Patriotten in Drenthe
Patriotten in Drenthe
een schriftelijke neerslag van de speeches voor de Picardtclub van 9 november 1987
door dr. G. Groenhuis Prof. dr. M.G. Buist H. D. Minderhoud
dr. G. Groenhuis
Kerk en de patriotten in Drenthe.
In Herinneringen van een schoolmeester vertelt de bekende schrijver van kinderboeken W.G. van der Hulst het volgende voorval uit zijn leerjaren als onderwijzer in hope. Er moest een opstel worden geschreven voor de geschiedenisleraar. Het onderwerp: de patriottentijd. Hoewel hij wist dat zijn leraar naar de geest van de tijd een vurige oranjeklant was, koos de jonge Normaalschoolleerling onverbloemd partij voor de enthousiaste patriotten. Hij eindigde zijn opstel met een citaat van de dichter patriot Bellamy:
"Wij leven voor ons vader land;
Dit zegt ons brandend hart;
Hem, die zijn vaderland versmaadt;
Verachten we in ons hart."
Kort nadat de jongen het opstel ingeleverd had, kreeg hij langs een omweg te horen dat zijn werk weinig genade gevonden had. Het oogstte een vier. De dochter van de leraar, een klasgenootje, bracht hem het vernietigende oordeel over: "Mijn vader zegt: "Het opstel is heel goed geschreven, maar die jongen is gek". (1).
Als W.G. van der Hulst het patriottenjaar 1987 had mogen beleven, zou hij hebben ontdekt dat zijn positieve gedachten over de patriotten zo gek nog niet waren. Oude opvattingen zijn verdwenen of worden opnieuw onderwerp van historisch onderzoek en in de recente geschiedschrijving genieten de patriottische vernieuwers van de achttiende eeuw veel sympathie. Ze worden niet meer als slaafse navolgers van het Franse voorbeeld gezien, maar erkend als baanbrekers naar nieuwe structuren in staat en maatschappij.
Over één van de traditionele opvattingen over de patriotten die aan een herijking toe zijn, wil ik het vanmiddag met u hebben. Ik doel op de opvatting dat de tegenstelling tussen prinsgezinden en patriotten nagenoeg samenviel met die tussen gereformeerd en niet gereformeerd.
U kunt haar ook in de Geschiedenis van Drenthe van 1985 nog vinden. Daarin zegt de Utrechtse kerkhistoricus O.de Jong: “De predikanten van de gereformeerde, zijnde de bevoorrechte kerk, waren merendeels prinsgezind; de voorgangers van de andere groepen waren voornamelijk patriot" (2.
Waarin Drenthe vrijwel iedereen tot de gereformeerde kerk behoorde, ligt de conclusie voor de hand: gereformeerde predikanten zullen in de patriottenbeweging in het landschap geen rol van betekenis hebben gespeeld. Maar die conclusie is onjuist! Tenminste acht predikanten waren patriotgezind. Een aantal daarvan keerde zich in de meest felle bewoordingen tegen de Oranje stadhouder en zijn dienaar de drost van Drenthe. In de haarden van de patriottenbeweging in Drenthe: De Wijk, Meppel, Hoogeveen en een aantal dorpen op de Hondsrug als Anloo, Odoorn, Sleen en Emmen gingen de burgerbewapening en de vernieuwingsdrift van de patriotten in de jaren 1785 - 1787 niet buiten de kerk om (3). Recent historisch onderzoek heeft aangetoond dat ook in Overijssel, Groningen en Friesland predikanten van de publieke gereformeerde kerk een vooraanstaande plaats in de patriottenbeweging hebben ingenomen (4).
Nu is het zeker niet zo dat oudere historici die patriotgezinde predikanten in Drenthe nooit eerder in het vizier hebben gehad. Maar dat tastte hun opvatting over het samengaan van gereformeerd en prinsgezind niet aan. Er werd een andere conclusie getrokken. Een patriotse predikant kon onmogelijk goed gereformeerd zijn. Zodra een dominee bij de patriotten ingedeeld moest worden, kreeg hij het stempel "vrijzinnig" opgedrukt. Zo kon de tegenstelling tussen prinsgezinde predikanten en patriotse dissenters worden gehandhaafd. Predikanten die met de patriotten gemene zaak maakten, hoorden niet bij de echte gereformeerden.
