weiteveen werd bevolkt door personen, afkomstig uit het Duits-Nederlandse grensgebied, terwijl het westelijke (protestantse) deel, meer werd bevolkt uit Schoonebeek en andere Drentse dorpen.
De naam “Weiteveen” is in 1954 gekozen als herinnering aan de boekweitcultuur, die hier jaren geleden intensief werd beoefend. In 1960 telde Weiteveen 1646 inwoners, in 1965-1656.
Zandpol
De benaming van deze bevolkingskern is afkomstig van de zandhoogte, waarop deze is gebouwd.
De bevolking is afkomstig uit verschillende dorpen en behoort overwegend tot de Ned. Hervormde kerk. Af en toe kan men de opmerking beluisteren, dat genoemde zandhoogte in feite een uitloper is van de Drentse hondsrug. In 1969 telde de Zandpol 392 inwoners, in 1965 - 452.
De bevolking der gemeente Schoonebeek.
Zoals uit de geschiedenis van de verschillende bevolkingskernen reeds valt af te leiden, hebben deze een geheel verschillende structuur.
Schoonebeek, Zandpol, en Weiteveen-West zijn overwegend protestants en afkomstig uit de graafschap Bentheim en de Nederlandse provincies: (met name Drenthe) en Nieuw Schoonebeek en het Weiteveen-Oost zijn overwegend rooms-katholiek, afkomstig uit resp. het Münsterland en het aangrenzende Duitse gebied.
Het behoeft uiteraard geen betoog, dat de komst van de NV Nederlandse Aardolie maatschappij van grote invloed is geweest, terwijl ook de nadien gevestigde industrieën deze tendens nog blijven versterken.
Met voldoening kan worden geconstateerd, dat de gemeente Schoonebeek in procenten in de naoorlogse jaren het snelst is gegroeid van alle 34- gemeenten van “het olde landschap”. Deze ontwikkeling heeft uiteraard grote verschuivingen in de samenstelling van de beroepsbevolking teweeg gebracht.
Tot 1946 kan men het westelijk deel agrarisch noemen hetgeen ook met Nieuw-Schoonebeek het
Geval was. Weiteveen leefde vrijwel uitsluitend van de veenverwerking.
Thans kan men met een zeer globale maatstaf drie gelijkwaardige pijlers van de gemeentelijke welvaart noemen, t.w.:
- de industrie;
- het agrarisch bedrijf en
- het veenbedrijf.
Met de industrie als voornaamste pijler voor de toekomst.
Gaarne wordt ook de aandacht gevestigd op de leeftijdsopbouw van de Schoonebeeker bevolking. Hieruit valt af te leiden, dat de Schoonebeeker gemiddeld 27 jaar oud, zulks tegenover een landelijk gemiddelde van 32 jaar. In juli 1966 telde de gemeente Schoonebeek rond 7500 inwoners.
Landbouw veeteelt.
Zoals reeds vermeld, was tot het einde van de tweede wereld oorlog het voornaamste middel van bestaan de landbouw.
Deze werd aanvankelijk in het dal van het Schoonebeekerdiep uitgeoefend en bovendien op het hoogveen, waar de z.g. bovenveencultuur werd bedreven.
Evenals elders, is ook het Schoonebeeker agrarisch bedrijf na de genoemde oorlog sterk gemechaniseerd: tractoren hebben de plaats ingenomen van de trouwe viervoeters, terwijl de melkmachines de dagelijkse arbeid van het melken in belangrijke mate verlichten. Voorts hebben ook andere machines in groten getale hun intrede gedaan op de bedrijven.
Veenderij
Het veenbedrijf heeft een geheel eigen geschiedenis, waarvan hier slechts enkele punten worden aangestipt.
