1939 Op den kansel
Op den kansel
door
E. Karst Jr.
De korte winterdag spoedt ten einde. Wel is het nog maar drie uur in den namiddag, doch de zon is reeds een uur geleden achter donkere wolken schuil gegaan, welke zich elk oogenblik van hun blanken inhoud kunnen ontdoen. Reeds beginnen de eerste vlokken te dwarrelen en al vrij spoedig is de besneeuwde grond met een versche laag bedekt. Juist een kolfje naar mijn hand, omdat zoodoende alle menschenlucht uit het veld verdwenen zal zijn. Een veertig meter verwijderd van den kansel, welke de dorpstimmerman met alle kunst en vliegwerk in een hooge den in het centrum van het jachtveld heeft laten verrijzen, heb ik namelijk een afvalplaats aangelegd, om zoodoende vossen en ander roofwild te lokken. Inzonderheid de vossen maken het de laatste jaren al te bont, en al gun ik deze sluwe roover naast z'n dagelijks muizenmenu ook af en toe een fazant, toch dient gezorgd te worden, dat hun getal zich niet te sterk, vermeerdert en hun interesse voor "mijn" wild niet te groot wordt. Om deze roode vrijbuiter met vergift en klemmen te lijf te gaan, acht ik onweidelijk en een eerlijk jagersman onwaardig, neen, zoo mogelijk moeten overtollige exemplaren door een fatsoenlijk jagersschot naar den vossenhemel verhuizen. List tegenover list, dat geeft pas de voldoening, welke de bemachtiging van een lid der Malepartusfamilie kan schenken. Zoo heb ik dan in den loop van het najaar alle slachtafval en wat maar meer voor een vos aantrekkingskracht bezit verzameld en vóór den kansel gedeponeerd. En niet zonder succes, want reeds meerdere malen heb ik kunnen constateeren, dat Reintje op deze plaats geen onbekende is. Ook in den voormiddag stonden z'n prenten in de sneeuw, en had hij naast de muizenvangst, welke bij het winterweer van thans blijkbaar niet voldoende had opgeleverd, een bezoek aan de afvalplaats gebracht. Hier hoop ik hem tegen den avond mijn opwachting te maken en tegen den tijd dat anderen na volbrachten arbeid zich gezellig om den haard schikken heb ik mijn kansel in hoogere regionen beklommen. Reeds vaak zat ik hier te mijmeren, ook als 's levens last zwaar drukte.
Wel is het hier dubbel koud, maar dank zij de voorzorgsmaatregelen heb ik niets te klagen. Mijn "loopers" steken in een behoorlijke zak met haksel, die op den bodem van den kansel rust en de zwaar gevoerde jas zorgt, dat ik geen rillingen krijg en een verkoudheid of nog erger oploop. De hond is natuurlijk thuis gebleven en het eenige gezelschap hierboven is mijn trouwe dubbelloop en een goede nachtkijker. Rustig kan ik thans de komende dingen afwachten.
Inmiddels heeft de rijzende maan schoon schip gemaakt en komt vriendelijk lachend achter het wolkendek te voorschijn. Welkom, trouwe begeleidster op nachtelijke tochten. Dubbel welkom thans, nu zonder uw hulp, mijn aanzit tevergeefs zoude zijn.
Hier en daar kraait een haan, die zich door haar bij den neus laat nemen. Helder strekt het maanbelichte sneeuwveld zich voor mij uit. Als een sprookjeslandschap ontrolt het landschap zich voor mijn blik. 't Is bijna daghelder en met mijn gewapende oogen kan ik bij deze gunstige weersomstandigheden mijlen ver in het rond zien.
Rechts achter mij, waar over een breedte van een paar honderd meter een berkenopslag zich tot een formeel bosch begint te ontwikkelen, breekt af en toe een takje. Ik kan echter, zonder m'n hoofd te draaien, niets ontdekken en om het hoofd om te draaien is te riskant. Mijn geduld wordt al vrij spoedig beloond door den aanblik van een behoorlijk ontwikkelde reebok, welke dwars over de ondersneeuwde roggeakker trekt. Den ganschen zomer heb ik hem niet gezien, al verrieden de ontvezelde stammetjes mij zijn aanwezigheid. Het edele dier heeft ook maar niet het minste van mijn aanwezigheid ontdekt en trekt ongestoord verder, af en toe met de voorpooten de sneeuw verwijderende om een paar sprietjes rogge te grazen.