Een mooi voorbeeld van deze gang van zaken in de Drentse geschiedschrijving is te vinden in de reeks artikelen die Broekhuizen aan de gebroeders Hein wijdde.
Christiaan Hendrik Hein was tijdens de patriottentijd kerspelpredikant van Meppel, zijn broer Casimir Albrecht Wilhelmus Hein stond in Hoogeveen. De eerste was prinsgezind, de tweede patriot. Casimir Hein was één van de twee Drentse predikanten die na de komst van de Pruisen in 1787 uit het ambt werden gezet.
Hij overleed in ballingschap in Lochem. Christiaan Hein werd na de komst van de Fransen in 1795 ontslagen (5).
Haast vanzelfsprekend verbindt Broekhuizen aan de politieke tegenstelling tussen de broers verschil in theologische "ligging". De Meppeler Hein wordt goed orthodox genoemd, een kampioen der kleine luiden, de Hoogeveense Hein heet vrijzinnig. Dat verschil zou al in het ouderlijk huis hebben bestaan. De rechtzinnige broer volgde zijn vrome moeder, de vrijzinnige broer drukte de voetsporen van zijn onorthodoxe vader (6).
Ik meen dat tegen de gegeven voorstelling van zaken, zowel in het algemeen, als in het voorbeeld van Casimir Hein, bezwaar kan worden aangetekend. In het algemeen kan worden opgemerkt dat te gemakkelijk met het epitheton vrijzinnig wordt omgesprongen. De term wordt niet nader gepreciseerd, omdat hij door de patriotse gezindheid afdoende bewezen wordt geacht. Maar bovendien wordt een tweedeling tussen rechtzinnigen en vrijzinnigen aangenomen, die de werkelijkheid naar alle waarschijnlijkheid geen recht doet.
Een theologenruzie die zich kort voor de patriottentijd in de Republiek voordeed en de reacties daarop kunnen als indicaties voor de juistheid van de laatste stelling worden beschouwd. De ruzie ging over de tolerantie en werd uitgevochten tussen de Leidse Van der Kemp en de Utrechtse Bonnet enerzijds en Goodricke uit Groningen anderzijds. Goodricke verdedigde het standpunt dat vrijheid van denken en spreken van het grootste belang was voor de toekomst van de kerk.
Alleen op die manier kon de weg naar voortdurende hervorming worden opengehouden. (Waar ik spreken heb vertaald, staat in het Engels prophesying, maar wij kennen het woord niet meer in de toenmalige betekenis van profeteren, dat is met de voorganger over geestelijke zaken discussiëren.) Goodricke beriep zich voor zijn opvatting op de in Nederland veel gelezen Engelse dissenter - predikant Philip Doddrige wiens stichtelijke exegetische geschriften ook bij de "fijne” orthodoxen in hoog aanzien stonden. Dat Van der Kemp en Bamet Doddridges rechtzinnigheid aanvochten, had daarop geen enkele invloed. Zijn werk bleef populair. Men kan moeilijk anders concluderen dan dat die populariteit op de aanwezigheid van een moeilijk in te delen "midden - orthodoxie" wijst (7).
Wat valt er over de geestelijke "ligging" van Casimir Hein op te merken? Onderscheidde hij zich op enigerlei wijze door "vrijzinnigheid" van zijn collega’s? Wie zijn sporen in de kerkelijk acta volgt, vindt een enkele aanwijzing in die richting. Casimir Hein was een vurig patriot, maar waakte over de zondagrust en de christelijke zeden als de strengste calvinist. Zonder aanziens des persoons censureerde zijn Hoogeveense kerkenraad een plaatselijke notabele, mr. Steenbergen wegens "voortijdige" bijslaap. Zou Casimir Hein vrijzinnig zijn geweest, dan zou hij sterk bij zijn collega’s hebben afgestoken. Dat was niet het geval. Coster, die de verslagen van de vergaderingen van de predikanten in de ring Meppel in de jaren voorafgaand aan de Afscheiding onderzocht, zegt: "Werkelijke onrechtzinnige leerstukken werden hier niet verdedigd; de Bijbel wordt het "onfaalbaar
Woord" genoemd, men gelooft in de erfzonde, het bestaan van de duivel, het eeuwig oordeel" (8).