Het oorspronkelijke hoogveengebied in Groningen, Drenthe en Noord-Overijssel was 110.000 ha, waarvan nog resteert rond 6000 ha in Z.O. Drenthe. Opvallend is dat de gemeente Schoonebeek rond 1900 op een territoir van 6100 ha 5500 ha veen binnen haar grenzen had. Deze 5500 ha is thans terug gelopen tot rond 2000 ha. Zou het tempo van verveningen gelijkmatig doorgaan, dan is met het verdwijnen van deze laatste 2000 ha nog om en nabij een halve eeuw gemoeid. De eerste fase van veenvorming in Z.O.-Drenthe vond plaats 5000 jaar voor Christus. Het veenpakket in deze Gemeente is zeer gevarieerd wat dikte betreft. Plaatselijk bedraagt dit nog geen halve meter, terwijl elders meer dan 4 meter aanwezig is.
In het veenpakket ter plaatse komen ook bodemresten voor.
Daar de vervening in de gemeente Schoonebeek rond 1900 pas goed op gang kwam heeft het verveningreglement van de provincie Drenthe van dat jaar een zeer gunstige invloed uitgeoefend.
De verveningen zijn systematisch uitgevoerd, terwijl er voor is gezorgd, dat voldoende bolsterveen op het terrein aanwezig bleef. Een en ander heeft tot gevolg gehad, dat de dalgrond ter plaatse over het algemeen van goede kwaliteit is.
Hiervoor werd reeds bij de naamgeving van Weiteveen de boekweitcultuur op het bovenveen genoemd. Hier van kan nog het volgende worden gezegd.
In 1710 is het de predikant Bohlen in Holthausen geweest, die aldaar het veenbranden heeft ingevoerd. Door oppervlakkige ontwatering en branding van het veenpakket scheen een milieu te worden geschapen, waarin de cultuur van enige gewassen, en met name boekwet, mogelijk werd. Met een vuurmand, een tonvormige korf van band ijzer met een steel, werden brandende turfbrokjes over een groot veld uitgestrooid, waardoor het vuur gelijkmatig over de gehele oppervlakte werd verspreid. Het onverbrande veen, kool en as vormden het kiembed voor de boekweit.
Deze cultuur kon slechts 8 jaar worden bedreven, waarna het veen weer 25 jaar ongebruikt moest liggen, hetgeen derhalve neerkomt dat het 75 van de 100 jaar braak lag.
Na 1900 nam de boekweitcultuur af, enerzijds omdat het veenbranden ondragelijk werd voor de zich vestigende bewoners, anderzijds vanwege het oneconomische rendement en de uitdroging van het veen.
Voor zover bekend dateert de laatste boekweitcultuur in Z.O.-Drenthe van 1927.
Ontstaan veen.
Wellicht ten overvloede wordt omtrent het veen nog het volgende gememoreerd, ontleend aan het rapport van de herontginningscommissie van de Veenkoloniale Boerenbond (gevestigd te Veendam). Volgens deze bron kan men bij het ontstaan van veen een viertal fasen onderscheiden, t.w.:
het ontstaan van sapropelium of gyttja in een plas, waardoor deze ondieper wordt (hier ongeveer 5000 voor Christus);
het daarop afzetten van resten van water- en oeverplanten zoals plompen, tiet regge, enz., waardoor de plas in een moeras verandert; vervolgens veenvorming, waarin resten van bomen voorkomen (stobben) vooral elzen, daarna berken en op de duur, na voldoende ophoging van het oppervlak, dennen (overgangsveen); tenslotte de ontwikkeling van veenmos, dat voor zijn groei alleen van het aanwezig zijn van voldoende neerslagwater afhankelijk is. Bovendien is veenmos in staat zelf het water vast te houden.
De veenrmosvorning is door het droger worden van het klimaat voor het begin van onze jaartelling tot staan gekomen. Hierin kwam weer verandering en sindsdien werd het jonge mosveen gevormd. De grens tussen het oude mosveen en het jonge mosveen is in alle venen in Nederland veelal goed te zien.
Degene, die deze grenslaag het eerst ontdekte, was de heer Weber en deze grenslaag wordt daardoor Weberlaag genoemd.
Ook in het Schoonebeekerveen is deze laag dikwijls terug te vinden.
