Nieuw Schoonebeeks historie
Greep uit Nieuw-Schoonebeeks historie (1)
Grensgebied was in verleden herhaaldelijk, twistappel,
door E. Karst Jr.
Nieuw Schoonebeek, een naam, die eerst ontstaan is in het begin van de vorige eeuw, toen de Schoonebeeker boeren hun boeën, veestallen met weidegrond, aan Münsterlandse kolonisten bij wijze van spreken voor een appelen een ei verkochten. Het zou werkelijk de moeite lonen, alle motieven, die tot verkoop aanleiding gaven, eens rustig na te gaan, maar dat ligt deze keer niet in onze bedoeling.
Deze keer willen we namelijk eens het licht laten vallen op dit deel van de Schoonebeeker samenleving, om daarbij in het bijzonder een episode in herinnering te roepen, die uitsluitend in een grensstreek denkbaar is. Want het tegenwoordige Nieuw Schoonebeek is vóór alles grensgebied. Ten Zuiden en ten Oosten is het volkomen door "vijandelijk" gebied ingesloten. De zuid grens wordt immers gevormd door het Schoonebeekerdjep, de oostgrens door een al dan niet denkbeeldige greppel; in beide gevallen worden we hier met de Nederlands Duitse rijksgrens geconfronteerd.
lngesloten door "vijandelijk" gebied
Vooral de laatstbedoelde, onduidelijk aangegeven grens gaf in vorige eeuwen onophoudelijk reden tot klachten en naar onze stellige overtuiging hebben de Schoonebeeker eigenaren daaronder het meeste te lijden gehad. In dit opzicht deelden ze het lot van de Roswinkeler boeren, die bij Noordelijker grensincidenten ook het spit moesten afbijten. De correspondentie die door de hierbij betrokken autoriteiten werd gevoerd, vormt lijvige portefeuilles. Af en toe werd een zgn. conventie gesloten, die bedoelde aan de voortdurende geschillen een eind te maken, maar het heeft de schijn, dat zij die hierbij betrokken waren, rustig met activiteiten verder gingen, als de overeenkomst niet naar hun wens was uitgevallen. Mogelijk, dat beide partijen zich, verongelijkt achten. Waar een plaatselijke autoriteit in deze bijna ontoegankelijke gebieden ten enenmale ontbrak, speelde men noodgedwongen eigen rechter en zij, die bij dergelijke gelegenheden aan het kortste eind trokken, wisten niets beters te doen, dan bij het gewestelijk bestuur om hulp aan te kloppen.
Conventie van 1784
Verdiepen we ons een ogenblik in de conventie van 11 October 1784 gesloten tussen de Staten Generaal en de Bisschop van Munster, waarbij de grensscheiding tussen Groningen en Drenthe met het Munsterse gebied werd geregeld.
Geloof maar dat het een lange lijdensweg is geweest, voor men zover was. En degenen, die gehoopt hadden, dat daarmee de strijdbijl tussen de bewoners van het grensgebied voorgoed begraven was, kwamen faliekant uit. Dat hebben de Schoonebekers aan de lijve ondervonden, Tussen de Duitse “dorpen” Hesepe en Rhuhle en het Nederlandse Schoonebeek lag een compascuum, beter zouden we kunnen zeggen een niemandsland. Kilometers breed, dat zich langs de hele grens uitstrekte. Dit mocht door boeren uit deze plaatsen worden gebruikt voor beweiding.
En nu is het juist dit niemandsland geweest, dat oorzaak van de meeste klachten werd. Hierop werden begerige blikken gericht door Münsterlandse kolonisten, die zich min of meer als eigenaren gingen aanstellen en het gebruik door de Schoonebekers illusoir maakten. Dit nam zelfs zulke vormen aan, dat er min of meer sprake was van een kolonie, later bekend onder de naam Heseper en Rühlertwist, thans welvarende streken aan de Zuid Oostgrens van Nieuw Schoonebeek gelegen. Terloops zij vastgesteld, dat deze dorpen oudere papieren hebben dan het tegenwoordige Nieuw Schoonebeek, dat als dorp pas dateert van het begin der vorige eeuw. Dit blijkt trouwens uit verschillende omstandigheden, waarvan we in dit verband alleen maar willen wijzen op het feit, dat de Rooms Katholieke Nieuw Schoonebeeker kolonisten van de negentiende eeuw (eerste helft) in HesepertwIst kerkten.
De verleiding is groot op dit laatste verschijnsel dieper in te gaan, maar dan raken we te ver van ons onderwerp af. Misschien dat we later nog eens gelegenheid vinden, na te gaan, waarom de Bisschoppelijke troepen het eens zo bont maakten, dat de Nieuw Schoonebeeker kerkgangers uit de kerk te Hesepertwist werden "geknuppeld"!
Kind van de rekening
Over bedoelde Münsterse kolonisten regende het mettertijd klachten en moeten we de vergeelde "paperassen" geloven, dan werden de Schoonebeeker boeren keer op keer het kind van de rekening. Twee verschillende zaken waren het, die de Schoonebekers veel zorg bereidden, t.w. de beweiding der grenslanderijen en de wateroverlast.
