Aardrijkskundig woordenboek
Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden
Bijeengebragt door A.J. van der Aa.
onder medewerking van eenige Vaderlandsche geleerden.
Schoonebeek of Schoenebeek, oudtijds Schoenbecke, d. in het dingspil Zuidenveld, prov. Drenthe, arr. en 10½ u. z.o. van Assen, judic.kant. en 3½ u. O. ten Z. van Hoogeveen, adm. kant., gem. en 2 u. O.Z.O. van Dalen, 2 u O. van Koevorden. nabij het Schoonebekerdiep, zeer bevallig gelegen. Men telt in het d. 79 h. en 650 inw., en. met de kerkelijk daartoe behoorende buurs Nieuw-Schoonebeek 141 h. en ruim 1000 inw., die meest in landbouw en veeteelt hun bestaan vinden.
Eigenlijk is, naar men meent, Schoonebeek oorspronkelijk niets dan ene, volkplanting van Zuide Barge. Een volksvertelsel zegt, dat dit dorp zijnen naam heeft ontvangen van zeker meisje, dat om hare uitstekende schoonheid in de wandeling de Schone Bekke (Rebecca) werd geheeten, Zij zou al te vrijgevig met hare gunsten geweest zijn, en daardoor in moeijelijkheid geraakt. uit Zuid-Bargem hare woonplaats, zich met der vlugt naar de plaats hebben begeven, welke later naar haar Schoonebeek genoemd werd.
De ruimte tussen de verspreid liggende woningen is met rijk en welig geboomte van allerlei aard aangevuld. Picardt (Korte Beschrijving van eenige vergetene en verborgene Antiquiteiten der provincie Drenthe. b;. 292 zegt: "Omtrent tot dezen tijd toe (tot in het laatst der vijftiende eeuw) is al dat Landt, dat nu tegenwoordigh Hoy- en Weylandt is, komende van Schonebeke, en lopende rontom Covorden, en alsoo voorts naer Gramsberge, geweest een dick. duyster en quabbigh kreupel-bos van Bercken. Elst en Vuchten. krielende van wilde Gansen, Reygers, Eundtvogels, Kranen- en Koer-hoenderen.
Doch van dese tijdt af is dit kreupel-bos verhouwen, en van de omgesetene Inwoonders weggehaelt en tot brandthout ghebruyt. En sedert dit weghhouwen deser struwellen en ander geboomte, is dit Landt al. leenlick in Groen- en Hoylandt verandert, overmits de sonne windt en regen door het vernielen van dit onprofijtelick Kreupel-bos, hare operatie beter hebben konnen doen op de Landeri jen als te voren. ".
De Herv. die er 580 in getal zijn, onder welke 350 Ledematen, maken eene gem. uit. welke tot de klass, en ring van Koevorden behoort, De eerste die hier het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest Hermannus Bredewech (Latevianus) die er vroeger R.K. Priester was en in 1607 werd opgevolgd door Joannes ab Holle. Vroeger behoorde het collatieregt, met dat van Emmen gecombineerd, aan zekeren Baron Sloet, later aan het geslacht Emmen, thans is het eene koninklijke collatie. De kerk is een eenvoudig gebouw, met een stomp torentje, doch zonder orgel. In het jaar 1833 is dit gebouw, dat toen zeer vervallen was, aanmerkelijk hersteld en verbeterd.
De R.K. van welke men er 150 telt, behooren tot de stat. van Koevorden, - De dorsschool wordt door een getal van 90 leerlingen bezocht.
Voorheen heeft er tusschen Schoonebeek ende stad Koevorden nabij het gehucht Weijerswold eene abdij gestaan, welke in het jaar 1259 nog aanwezig was. Deze abdij is in de oude oorkonden bekend onder de naam van ‘t Convent der Heilige Maria ten Kampen bij Koevorden. De nonnen die er woonden, behoorden tot de Costercienser-orde. Later werd dit klooster opgeheven en naar Assen verplaatst, waartoe Hendrik van Vianden de acht en dertigste bisschop van Utrecht in het jaar 1252 en Guido van Avesnes de twee en veertigste bisschop, in het jaar 1312. de vereischte toestemming gaven.
De kastelijn van Koevorden trok insgelijks zijne voordeelen van het convent. De kloosterlingen waren althans verpligt jaarlijks van Padhuis een pot boter; van eene zekere weide, Burchmad geheeten, drie jonge hanen en van Veenhuizen, onder Dalen liggende, almede drie jonge hanen aan het kasteel te Koevorden op te brengen.