Uit de classicale acta blijkt dat Casimir Hein even trouw de catechismuspreken hield als zijn collega's en met hen probeerde de markten die de zondagsrust stoorden te verplaatsen zijn optreden tegen mr. Steenbergen werd algemeen gesteund. De classis Meppel verklaarde unaniem dat de censuur van de Hoogeveense kerkenraad volkomen wettig was (9).
De enige aanwijzing voor een minder traditionele beleving van de gereformeerde religie tijdens de patriottentijd komt uit Wapserveen. De jonge predikant Kuiper bericht de Classis op 17 mei 1786 "dat de disorder in het kerkgezang nog continueert". Die mededeling slaat op een geschil over het langzaam of vlug zingen in de kerk en doet denken aan de ruzies over hele en halve noten bij het zingen der psalmen (10).
De politieke troebelen blijken in de kerkelijk acta eerst in het voor jaar van 1788 dan wordt een extract uit de landschapsresolutie van 15 januari 1988 ingeschreven met de maatregelen tegen een aantal predikanten, ouderlingen en een enkele schoolmeester. De tegen hen ingebrachte bezwaren zijn geheel van politieke aard. Uit dit stuk is geen conclusie te trekken over hun al dan niet orthodox - calvinistische opvattingen (11).
Er is weinig of geen reden de Drentse patriotse predikanten vrijzinnigheid toe te dichten. Hoe de "ligging" van de Drentse kerk als geheel tijdens de patriottentijd is geweest, is moeilijk te zeggen. Ik houd het erop, dat "het midden" ook in Drenthe het sterkst vertegenwoordigd is geweest. Een zekere beïnvloeding uit Groningen lijkt waarschijnlijk. Een onderzoekje van de catalogus van de bibliotheek van Mensinge toonde aan dat de Groningse theoloog Chevallier werd gelezen. In deze Drentse boekerij was ook literatuur over de twist tussen Van der Kemp / Bonnet en Goodricke aanwezig. Maar meer dan de weinig zeggende conclusie dat belangstelling voor de "middenorthodoxe" standpunten tenminste op één plaats in Drenthe aantoonbaar is, valt niet te trekken. Het onderzoek op dit punt moet in feite nog beginnen (12).
Noten:
1. W.G. van de Hulst, Herinneringen van een schoolmeester (Kampen, z.j. 106-100).
2. J. Heringa e.a., red., Geschiedenis van Drenthe (Meppel, 1985) 446.
3. G. Groenhuis, "Predikanten en patriotten in Drenthe, 1784-1787" in: Nieuwe Drentse Volksalmanak (Assen, 1987 ) 22-35.
4. M.A.M. Franken en R.M. Kemperink, red. Herstel, hervorming of behoud? Tien Overijsselse steden in de Patriottentijd (Overijsselse Historische Bijdragen 99, 1984 . J. Stienstra, G.J .G. Bacot (1743-1822). Een patriotsgezind predikant en een achtbaar magistraat" in Groningse Volksalmanak 1986, 99-120. J. van Sluis, "Predikanten en patriotten" in: C. Boschma, M.G. Buist, H. Spanninga en W. Bergsma, For uwz lan, wyv en bern. De patriottentijd in Friesland (1987).
5. De artikelen van R. Broekhuizen over ds. Hein in de Nieuwe Drentse Volksalmanak, de jaargangen1924, 1928, 1930 en 1931.