Rustig lieten de Münsterlandse kolonisten hun rundvee op het aan Schoonebeek, Rühle en Hesepe toegewezen weidegebied grazen en als de Schoonebekers op hun beurt hetzelfde wilden doen, werden ze daarin op allerlei manieren belet. Tot onze spijt hebben we niets kunnen vinden over het verweer van de Rühler en Heseper boeren, die toch evengoed in hun eigendomsrecht aangetast werden als de Schoonebekers. Vermoedelijk zullen de Duitse archiefstukken hierover licht kunnen verschaffen.
Vrijwel machteloos stonden de Schoonebekers er tegenover.
Geen wonder, het, tegenwoordige Nieuw Schoonebeek kende in die tijd nog geen aaneengesloten bebouwing. Het werd uitsluitend gevormd door enige tientallen boeën, waarvan de boeheers (herders) geen kans kregen en misschien ook geen lust hadden, zich tegen deze overmacht te verzetten. En lukte het de Duitse kolonisten niet om beweiding door Schoonebekers te voorkomen, dan dreigde voor laatstgenoemden beslagneming van het vee, dat slechts tegen betaling van hoge losprijzen werd terug gegeven. .,
Wateroverlast
En dan de wateroverlast. Uit de aard der zaak speelde het Schoonebeekerdiep hierbij de hoofdrol.
"Naturgemäsz" liet men het water naar het lager gelegen Nederlandse gebied aflopen, wie zou hen dit kwalijk nemen? Maar de Schoonebekers zaten met de last.
Het provinciaal bestuur (Drost en Gedeputeerden) zag geen mogelijkheid deze aangelegenheid te regelen. Men wendde zich tot de staten Generaal, maar wat de wateroverlast betrof, liepen de meningen van het provinciaal bestuur en de landsregering volkomen uiteen. Was het provinciaal bestuur voorstander van de cultivering van dit onbegaanbaar grensgebied, de landsregering daarentegen vreesde moeilijkheden als dit gebied zodanig zou worden ontsloten, dat het begaanbaar werd gemaakt.
Dan zou immers meer dan ooit met de mogelijkheid van vijandelijke invallen rekening moeten worden gehouden. Hier werd dus hetzelfde liedje gezongen als door de Coevorder commandant, die zich steeds verzette tegen drooglegging van de gebieden om Coevorden gelegen.
In originali ligt voor ons het volgende document, dat een, beeld geeft van de moeilijkheden.
Curiositeithalve zullen we het woordelijk overnemen. Het luidt als volgt:
"Bekennen en verklaren wij onderschrevene, uit de mond der Broekhoeders" (hiermee zijn de boeheers bedoeld, die hun vee in het broekland 1ieten weiden) "van de Wed. Maags alsmede van Hekman gehoort te hebben, dat de ingezetenen van de Munstersche nieuwe kolonie gedreigt hadden de beesten van de bovenste Schoonebeeker Boeën" (dus de meest
Oostelijk gelegen boeën, die meer dan welke ook in de gevaarlijke zone lagen) “'te Willen schutten en dus gemelde in hunne voorige weidingen stooren, alsmede dat van gemelde colonisten geweest waaren bij de dammen der bovenste Boon om deze af te werpen.
In oorkonde der waarheid, zo hebben wij deezen eigenhandig ondertekent.
Actum Schoonebeek den 16 Febr. 1789.
(Get. H. MEPPELINK
JAN ALBES
GEERT VAN ENGEN.
Greep uit Nieuw Schoonebeekse historie (II)
Grenstractaat van 1824 maakte einde aan veel moeilijkheden
Gemeenschappelijke weide: bron van ergernis
Nadat de Eigenerfden van Schoonebeek zich tot Drost en Gedeputeerden hadden gewend werd door dit college aan de Schulte van Dalen (waaronder Schoonebeek toen ressorteerde)
opdracht verstrekt een uitvoerig rapport in te dienen. Bij schrijven van 17 Februari 1789 voldeed deze hieraan onder het motto: "Rapport van de Scholtus Kymmel aan de Edele Mogende Heeren Drost en Gedeputeerden Staten der landschap Drente van Sijne bevinding van zaaken jn de Schonebeeker Twist".
Uit dit rapport blijkt, dat de "Burgemeester" zich op 27 Augustus 1788 (de man heeft dus niet minder dan een half jaar nodig gehad om zijn bevindingen op schrift te stellen) naar Schoonebeek en ,,'s anderen daags na de Twist heeft begeven. Zijn conclusies laten wij hieronder volgen.
Kleine grensverkeer uit den boze?
1. De Münsterschen hebben ongeveer een kwartier gaans van de vastgestelde grens,"linie of scheidinge", bij de Haneken en Hekmans boeën reeds een aanmerkelijk getal huizen (52 á 53 stuks), hutten en schuren gebouwd. Dit was dus op eertijds Nederlandse grond, die tengevolge van de conventie van 1784 aan de Bisschop van Munster was toegewezen. De Schulte vatte zijn taak wel serieus op, door namelijk het aantal der Münsterlandse kolonisten op Duits gebied stuk voor stuk te tellen.
