1925 Brieven uit Schoonebeek

Artikelindex

 

Uit de Coevorder Courant 1925.

 BRIEVEN uit SCHOONEBEEK.

Schoonebeek Oct. 1925.

Amice Christoffel

Bij je vertrek naar elders heb ik je de belofte gegeven, je met het nieuws van Schoonebeek op de hoogte te houden. En hoewel het me zwaar valt mijn woord te houden, zal ik toch wel aan m'n belofte moeten voldoen, want van alle spreekwijzen, die dagelijks op dat gebied mij verontrusten, treft mij wel het meeste: Een man, een man, een woord, een woord, Ik wil dan ook een man van mijn woord zijn, want vriend Christoffel zal nooit van mij kunnen zeggen, dat ik geen fatsoenlijk man ben.

Vreemd keek je zeker op, toen je zoopas las, dat het me zwaar zal vallen, omdat van jouw standpunt bezien, daartegen toch niet het minste bezwaar zal bestaan. Laat ik je geheugen echter even mogen opfrisschen, Je weet toch wel, dat ik daarbij beloofd heb, je met een en ander op de hoogte te houden, door middel van de pers, door middel van een courant, die in Oost en West, Zuid en Noord gelezen wordt, t.w. de "Coevorder Courant", waar je altijd het eerste naar greep, als de post je des Zaterdags van lectuur voorzag.

Zie, daar wringt hem de schoen, ik zie er tegen op, omdat velen mijn brief onder de oogen zullen zien en daarbij wellicht hun critiek niet zullen sparen, waar ik vreeselijk bang voor ben. Zoo iets zou voor jou, welsprekende Christoffel, zelfs een aansporing zijn om brieven te schrijven, maar voor mij is het een spook, dat ik vrees. 't Helpt me echter niets zover, ik heb me verbonden en het schrijven der "Coevorder Courant" heeft zich bereid verklaart wereldkundig te maken van wat zich in het stille Schoonebeek afspeelt of zich afgespeeld heeft, want ook over het verleden hoop ik je een weinig in te lichten.

Wat vliegt die tijd toch om. 't Is nu reeds twee maand geleden dat je vertrokken bent en lijkt het me slechts twee week te zijn. (Denk hieruit echter niet, dat ik me verveelde, toen je nog bij ons was; van het tegendeel kan je overtuigd zijn). Thans is October weer voor meer dan de helft voorbij en wij op Schoonebeek kunnen dagelijks zien, dat de herfst zijn intrede deed. De kleur der bladeren begint te veranderen van groen in geel, bruin enz.

Wat zal je hart popelen van verlangen om al die pracht eens te zien, die rijkdom van herfsttinten, die haast niet te overtreffen is. Ik kan me dat best indenken, want als ik dag aan dag niets anders zag dan groote muren in de nog grootere stad, zou ik heimwee krijgen naar buiten.

Men zegt wel eens, en hiermede heb ik dan op het oog de niet inwoner van Schoonebeek, dat het hier niet mooi is; maar hij die Schoonebeek gezien heeft in zijn October pracht als het zonnetje nog lekker de koude verdrijft, zal moeilijk deze meening voor waar houden. En gij, die nog nooit in Schoonebeek zijt geweest, vereer ons eens op een zonnigen Octoberdag met Uwe tegenwoordigheid (of val ons daarmee lastig want de doorsnee-Schoonebeeker is niet zoo bijzonder op "vreemd volk" gesteld) en indien hij onbewimpeld zijn meening zegt, moet deze wel in het voordeel van Schoonebeek uitvallen.

Doch, hoe het oordeel ook moge zijn, wij Schoonebeekers zullen ons niet laten ontnemen, datgene wat wij in elk geval hebben, t.w. de overtuiging dat Schoonebeek een dorp is met veel natuurschoon. Waarlijk, wij kunnen het ook niet helpen, dat velen tegenwoordig geen oog meer hebben voor het vele schoone, dat zich in de vrije natuur aan onze, al niet veel ziende, oogen vertoont, en onze tevredenheid daarover zal in geen ontstemming overslaan als deze of gene zich minachtend mocht uitlaten over ons mooie Schoonebeek.