6. Ibidem.
7. Over de invloed van Doddrige in de Nederlanden en de theologentwist over zijn rechtzinnigheid: J. van den Berg en G.F. Nuttal, Philip Doddrige (1702-1751) and the Netherlands (Leiden, 1987).
8. B. Coster, Conventikels en afscheiding in Meppel, 1792-1845, onuitgegeven Zwolse m.o.-scriptie van de Noordelijke Leergangen, 17.
Prof. dr. M.G. Buist.
De patriotten in hedendaags perspectief.
Ik zou mij kunnen voorstellen dat u zich vanmiddag met gemengde gevoelens heeft opgemaakt voor deze bijeenkomst . Patriotten…. wat valt daar nu nog van te vertellen? Voorzover u op de lagere school nog geschiedenis heeft gehad, is er misschien een vage herinnering aan een schoolplaat, waarop een zwaar bepruikte dame - Prinses Wilhelmina - uit een hoek stapt temidden van een groep militairen, die nog het meest op speelgoedsoldaatjes lijken. Daar hoort dan de naam Goejanverwelle-sluis bij. Wanneer u in het voortgezet onderwijs geschiedenis hebt gehad, dan hebt u in een van de laagste klassen iets over de patriotten gehoord. Meestal verkeerde de leraar in tijdnood en holde hij in grote stappen door de achttiende eeuw in Nederland, omdat het toch allemaal maar misère was: de gouden eeuw voorbij en de Nederlanders slapen futloos, waardoor de economische achteruitgang onvermijdelijk werd. En, dan als uitsmijter, nog eens de patriotten, met hun soldaatjes spelend, hun baribastisch proza en hun prachtige verhalen over nationale eenheid en staatkundige hervormingen, waar natuurlijk niets van terecht kwam. Toen de Pruisen binnen vielen, stoven al die papieren helden uit elkaar en vluchtten naar Frankrijk.
Dat deze voorstelling van zaken een caricatuur is zult u uit de vorige lezingen wel begrepen hebben. Dat wij in overgrote meerderheid met dit soort ideeën behept zijn hangt samen met de visie van liberale geschiedschrijvers uit de tweede helft van de negentiende eeuw, die met een zelfverzekerde laatdunkendheid op hun stumperige voorgangers neerkeken. Zij, de negentiende eeuwse liberalen, hadden immers sinds Thorbecke tot stand gebracht waar de Patriotten alleen maar over gepraat hadden: een eenheidsstaat met een parlementaire monarchie, waarin een groeiend aantal staatsburgers een stem in het kapittel kreeg.
De economische achteruitgang, waar de Patriotten zich zulke zorgen over hadden gemaakt, was gestuit en omgeslagen in een economische groei, waarvan het eind nog niet in zicht was. Hoe staat het nu eigenlijk met ons, na nog eens honderd jaar. Zijn wij niet weer terug bij de problemen van de Patriotten? Staan wij niet aan het begin van een worsteling, waarin de Patriotten al volop betrokken, maar waarin wij nog moeten beginnen met onze gedachten te ordenen? Ik doel hier op het probleem van Nederland als nationale staat, waarvan de Patriotten aan de vooravond stonden en wij in de nadagen leven.
Zoals de Patriotten om nationale eenheid riepen, maar geen theorie of stelsel ontwikkelden om die eenheid tot stand te brengen, zo spreken wij over Europese eenheid en onze plaats daarin, zonder ons wezenlijk te verdiepen in de vraag wat voor gevolgen zo een Europese eenheid voor een nationale soevereine staat zal hebben. Er is al sinds jaren een proces van uitslijting en uitholling van de eigen nationale beslissingsmacht aan de gang, zonder dat wij ons afvragen wat de staatkundige gevolgen daarvan zijn. Nu al komen 10% van alle beslissingen en zelfs 90% van de besluiten op landbouwgebied buiten ons land tot stand en deze percentages zullen in de toekomst verder toenemen.