Wat de veenvorming betreft kan nog worden opgemerkt, dat deze door de steeds beter wordende ontwatering thans niet meer plaatsvindt.
Afgezien van de man (en dat zijn er in de gemeente Schoonebeek nog vele) die zijn eigen huisbrand steekt is het veenbedrjjf thans zeer vergaand gemechaniseerd.
Als we letten op het vrijkomen van arbeidskrachten door mechanisatie in de vervening, ons realiseren, dat ook de landbouw door mechanisatie mankracht afstoot en daarbij nog letten op de jonge leeftijdsopbouw is het duidelijk, dat uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen in de industrie een onderwerp van voortdurende zorg is.
Het stemt het gemeentebestuur dan ook tot grote voldoening, dat regelmatig nieuwe vestigingen plaats vinden. Binnen de grenzen der gemeente Schoonebeek zijn thans, naast de N.V. Ned. Aardolie maatschappij, een 14-tal andere industrieën gevestigd.
Ook de verwachtingen voor de toekomst mogen hoopvol worden genoemd.
Naast de industrievestiging bevordert het gemeentebestuur ook de totstandkoming van een of meer ' tuindercentra. Rond 60 ha grond is in 1961 aangekocht. Het bodemkartering rapport wijst uit, dat de betreffende grond uitstekend geschikt is voor tuinbouw, waarbij men met name denkt aan de teelt van tomaten en komkommers. De aanwezigheid van bolsterveen mag tot conclusie leiden, dat ook op andere plaatsen in de gemeente zeer goede mogelijkheden liggen.
Eeuwenlang is Schoonebeek een van de buitenwereld afgesloten gebied geweest, dat slechts in droge jaargetijden redelijk was te bereiken. In de winter echter was het Schoonebeeker gebied of in het geheel niet bereikbaar, of slechts met de grootste moeite.
Oorzaak van dit isolement was de aanwezigheid van veen aan de oost- en noordzijde en de natuurlijke inundaties t.b.v. de vestingstad Coevorden aan de westkant, terwijl ook de uitlopers van het Boertangerveen aan de zuidzijde van Schoonebeek en het dal van het Schoonebeekerdiep een rol hebben gespeeld.
Een verharde wegverbinding tussen Coevorden en Schoonebeek is eerst rond 1880 gereed gekomen. Deze verbinding ging tot de Ellenbeek, de geografische grens tussen Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek.
Het zou tot 1904 duren eer deze verharde wegverbinding werd door getrokken naar Nieuw-Schoonebeek, waarmede dit jonge dorp uit zijn isolement werd verlost.
In het begin van de 20e eeuw werden er ook verbindingen gemaakt van Schoonebeek naar Nieuw-Amsterdam en van Schoonebeek naar Erica, terwijl er eveneens een verbinding tot stand kwam tussen Nieuw-Schoonebeek en Klazinaveen.
Deze wegen waren aanvankelijk van zeer slechte kwaliteit; het waren z.g. veenwegen. Naderhand werden ze verhard.
Na 1945 is er in de verkeersverbindingen een grote verandering gekomen: de interlokale verbindingen zijn uitgebouwd tot moderne autowegen met een breedte van 6.00 meter en vrij liggende rijwielpaden, terwijl op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen moderne straatverlichting is aangebracht. Een uitzondering hierop vormt thans nog de verbinding Schoonebeek - Erica, welke verbinding echter ook in reconstructie is genomen. (Een gedeelte van deze verbinding is reeds gereed).
In 1961 is er voorts een rechtstreekse verbinding tot stand gekomen tussen Schoonebeek en Emlichheim (graafschap Bentheim). Schoonebeek is gelegen aan de internationale verbinding West-Nederland – Zwolle – Coevorden – Meppen – Hamburg – Scandinavië en ook het internationale verkeer Noord-Nederland _ Emlichheim – Nordhorn – Roergebied enerzijds en Emlichheim – Twente anderzijds passeert het dorp Schoonebeek.
Het is gebleken, dat het “grote” internationale verkeer de onderhavige verbindingen in steeds toenemende mate weet te vinden.