- In de Twist is al veel land klaar gemaakt, dat met boekweit, het gewas bij uitnemendheid, rogge, aardappelen, etc. "wordt beteeld". Het water uit de moerassen zowel als van het gecultiveerde land wordt via gruppen en sloten afgeleid en "die van Schoonebeek op de hals gevoerd tot groote schade van deselve".
- De Münsterlandse kolonisten, leggen een dijk aan, die "reeds tot een redelijke perfectie is gebracht”. Langs deze dijk passeren de kolonisten, van Hesepe, ook wel Kerk Hesepe genoemd, met paard en wagen.
- "Boven" de Twist, bij het zgn. Zwarte Water is op een zandkop een begin gemaakt met de bouw van een kerk en de aanleg van een begraafplaats. Terloops zij vermeld, dat de R.K. kerk te Nieuw Schoonebeek pas dateert van 1849; de eerste vestigingen aldaar van plm. 1815,
Uit het vervolg van het rapport blijkt, dat de Schulte tot de conclusie kwam, dat voren bedoelde werkzaamheden ontegenzeggelijk op Münsters territoir zijn uitgevoerd.
Advocaat
Op grond van de conventie van 11 October 1894 kon hiertegen van Nederlandse zijde niet worden geprotesteerd. Volgens hem geeft de verstekte waterafvoer uit de “wilde en woeste moerassen" op Nederlands gebied voorzeker reden tot ongenoegen, maar z.i. zullen daartegen wel geen maatregelen kunnen worden genomen. Heeft het tot dusverre de schijn, dat de Schoonebekers in hun Schulte geen goede advocaat hadden getroffen, dan blijkt deze conclusie, als we het rapport verder volgen, toch voorbarig te zijn.
Van veel meer betekenis en voor nu en voor de toekomst acht de Schulte de handelwijze van de Münsters kolonisten om, tegen de uitdrukkelijke letter van de conventie, een dagelijks gebruik te maken van het compascuum, (gemeenschappelijke weidegrond) 't welk de bewoners van Schoonebeek, Rühle en Hesepe met uitsluiting van anderen bij artikel 3 van het verdrag is toegestaan. Ook worden door de Münstersen reeds grote gedeelten groenland tot hooiland gemaakt en nota bene privaat verdedigd! En dit betreft gronden, die vroeger alleen door Schoonebekers of ook in gemeenschap met Hesepe of Ruller eigenaren geweid werden.
Afdoende maatregel
Vooral dit laatste zette bij de Schoonebekers kwaad bloeden het moet tot hun eer worden gezegd, dat ze op een maatregel aandrongen, die afdoende zou blijken. Best begrepen ze, dat gemeenschappelijk weideterrein een voortdurende bron van ergernis zou blijven, een terrein dus waarin Nederlandse en Duitse boeren deelgerechtigd waren.
Even halen we de schouders op nu onze gedachten verwijlen bij de moeilijke grenspassage van de tegenwoordige tijd. Eeuwen lang heeft men ongehinderd de grens kunnen passeren, we hebben het over de grensbewoners, die eigenlijk nooit een grens gekend hebben, maar sinds de laatste wereldoorlog schijnen de autoriteiten van oordeel te zijn, dat het kleine grensverkeer principieel uit de boze is.
Eerst dachten wij, grensbewoners, dat de Engelsen, die van huis uit geen "land", grenzen kennen, daarvoor aansprakelijk moesten worden gesteld, maar de toestand is er weinig beter op geworden sinds de beide hierbij betrokken landen deze affaire naar welgevallen kunnen regelen.
Laten we er alsjeblieft voor waken om aan dit abnormaal verschijnsel te wennen. En dan te bedenken, dat men allerwegen de West Europa idee propageert!
Uithoek
Aan deze drastische beperking van het grensverkeer hebben sommige voorheen bloeiende grensstadjes te danken, dat ze in een uithoek zijn komen te liggen en zo niet ten dode opgeschreven, dan toch een kwijnend bestaan lijden.
De Schoonebekers, om tot de zaak zelf terug te keren, drongen er dan ook sterk op aan, dat de grensstenen, die de scheiding aangaven, vervangen werden door een flinke sloot.
De ellende, verbonden aan het gemeenschappelijk weidebezit was dan immers geleden, want noodgedwongen zou iedere partij aan eigen kant moeten blijven. Om aan dit verzoek kracht bij te zetten verwees men naar de Münsterse bedreiging, voor het geval de Schoonebekers het weer dorsten te wagen hun vee in het grensgebied (het compascuum) te gaan weiden.
Het zou evenwel nog tot 1824 duren voor aan de alleszins redelijke wens van de Schoonebekers tegemoet werd gekomen. Het grenstraktaat van 2 Juli 1824 tussen de koninkrijken der Nederlanden en Hannover, gesloten te Meppen, stelde pas orde op zaken.
Met vermelding van het vorenstaande hebben we pas iets naar voren gebracht over de moeilijkheden, die de "Nieuw Schoonebekers" aan de omstandigheid, dat ze in het grensgebied woonden, te danken hadden. Te zijner tijd hopen we hierover meer te publiceren.