Hebben wij het recht de patriotten vaagheid en tegenstrijdigheid in hun ideeën over Nederlands toekomst te verwijten, wanneer wij zelfs de discussie over dit onderwerp niet zijn aangegaan? Wat voor toekomst is er voor Nederland, als klein land, met een klein taalgebied? Moeten wij het in fusies zoeken? Aansluiting bij de Bondsrepubliek Deutschlandl, als "Land met een afwijkend bestuur en bijzondere taalprivileges"? Een samengaan met Vlaanderen, in een of ander federatief verband? Maar dan moet eerst de nationale staat België uit elkaar zijn gespat.
Ook als wij zouden besluiten om het voorlopig maar te wagen met Nederland in zijn huidige vorm, dan moeten wij ons realiseren dat de economische eenwording Nederland toch in toenemende mate afhankelijk zal maken van de economische sociale en uiteindelijk ook de politieke ontwikkeling in het buitenland in het bijzonder Duitsland. De houders van benzinepompen in Coevorden en omgeving weten nu al wat het betekent dat de benzine enkele kilometers verderop vijftig cent per liter goedkoper is en dit zal intussen ook wel tot de Nederlandse fiscus zijn doorgedrongen. Op dezelfde manier heeft de fiscale inbreuk op het bankgeheim in Nederland de spaargelden over de grens doen stromen, zonder dat de eigen overheid daar veel aan kon doen. Het is duidelijk dat zo 'n situatie om een gelijkschakeling van de belastingsystemen vraagt, maar het is even duidelijk dat in zo'n geval het kleine land zich naar het grote zal moeten voegen en dat de eigen beslissingsmacht daarmede nog verder zal zijn afgenomen.
Wanneer u zich door mijn verhaal enigszins verontrust zou voelen, dan heb ik mijn doel bereikt. Ik zou u de patriotse zorgen over de toekomst van het land willen toewensen, zorgen over de toekomst van onze economie, over de gevaren, maar ook over de mogelijkheden die een Europese eenwording
ons biedt. Het is van het grootste belang dat wij trachten invloed uit te oefenen op die toekomst, want anders zal die ons van buitenaf orden opgelegd. Ruim tien jaren na de mislukking van de Patriotse pogingen kwam in Nederland de eenheid tot stand: door middel van een staatsgreep, na buitenlandse inmenging. Laat het ons gezegd zijn.
H. D. Minderhoud
Berend Slingenberg, de patriot van Coevorden.
Nadat het overschot der vluchtende Engelse armee ten getale van circa 1200 man den tijd van 8 dagen binnen deze stad vertoeft hadden en gedurende die tijd de harten der inwoonderen uit vrees voor roof en plundering met schrik en vrees vervuld was, zodat verscheidene inwoonderen de stad verlieten; nadat zij op Zondag 8 februari 1795 des morgens alles in de magazijnen vernield, het kruit in het water gesmeten en het geschut vernageld hadden, namen zij in overhaasting op het hoor en naderen der Granse troepen de vlucht. Toen dezelve deze stad verlaten hadden, werden door de burgerij de poorten en wachten bezet.
Twee dagen hierna werden door verscheidene weldenkende burgers, zonder onderscheid van rang, een grote dennenboom, welke tot vrijheidsboom, zou dienen, met veel vreugde binnengehaald. En des avonds werd door de burgerij, welke in de kerk vergaderd was, met eenparigheid van stemmen de volgende burgers tot het Comittee Recolutionair verkozen als dr. H. van den Bosch, J. van der Wijck, M. Luinge en B. Slingenberg.
Dames en heren, het woord werd gevoerd door laatstgenoemde persoon, Berend Slingenberg, de 25-jarige secretaris van de Coevorder Magistraat, die dit verslag van de gebeurtenissen in februari 1795 persoonlijk in de stadsprotocollen optekende. Het was zijn dag, die tiende februari. De Engels -Hannoveranen op de terugtocht, de Franse bevrijders in aantocht en de Coevorder burgers in optocht, achter de vrijheidsboom. Zij planten het symbool van hun bevrijding op de markt en zij kiezen voor het eerst in volle vrijheid hun eigen vertegenwoordigers, waaronder Berend Slingenberg.