  

Jij bent wel geen "geboren" Schoonebeeker, maar toch heb jij Schoonebeek naar waarde beoordeeld. Je was maar eenige maanden hier en daarom zal ik nu niet zoozeer het nieuws schrijven dat hier is, maar je een beetje met de toestand, alsmede met de inwoners van Schoonebeek op de hoogte houden. In die korte tijd, dat je hier geweest bent, heb je wel Schoonebeek, maar niet de bevolking leeren kennen. Zoo nu en dan zal ik, naar ik van plan ben, je iets van hun karakter en gewoonten mededeelen.

Zoostraks heb ik gezegd, dat de doorsnee Schoonebeeker niet zoo bijzonder op vreemd volk gesteld is; dit is eenerzijds ook geen wonder.

De ligging van deze plaats in een uithoek der Provincie Drenthe is zoodanig, dat men niet veel merkt van het drukke verkeer, al is gelukkig hierin, mede door aanleg van diverse wegen en niet te vergeten door middel van den nog altijd sinds 1878 meen ik, met zijn oude pakje, waarop hier en daar door zijn moeder wel zorgvuldig en met veel overleg op de juiste plaatsen een nieuw lapje voorzichtig is opgenaaid, gestoken en desniettegenstaande in schitterende (?) toestand verkeerende klinkerweg naar Coevorden, een verandering ten goede te bespeuren.

Wat men zich voor eenige jaren als een onmogelijkheid zou denken, t.w. de instelling van een autobusdienst, is thans ook verwezenlijkt, zoodat alle kans bestaat, dat Schoonebeek nog eens geheel uit zijn isolement verlost zal worden, waarvan ongetwijfeld het gevolg zal kunnen zijn, dat door die veranderde omstandigheden de Schoonebeeker in tegenstelling van vroeger, op "vreemd volk" gesteld zal zijn.

Ik zie wel dat ik al heel wat letters op papier heb staan, en moet in mijn brieven rekening houden met de mij afgestane ruimte, zoodat ik deze keer er alleen nog maar aan toe zal voegen eenige herinneringen, verbonden aan den laatstgenoemden weg.

Over die weg gesproken, ik geloof dat iedere Schoonebeeker het wel met iedere Coevordenaar eens zal zijn, dat dit een weg is die in zoodanigen toestand verkeert, dat men er tegenop moet zien hem, uitgezonderd dan te voet, af te leggen. Doch aangezien het geen gewoonte meer is, dit te voet te doen, wordt gebruik gemaakt : van rijwiel of wagen. In dit laatste geval is het echter een marteling om Coevorden te bereikem. Men heeft wel eens gezegd dat de menscn zichzelf het meest plaagt en ik ben er van doordrongen dat dit juist is. Waarom gaat men niet te voet naar Coevorden ? Laat men zich toch niet te veel aan de mode storen om altijd anders dan te voet de plaats van bestemming te bereiken.

Jij en ik zijn dan ook altijd verstandiger geweest, (want op mijn eerewoord Christoffel en ik zijn verstandige menschen) om noch van fiets, (alhoewel we zulk een genotmiddel wel bezaten) noch van een wagen (die we uit oorzake van nog niet kapitaalkrachtig zijn, niet ons eigendom konden noemen) gebruik gemaakt, omdat we ik zal er maar eerlijk voor uitkomen, ons leven niet in gevaar durfden te stellen.

Misschien zal deze of gene, die dit leest, om onze vrees lachen Christoffel, maar dat is niet zoo erg. "Wie 't laatst lacht, lacht ‘t best" zegt het spreekwoord en we hebben het ervaren, is ‘t niet zoo.

