Wederdopers

 

ANNA HOLMER EN DE WEDERDOPERS

 

We schrijven de dertiger jaren van de zestiende eeuw. Het is de woelige tijd van de Kerkhervorming. Luther heeft heel wat aanhangers van zijn leer. Aan­hangers die hem zeer welkom zijn,zijn de Duitse vorsten verenigd in het Schmal­kaldische Verbond. Minder welkom zijn hem de aanhangers onder de Zuidduitse boeren onder aanvoering van Thomas Münzer en de Wederdopers, die onder aan­voering van Jan Beukelszoon van Leyden, ook wel kortweg Jan van Leiden genoemd, Münster op de bisschop weten te veroveren en daar "Het Rijk Zions" stichten. Lang houdt dit niet stand. Als Münster eindelijk in 1534 heroverd is door de bisschop vinden de drie grootste "boosdoeners", Jan van Leiden, Bernd Krech­ting uit Gildehaus en Knipperdolling uit Schüttorf hun dood in een kooi aan de toren van de Lambertikerk. Heden ten dage is de kooi er nog!

                                                       

De foto toont de omslag van een zestiende eeuws vlugschrift, waarbij de lichamen van de terechtgestelde Wederdopers in de kooien aan de Lambertinikerk zijn geplaatst. Het gaat hierbij om de oudste afbeelding van de kerk.

 

En hier begint ons eigenlijke verhaal, dat' met de booën te maken heeft.

In dit geval met de in Duitsland gelegen "Goormans boo". Meer dan vier eeuwen lang heeft het verhaal bekendheid gehouden. Net over de grens kent bijna ie­dereen het verhaal van Anna Holmer en de Wederdopers. Een oude schoolmeester heeft papieren nagelaten en in 1876 is het boek voor het eerst verschenen en daarna in 1989 voor het laatst. In 1949 verscheen een Nederlandse verta­ling van J.de Jonge, uitgegeven bij "De Torenlaan" in Assen.

 

ANNA HOLMER EN DE WEDERDOPERS

Als vier boeren (de merkboeren) de schade op moeten nemen die het nood­weer van de vorige dagen in het bos van Samern heeft aangericht, om te bepa­len welke bomen opgeruimd moeten worden, stoot één van hen op een van uit­putting gestorven broodmager paard. Twee boeren zijn inmiddels al bij de "ra­venboom", de dikke holle boom die zijn naam dankt aan het feit dat er elk jaar een ravenpaar in nestelt. In de holte van de boom bewaren de boeren, als ze iets in het bos te doen hebben zoals vandaag, hun eten en drinken om samen na afloop te gebruiken. Als de twee het scherpe fluitje van hun maat ho­ren, weten ze meteen dat er iets fout zit. Ze gaan erheen en dan is ook de vierde man er al. Een dood paard! Wat te doen! Bij een paard hoort een ruiter en die kan niet ver weg zijn! Ze volgen het spoor terug en als ze achter een boom wat geritsel horen, vinden ze daar een zwaargewonde man. Het blijkt een uit Münster gevluchte Wederdoper te zijn. Ze staan besluiteloos om de bewus­teloze man heen als Schout Holmer met een lading plaggen aan komt rijden. Ge­zamenlijk wordt besloten, de Wederdoper niet uit te leveren aan de naar vluch­telingen jagende soldaten van de bisschop. Voorzichtig wordt de inmiddels weer bijgekomen man op de wagen van de erfschout geladen en naar zijn huis gebracht. Daar wordt hij liefdevol verpleegd door de zuster van de schout~Anna. Anna was novice in het zusterklooster te Schüttorf. Als gevolg van de Hervorming is het klooster opgeheven. Enkele zusters gaan naar het klooster in Lingen, maar Anna treedt uit en gaat bij haar broer in Samern wonen. Omdat ze in het klooster vaak zieken heeft verpleegd, gaat dit werk haar bij de Wederdoper, die zegt Kuiper te heten, goed af. Ondanks het feit dat ze over de godsdienst zeer ver­schillend denken, vat Anna een diepe genegenheid op voor Kuiper.

Intussen stropen de ruiters van de bisschop het land af naar achtergebleven Wederdopers. In het huis van erfschout Holmer wordt het te gevaarlijk voor Kui­per, die intussen al weer aardig hersteld en op krachten gekomen is. Door één van de knechten begeleid vertrekt Kuiper naar een zwager van de erfschout.

Nog nagezeten door de ruiters van de bisschop, die zich vastlopen in het moe­rasveen, komt Kuiper daarna, met behulp van een als "koopman" vermomde Samense boer, in de aan de A oftewel het Schoonebekerdiep gelegen "Goormans boo" te­recht.

Maanden gaan voorbij. Zijn begeleider, de knecht Steffen, die eens voor twaalf Karoli-guldens verraad pleegde jegens hem, heeft hij met een bericht naar zijn moeder gestuurd. Deze bewoont nl. de burcht Fensga bij Aurich. Onze Kuiper blijkt dus van adel te zijn!!      

Ondertussen gaat het slecht met de Wederdopers. Zij die in Holland have en goed verkocht hebben en per schip op reis zijn naar het "Nieuwe Jeruzalem", worden bij Genemuiden tegengehouden. De Emlichheimer broers Jan en Roelof Marlink, twee der twaalf "apostelen" die uitgestuurd zijn om de bereidheid tot hulp te peilen, bungelen in Deventer aan de galg. Kuiper houdt bij volle maan overleg met de her en der verspreid wonende Wederdopers. Eenvoudige men­sen uit de stegen der steden, schaapherders en bewoners van plaggenhutten, maar ook boeren. Zij verzoeken Kuiper met hen op te trekken tegen Holland. Tegen de rijke kloosters van Sibculo en Albergen.Deze kloosters bezitten honderd boerderijen in de Graafschap. Jaarlijks moeten die aan deze kloosters rogge, gerst, vee, was, hout en turf leveren en ook menskracht in de vorm van het sturen van knechten en meiden.Bovendien moet bij het sterven van de boer, de helft van het vee, gereedschappen en werktuigen, geleverd worden aan het klooster. Hiertegen verzetten de mensen zich. Ook willen ze vrije jacht en visvangst. Kuiper ziet wel in dat hij met de ter beschikking staande arme mensen hierin geen verandering kan brengen. Hendrik Marlink echter, de zoon van één der twee broers die hun leven eindigden aan de galg in Deventer, ver­zamelt een groep wraakzuchtige mensen om zich heen. Ze noemen zich "De vrom­men Kinder van Emmelenkamp".Ze zweren de kloosters die het volk uitzogen en onderdrukten en eigenaren van landgoederen wraak. "Zolang wij in staat zijn, zullen we jullie vervolgen" schrijft hij in dreigbrieven. En ze voegen de daad bij het woord. 's Nachts steken ze koren bulten in brand, halen de bij­ënkorven uit de heide en snijden de kloosterkoeien in de wei de hals af. En steeds geven ze zichzelf aan als de dader. Bij elke daad een stokje in de grond met een papieren vaantje met daarop "De vrommen kinder van Emmelenkam".

Het oproer grijpt om zich heen en de geestelijkheid en ridderschap vre­zen het ergste. Als Kuiper verneemt, dat uit de "heilige apostelschare" een rovende en moordende bende is geworden, wendt hij zich af.

Over Nordhorn rijdt hij naar Samern en doet Anna Holmer eenhuwebjksaan­zoek. Ze trouwen en enkele weken later trekken ze naar de burcht Fensga bij Aurich: Ridder Fensga en zijn Anna …… En ze leefden nog lang en gelukkig.

www.oud-schoonebeek.nl