De volgende dag zouden ze de zittende Magistraat officieel afzetten op grond van het feit, dat, "zij niet door de stem des volks en dus op onwettige wijze tot hunnen regeringsposten gekomen waren." Nog een dag later zouden ze, alweer in de kerk, George Rudolph Wölter Kymmel, volgens de Patriotten een "groote Oranje schreeuwer" van zijn post als schulte van Coevorden vervallen verklaren en een nieuw stadsbestuur kiezen. Bestaande uit 12 burgers, zodat elk een maand lang president kon zijn: ook in het bestuur moest de gelijkheid tot uitdrukking kamen. Berend Slingenberg werd niet verkozen; hij stelde zich tevreden met het ambt van secretaris, bleef dus het best op de hoogte en behield daardoor de meeste invloed.
Wie was Berend Slingenberg? Hij werd geboren op 6 oktober 1769 en stamde uiteen vooraanstaande Coevorder regentenfamilie. Zijn vader Harmen Slingenberg, zijn voorganger als Magisstraats secretaris, was in 1770 betrokken geweest bij het bekende IJzerkoekenoproer en had zich daar en ook later doen kennen als een vurig voorstander van meer inspraak van de burgerij op het stadsbestuur.
Harmen Slingenberg, die hierdoor aangemerkt kan worden als een Patriot van het eerste uur, liet uiteraard niet na zijn ideeën over te brengen op zijn zoon en zo kon deze, in januari 1795 secretaris van de Magistraat geworden, al in februari zijn revolutionaire gedachten in praktijk brengen. Zo werd Berend Slingenberg de grote leider, die in de nu volgende tientallen jaren de stad zou besturen en de rechten en belangen van "zijn" burgers zou verdedigen. Als de Bataafse Republiek in 1796 het oude ambt van schulte weer in ere herstel wordt Berend Slingenberg schulte van Coevorden en in 1802 ook van Schoonebeek. Tot 1810 zal hij deze functie bekleden. In die jaren behoudt hij wel zijn patriottische gezindheid, maar niet zijn verering voor de Franse bevrijders, die steeds meer op onderdrukkers gaan lijken.
Die ervaring dwingt hem tot gematigdheid ten opzichte van zijn vroegere tegenstanders en zo komt het dan ook, dat hij in 1804 een uitnodiging van Mr. Petrus Hofstede, de latere gouverneur van Drenthe en een overtuigd Oranjeklant tot een vergadering van notabelen in Assen aanneemt.
Samen met onder andere de eens door zijn toedoen afgezette George Rudolph Wolter Kymmel beraadslaagt hij daar over de zelfstandigheid van Drenthe, die door de samenvoeging met Overijssel verloren is gegaan. De tijden veranderen. De Bataafse Republiek wordt het Koninkrijk Holland en in 1809 drukt Berend Slingenberg de hand van koning Lodewijk Napeleon, als deze Coevorden bezoekt. Een jaar later wordt ons land ingelijfd bij Frankrijk en kort daarna voert Napoleon Bonaparte het Franse bestuursstelsel in. Bij keizerlijk decreet wordt Slingenberg benoemd tot Maire van Coevorden en het is in deze functie, dat hij de vuurproef van zijn leven moet doorstaan. Als eind oktober 1813, na de volkerenslag bij Leipzig, de verbonden legers vanuit het oosten de grenzen van Napoleons rijk naderen, wordt de vesting Coevorden tot spervesting verklaard en in staat van verdediging gebracht. Overste David, Commandant van het Franse garnizoen en trouw soldaat van Napoleon, weigert hardnekkig de stad over te geven en zo komt het dan tot de blokkade van Coevorden, die van november 1813 tot mei 1814 zal duren. De Franse troepen doen uitval op uitval en plunderen en brandschatten Klooster, De Scheere, Holthone en Steenwijksmoer. De Benter molen in Dalen gaat in vlammen op en de Daler landweer, later versterkt met enkele compagnieën van het Nederlandse leger in oprichting kan daar weinig tegen doen, laat staan de Fransen tot overgave dwingen. Zo zit Maire Slingenberg met zijn burgers opgesloten in zijn eigen stad en voortdurend moet hij zijn mensen verdedigen tegen de willekeur van de tot vijand geworden Franse vrienden. Honderd zevenenveertig behoeftige Coevordenaren worden zonder pardon de stad uitgezet, terwijl de overigen aan allerlei vernederende bepalingen onderworpen worden.