Het allerafgelegenste aller afgelegen dorpen is derhalve thans een schakel geworden in twee belangrijke internationale verkeersverbindingen.
Woningbouw
Wat de woningbouw betreft is het opvallend, dat op een totaal van 1620 woningen 975 naoorlogse woningen worden geteld. Gelukkig kan de naoorlogse woningbouw voor een deel worden benut voor krot opruiming. Er zijn nog slecht zeer weinig krotten te vinden.
Scholen
Wat de scholenbouw betreft stemt het tot voldoening dat het uitgebreide lager en het gewoon lager onderwijs kan worden gegeven in nieuwe dan wel geheel vernieuwde gebouwen. Van de vijf kleuterscholen zijn er drie geheel nieuw terwijl de andere twee binnenkort vernieuwd of op peil gebracht zullen worden.
Zowel te Schoonebeek, Weiteveen, Nieuw-Schoonebeek en Zandpol kwamen bereide gemeentelijke sportvelden gereed.
Weiteveen en Schoonebeek beschikken elk over een modern geoutilleerd gymnastieklokaal, terwijl verder in Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek twee Pelikaansporthallen gebouwd zijn.
Op de Zandpol is men bezig een oud schoolgebouw te verbouwen tot gymnastieklokaal annex verenigingsgebouw.
Zowel te Nieuw-Schoonebeek, Schoonebeek en Weiteveen is realisering geschied in de onmiddellijke omgeving van de sportvelden.
Indertijd werd voor de aanleg van de N.A.M.-spoorlijn Nieuw-Amsterdam - Schoonebeek zand geput uit een terrein op de Zandpol. In samenwerking met de gemeenten Dalen, Emmen en Sleen kon deze zandwinplaats een metamorfose ondergaan waaruit een zeer aantrekkelijk streekzwembad ontstond.
De jaren 196O-1965 hebben uitgewezen dat dit mooie natuurbad in wijde ontrek een goede bekendheid heeft gekregen. Plannen zijn in voorbereiding in de onmiddellijke omgeving een camping te maken terwijl ook plannen in bewerking zijn waarbij het woord nationaal recreatiecentrum is gevallen.
Het gemeentebestuur hoopt binnenkort de bouw van een zwembad voor de dorpen Weiteveen en Nieuw-Schoonebeek te realiseren.
Ter bevordering van het culturele leven in de gemeente is enkele jaren geleden de “culturele commissie Schoonebeek”opgericht, die meerdere malen per jaar culturele evenementen op verschillend terrein organiseert.
Sinds 1957 vindt jaarlijks de zogenaamde Boortorenwandeltocht plaats. Deze tocht georganiseerd door de Stichting Toercommissie Schoonebeek verheugt zich in een steeds groter wordende belangstelling.
Gestart met 800 deelnemers in 1957 was dit aantal in 1961 4400, waarmede deze tocht de grootste wandeltocht werd in de 3 noordelijke provincies. Naast de bevordering van de wandelsport is deze tocht dienstbaar aan de bevordering van de Europese integratie door de deelname van de bevolking uit de graafschap Bentheim.
Ter afsluiting nog een enkel woord over het nieuwe huis der gemeente. Het oude dateert van 1884 en bood destijds ruimte aan de gezinnen van de burgemeester en de gemeente bode terwijl daarnaast ook de gemeenteraad en de administratie er een plaats konden vinden.
Op 25 april 1961 besloot de raad tot aankoop van de benodigde grond voor het nieuwe gemeentehuis en stelde voor de bouw daarvan f.1.300.000,--. Nu inmiddels de hiervoor benodigde rijksgoedkeuring is verkregen, zal naar wij hopen binnen afzienbare tijd met de bouw van het nieuwe gemeentehuis
worden begonnen.
Dorpscentrum
Het nieuwe raadhuis komt in het centrum van het dorp Schoonebeek; de bouw zal gepaard gaan met de aanleg van een plein en concentratie van de middenstand.
AK/TH Schoonebeek, juli 1966.