Daarentegen genoten de kloosterzusters, toen het convent reeds naar Assen verplaatst was, ook weder andere voordeelen, voortspruitende uit de landerijen en veenen, welke zij nog in de omtrek van Schoonebeek bezaten; b.v. zij zouden niet voor den werellijken regter te Koevorden worden gedaagd; zij behoefden ter dienste van de Heeren van Koevorden geene jagthonden te voeden of aan te fokken, noch hunne knechten van spijs en drank te voorzien, geen hooi te maaijen of in te zamelen, geen paarden te lenen, runderen noch varkens te houden en waren bovendien vrij van de hoender- en boterpacht. Dit een en ander werd haar toegestaan in het jaar 1341.
Tusschen Schoonebeek en Zuid - Noord-Barge is sedert de laatste dertig jaren een pleitgeding over de grensscheiding hangende geweest, dat, o, zijnen langen duur, en om de ontelbare daar uitgeborene processtukken en akten, inderdaad den naam van monsterproces verdiend heeft.
Historische herinneringen heeft Schoonebeek zeer weinige, Allen vindt men van dit plaatsje opgetekend, dat de Spaanse Veldoverste Verdugo in Junij Van het jaar 1593, met eenige ruiterij er door trok, toen bij Koevorden wilde insluiten. Daartoe had hij eenen ouden weg laten opmaken en in bruikbaren staat brengen. Deze weg werd weinig tijd later, door Caspa van Ewsen, bevelhebber der Staatschen binnen Koevorden, vernield en bedorven. Van eenen tweeden foortogt van Spanjaarden, onder aanvoering van Graaf Frederik van der Bergh, tenzelfden jare, gewaagd, de geschiedenis ook nog met een enkel woord.
Of zekere Herman van Schoonerbeecke welke in den brief van verdrag tusschen Frederik van Blankenheim, den een en dertigsten bisschop van Utrecht. en Reynold van Koevorden, in 1397 voorkomt, in betrekking staat met dit dorpje, is ons niet duidelijk gebleken.
SCHOONEBEEK (NlEUW) buurs. in het dingspil Zuidenveld, prov. Drenthe, arr. en 12 u. Z.O. van Assen, judic. kant. en 7 u. O.Z.O. van Hoogeveen. adm. kant.gem. en 4 u. O.Z.O. van Dalen. 2 u. O. van Schoonebeek.
Deze buurs. is eigenlijk eene van jaar tot jaar zich uitbreidende en ontwikkelende colonie, welke van belangrijk nut voor deze streeken moet geoordeeld worden, indien wegen of kanalen de afvoer der produkten naar Koevorden of elders met der tijd genakkelijker maken. Deze buurs. Bestond oorspronkelijk uit zoogenaamde boen of veestallen, doch in het jaar 1815 is men begonnen een groot deel der omgelegene veengronden, in de Schoonebeker - Markte te ontginnen en aldaar een aantal huizen, alsmede een school gebouw te stichten. De buurt heeft daardoor een geheel nieuw aanzien gekregen, zoodat men er thans reeds 62 h. met 590 zielen, telt. De inw. meestal in het nabij gelegene Hannover afkomstig, hebben door nijverheid en vlijt een gedeelte der woeste veenen zoodanig bearbeid, dat zij daarop reeds goed koren en vooral boekweit, door veenbranding, winnen.
Zij zijn meest R.K., en tellen 230 Communikanten, welke door een Pastoor van het Hannoversche d. Adorf of de Twist bediend worden.
De hier gevestigde twee bijscholen, worden gemiddeld door een aantal van 70 leerlingen bezocht.
SCHOONEBEEKERDIEP (HET), water in het dingspil Zuidenveld. prov. Drenthe. Het ontspringt in Hannover, maakt voor een gedeelte de grensscheiding uit, tusschen dat rijk en Drenthe; loopt, steeds in eene westelijke rigting, op eenigen afstand langs het dorp Schoonebeek en ontlast zich in de grachten van de vesting Koevorden. Aan de oevers van dit stroompje worden vruchtbare weilanden gevonden.
Bij deze groenlanden hebben de Schoonebeker boeren hunne boen. zijnde hutten of stallen voor jong vee, ligt en digt van ruwe boomstammen en plaggen of heideschalen opgeslagen. In of bij deze boen blijft het vee gedurende het geheele jaar, met uitzondering van eenige weeken midden in den winter. Het wordt bewaakt door eenen maan voor lederen stal, welke tot zijn levensonderhoud mede eene melkkoe bij zich heeft en eenmaal in de week naar zijner boer of heerschap gaat om zich van brood, spek en verdere benoodigdheden te voorzien.