'k Herinner me nog als de dag van gisteren, hoe we door een zeker iemand, (ik zal zijn naam niet aan de algemeene verachting prijs geven) hartelijk werden uitgelachen toen hij ons op z'n nieuwe "kar" (van welke fabriek de fiets kwam doet niets terzake; want wat volgde was niet te wijten aan de minderwaardigheid van het rijwiel) voorbijrijdende, toen wij als naar gewoonte per voet naar Coevorden gingen, omdat we niet per autobus van den heer Van Eck konden gaan, om de hierboven genoemde reden. Toen hij ons dan bespotte zuchtten wij, niet om ons zelf, neen, wij zijn edelmoedige menschen, mijn vriend Christoffel en ik, maar om het lot dat onzen bespotter beschoren kon zijn.

Als wij per fiets naar Coevorden zouden moeten, dan zouden wij wel eerst onze zaken voor niet al te korten tijd hebben geregeld en zeer hartroerend afscheid hebben genomen,van familie, vrienden en bekenden, want ook wij alhoewel we heel brave menschen zijn beliepen de kans, dat voorvork of ander lichaamsdeel van het stalen ros door de groote krachtsinspanning in twee of meer stukken brak, met een natuurlijk noodwendig gevolg, dat we op minder aangename wijze met de straatsteenen kennis maakten en (op kosten der gemeente) in de Aleida Kramerstichting te Coevorden eenigen tijd zouden moeten worden verpleegd, teneinde weer in oorspronkelijken staat te geraken.

Onze uit edelmoedigheid voortspruitende vrees voor het lot van den wielrijder bleek aanstonds gegrond te zijn. Niet lang na het tijdstip waarop hij ons passeerde, haalden wij hem weer in, niet omdat wij zoo hard liepen, maar omdat hij, pardon, ik bedoel zijn fonkelnieuwe fiets in meer stukken lag dan hem lief was.

Door voorbijgangers (dat waren wij) werd natuurlijk de helpende hand geboden, een eigenschap, die allen Schoonebeekers eigen is, volgaarne kwaad met goed vergeldende. Is men genoodzaakt per voertuig naar Coevorden te reizen dan is het niet veel beter. Wel zal de voorvork niet breken, om de eenvoudige reden, dat in den wagen geen voorvork thuis behoort en diensvolgens ook gewoonlijk geen deel daarvan uitmaakt, geen een ieder bij diepgaande studie en deskundige voorlichting wel duidelijk zal zijn, maar toch zal men goed doen een kleine apotheek mee te nemen voor allerlei kwalen, die zich tijdens de reis kunnen openbaren.

Beste Christoffel, je weet met welke ernst, die mij buitendien eigen is, ik dit schrijf. Doch hoevelen zullen daar licht over denken, niettegenstaande de zaak ernstig genoeg is. Immers, men beloopt kans genoodzaakt te worden, al is het op eenigszins andere wijze dan toen wij (ik bedoel het Nederlandsche volk, want jij en ik hebben dat zelf niet beleefd) onder het Spaansche juk zuchtten, dat men erge last van hoofdpijn krijgt, dat alles wat men voor de reis met smaak verorberd heeft (want je weet wel, dat alle Schoonebeekers met smaak eten, anders eten ze niet), langs den niet natuurlijken weg te voorschijn komt, enz., niet te vergeten, dat het den reiziger, voornamelijk in dezen tijd van het jaar groen en geel voor de oogen wordt, door alle ellende, die hij beleeft. Ik zal hopen, Christoffel, dat de luchthartige, die met minachting of medelijden op ons neerzag, omdat wij niets dan beren en leeuwen op den weg naar Coevorden zagen, zijn spottenden toon heeft laten varen, niet om ons, want wij, dat zal jij je nog wel herinneren, zijn altijd al bespot, zoodat wij er aan gewoon geraakt zijn, maar omdat hij heeft gezien, wat het is den straatweg naar Coevorden te moeten passeeren.

Echter bestaat alle hoop dat er nog eens verbetering zal worden aangebracht in dezen onhoudbaren toestand, doch daarover een volgende keer.

Wees voorloopig  blij, dat al heeft het me vele zweetdruppels gekost, ik het zoover gebracht heb. Schrijf me eens terug hoe je het in de nieuwe standplaats maakt; de eene dienst is de andere waard.

Vele groeten van je vriend

  

www.oud-schoonebeek.nl