Nieuwjaarskoeken bakken (1900)

 Maandblad Drenthe december 1960

 Nieuwjaarskoeken bakken omstreeks 1900.

Door Mej. J.Koops

  

Als Kerstmis achter de rug was en nieuwjaar dus in zicht kwam werd er een dag bepaald voor het bakken van de nieuwjaarskoeken. Voor ons kinderen was dat een feestdag. Daags tevoren werd het vuur in orde gemaakt in het 'stookhok'. Van bakstenen werd een rechthoekig muurtje opgestapeld, waarin het vuur werd gestookt. Hierover werden ijzeren stangen gelegd waarop de nijjaorskoekenijzers moesten rusten.

Een flinke hoeveelheid droog hout en turf werd in de nabijheid gezet. Midden door het stookhok werd een gordijn gespannen van paardedekens, om te voorkomen dat de bakker op de rug kou zou vatten door het herhaaldelijk openen van de deur.

De volgende morgen begon het bakken. De eer van het bakken had de 'boerknecht' (de oudste inwonende knecht), af en toe afgewisseld door de oudste dienstbode of door moeder.

Rechts van de bakker werd een tafel geplaatst met de pot met beslag, een vork met een stuk spek op een schoteltje, waarmee de ijzers werden ingevet, een paar scharen voor het afknippen van eventuele zwarte randjes. Als dan het vuur vrolijk brandde kon het bakken beginnen. Er werd gebakken met drie of vier ijzers. In het ene ijzer een schepje beslag, aanknijpen en op het vuur leggen, uit het eerste ijzer de nieuwjaarskoek (de joskoek) halen, deze weer invetten en vullen, de andere ijzers intussen keren. Daar had de bakker juist de handen vol aan.

Wij kinderen mochten de eventuele zwarte randjes afknippen en als de koeken koud waren, ze bij 20 opstapelen ('een stieg'). Dan werden ze in de kelder gezet, stapeltje naast stapeltje en zo stonden er 's avonds rijen nijjaorskoeken. In sommige gezinnen werden wel 800 à 1000 stuks gebakken. Na een dag werden de koeken omgestapeld, om te voorkomen dat ze op elkaar kleefden.

Van de laatste pot beslag werden spekdikken gebakken. Dit beslag werd iets dikker genomen en er werden plak je spek of worst ingelegd en meegebakken. Ze werden liefst warm gegeten. Hierop werden alle huisgenoten en wie 'toevallig' aan kwam lopen getrakteerd. Ook werden er wel grapjes bij uitgehaald en werd er een katoenen lapje in gebakken, zodat ze niet te eten waren. De jongste knechten, of het jongste dienstmeisje, of wie 'toevallig' aan kwam lopen werden zo beetgenomen (komt hier het gezegde: 'voor 't lapje houden' misschien vandaan?). Zo kon men met een gerust hart nieuwjaar tegemoet zien. Want alle nieuwjaars wensers werden getrakteerd op nijjaorskoeken.

De kinderen, die het gehele dorp afliepen en die voorzien waren van tassen, of meestal een doek, waarvan de punten aan elkaar waren geknoopt, kregen 3 nijjaorskoeken (joskoeken) een bolletje ('stoetie met een krent erop') een stukje koek of oude wijven en een appel.

De kinderen van de buren, van de familie of van goede kennissen 4 joskoeken, een groter 'stoetie', koek en oudewijven, een paar appels en een paar rolletjes.

De grote mensen werden bij de koffie of de borrel getrakteerd op joskoeken, koek, oudewijven, rolletjes en soms knijpertjes.

De rolletjes en knijpertjes werden dikwijls al te voren gebakken in het fornuis of de kolomkachel, maar ook wel na de nijjoarskoeken.

Ook waren er vrouwen, die er tijdelijk een beroep van maakten om rolletjes en knijpertjes te bakken. Men kon de rolletjes ook bestellen van f 0,90, f 1,- of f 1,25 per 100 stuks.

 

  

Rogge of gerste nieuwjaarskoeken.

2 pond fijn rogge of gerstemeel.

1 pond stroop.

½ pond bruine suiker.

3 eierlepeltjes gemalen anijs.

ongeveer 4 à 5 dl water.

2 eieren.

100 gram boter of reuzel.

mespuntje zout.

De stroop oplossen in een gedeelte van het water.

Het meel in de kom doen, de suiker, de iets losgeklopte eieren, anijs en zout toevoegen en met het water, de stroop en de gesmolten boter of reuzel tot een stevig beslag maken.

Dit zo mogelijk een paar uren laten staan. Het ijzer heet maken, invetten met spek en een schepje beslag in het ijzer leggen, iets aanknijpen en aan beide kanten gaarbakken en laten bekoelen.

Ze kunnen ook in een electrisch ijzer gebakken worden, dan het ijzer niet te heet laten worden.

Dit zijn slappe Nijjaorskoeken (joskoeken), in tegenstelling tot de rolletjes en knijpertjes, die bros en knappend zijn.

In de omgeving van Meppel noemt men deze slappe koeken wel flèrren (een flèr is een klap met een slappe hand bijv. tegen de wang, of met de schötteldoek).

 

Rolletjes

1 pond tarwebloem

½ pond witte suiker.

100 gram witte bast. suiker.

175 gram boter.

2 à 3 eieren.

als smaakje iets citroensuiker, of citroenolie, of kaneel.

3 à 4 dl. water.

De witte suiker oplossen in wat water. De bloem in een kom doen, de basterdsuiker, de gesmolten boter, de eieren en het smaak je toevoegen en er met de opgeloste suiker en het water een dun beslag vann maken. Dit zo mogelijk een tijdje laten staan.

Het ijzer invetten met boter (alleen eerste keer), in het hete ijzer een schepje beslag doen en aan beide kanten gaarbakken Uitnemen en direct om een stokje rollen, de steel van een houten lepel.

 

Knijpertjes

1 pond tarwebloem.

½ pond boter.

400 gram witte, of witte basterdsuiker.

3 eieren.

Doe alle ingrediënten in een kom, snijd de boter in kleine stukjes en kneed alles tot een soepele bal. Draai hiervan kleine balletjes. Leg deze in het hete ingevette ijzer, knijp zachtjes en bak ze aan beide kanten gaar.

Neem ze uit het ijzer en leg ze plat op tafel, of leg ze in een trechter, zodat een hoorntje gevormd wordt. (Het ijzer behoeft alleen de eerste keer ingevet te worden).

 

www.oud-schoonebeek.nl