Een haas, dat vanuit de dichte heide komt aanhuppelen maakt af en toe een kegel, als drongen onverklaarbare en dus tot voorzichtigheid manende geluiden tot hem door. Vrij spoedig zet het koers naar het een of andere tuintje, waar nog eenige koolstronken zijn over- gebleven om de ledige maag te kunnen vullen. Ook voor Mummelman is de disch tegenwoordig karig gedekt. Zoolang evenwel geen ijzellaag de sneeuw bedekt gaat het nog wel, maar o wee, als zulks het geval is. Dan is niet alleen schraalhans keukenmeester, maar valt ook vaak menig huppelaar aan het roofwild ten offer. Het wild maakt dan een zware tijd door en gelukkig, dat zich inzonderheid in den laatsten tijd de moreele verplichting voor den jagersman baan breekt om zoo noodig de helpende hand te bieden. Geluidloos neemt het aardige steenuiltje op den rand van den kansel plaats. Ik verroer mij niet. Toch vertrouwt het de malle figuur niet, die zoo dicht bij is en het lijkt alsof in de barnsteenkleurige oogjes een vraag ligt opgesloten. Even onhoorbaar als het gekomen is, verdwijnt het ook weer om elders zijn "bloedig handwerk" .uit te oefenen. Eerlijk gezegd, heb ik het laatste half uur weinig aandacht aan den vos besteed, terwijl het niet onmogelijk is, dat bij onder den kansel staat te pekelen.
Ik neem den kijker opnieuw terhand en waarlijk, in de verte komt een lange figuur nader sluipen, welke zich moeilijk als iets anders, dan een vos zal kunnen ontpoppen. Alzoo misschien geen vergeefsche moeite en bijkans besluipt mij de jachtkoorts. Thans is zij verdwenen achter een beboscht weggetje, maar al vrij spoedig verlaat zij deze dekking en treedt de vos, want dat is het inderdaad, in het volle maanlicht. Jammer dat na eenige oogenblikken een donkere wolk het zjcht aanmerkelijk beperkt. Gelukkig is dat maar van korten duur. Haast schijnt Reintje niet te kennen. Met een volle maag behoefde hij het zich niet gemoedelijker te maken. Schjjnbaar onbewogen zit hij den omtrek te verkennen. Ik weet evenwel beter en zijn fijnbesnaarde zintuigen zijn nooit meer in actie dan thans het geval is. Toch zullen hem deze, als mij niet alles tegenloopt, niet voor een dommen gang bewaren. Daarvoor is mijn kansel te hoog. En al sluipt hij ook met een wijden boog onder den wind op de afvalplaats toe, zijn reuk waarschuwt hem niet voor het dreigend gevaar. Zachtjes komt hij nader. Aan het zacht gekraak van boom en kansel stoort hij zich niet; een bewijs dat het bekende geluiden voor hem zijn geworden en dat hij geen gastvoorstellingen in mijn revier geeft.
Reeds is hij binnen mijn bereik. Volledige bewegingsvrijheid heb ik echter allerminst en ik zal dus moeten afwachten tot hij de plaats van bestemming bereikt heeft. Anders kan het zijn, dat hij met de schrik of wat nog veel erger is, met een doodelijk schot aan den horizont verdwijnt. En daarvoor houd ik te veel van dezen eerlijken roover, die ook zijn recht op een bestaan heeft en op waardiger wijze dit ondermaansche vaarwel moet zeggen. Neen, ook deze vos zal het schot niet hooren, dat hem velt en daarom, geduld geoefend tot hij zich tegoed doet aan alles wat voor hem bereid is. Alras is het zoover, maar nu staat hij spits van achteren naar mij toe en acht ik een schot op dezen afstand te gewaagd. Daarom nogmaals list te baat genomen. Ik neem hem op het nachtvizier en laat tegelijkertijd een schil muizengepiep hooren. Dat heeft succes. Zich een halve slag omdraaiend hoopt hij de verlokkende toonen nog eens te vernemen, maar in plaats daarvan kromt mijn vinger zich en is de ontknooping daar. Juist, zooals ik gewenscht heb, is het einde gekomen. Na het schot heeft hij geen looper meer verroerd, alleen zwaaide de lont nog een keer heen en weer en zoo behoefde de tweede loop niet in actie te komen. Na mijn beenen uit hun enge kluis bevrijd, en de spuit ontladen te hebben, daal ik de ladder af en constateer tot mijn voldoening, dat het een exemplaar is om jaloersch op te worden. Een oude rekel, die de moeite waard is. Hoeveel broedende fazanten zal deze wel niet naar de maan geholpen hebben om over patrijzen niet te spreken. Werkelijk het mooiste exemplaar, dat ik tot nog toe schoot. Daar wil ik mijn vrouw mee verrassen, nadat de bontwerker het zijne er aan gedaan heeft, zoodat zij ruimschoots vergoeding ontvangt voor de eenzame avond, die ik haar heb veroorzaakt. De vos verdwijnt in den rugzak en met deze last bezwaard valt. de terugweg kort. Blij gestemd en vol nieuwe arbeidslust keer ik huiswaart. Wederom heb ik mogen ervaren, dat de jacht alle dagen nieuw is, mits hij weidelijk wordt uitgeoefend.