Slechts op het nippertje, door op één avond f 8.000, -- voor de Franse krijgskas bijeen te brengen, weet Slingenberg een volledige evacuatie van de stad te voorkomen. Op 7 mei 1814 eindigt de nachtmerrie, doordat overeenstemming over de aftocht bereikt wordt.
"Onder het schelden van de burgerij" marcheren de bezetters met ontplooide vaandels en roffelende trommen de stad uit; negentien jaar daarvoor waren ze door een juichende bevolking binnengehaald. 't Kan verkeren! Berend Slingenberg, kort daarop officieel burgemeester van Coevorden geworden kan aan het werk. Het herstel van huizen, wegen en bruggen, maar vooral van de boerderijen in de buurtschappen, vragen zijn volledige aandacht. Als een echte volkstribuun bepleit hij de zaak van zijn geruïneerde boeren bij tal van instanties en hij richt zelfs, via de regering een verzoek tot schadeloosstelling aan de "Franse Kroon". De Kroon ging er niet op in!
Nog bijna negenentwintig jaar, tot 4 januari 1843, zou Berend Slingenberg burgemeester van zijn stad blijven. Een burgemeester temidden van zijn burgers, een burgervader in de ware betekenis van het woord. Als ouderling van de Hervormde gemeente nam hij daadwerkelijk deel aan het geestelijke en maatschappelijke leven, waarbij vooral de armenzorg hem zeer ter harte ging. Als notaris stond hij de Coevordenaren met raad en daad terzijde en als lid van Provinciale Staten (ook van 1814 tot 1843) had hij een werkzaam aandeel in het gewestelijk bestuur. Hij was een moedig man. Toen in 1816 de koepokinenting voor kinderen in Coevorden verplicht werd gesteld en de Coevorder ouders eendrachtig weigerden hun spruiten aan dit gevaarlijke experiment te onderwerpen, liet Berend Slingenberg zijn dochter Hinderika als eerste en enige kind inenten. Langzamerhand, toen tot zijn tevredenheid alles goed afliep, volgden daarna schoorvoetend de aanvankelijk weigerachtigen.
Op 13 oktober 1849, op tachtigjarige leeftijd, sterft Berend Slingenberg. Hij wordt begraven op de Algemene Begraafplaats op de Loo; zijn grafsteen ligt daar nog, maar is door de tand des tijds onleesbaar geworden. Merkwaardig is, dat voor de kansel in de Hervormde kerk een grafsteen
uit 1660 ook het opschrift "Burgemeester Slingenberg" vermeld. Zou hier zijn vaste plaats in de kerk zijn geweest?
Of zou hij, voor het begraven in de kerk verboden werd, hier zijn laatste rustplaats hebben willen reserveren? Hoe het ook zij, hier is de enige plaats waar zijn naam nog te lezen is en het is een zinvolle plaats. Hier immers stond de Patriot Berend Slingenberg, toen de Coevorder burgers voor het eerst hun eigen stadsbestuur kozen. Hier zat de ouderling Berend Slingenberg zondag aan zondag "onder het woord" en ook hier was de burgemeester Slingenberg als hoofdpersoon aanwezig bij de jaarlijkse schoolexamens van de Coevorder hoofdschool. Hier leefde Berend Slingenberg, de Patriot van Coevorden, die weliswaar in 1843 niet meer dezelfde idealen koesterde als in 1795, maar die ongetwijfeld een Patriot, een Vaderlander, gebleven was.
Jammer dat in Coevorden alleen een steen in de kerk, hoe zinvol ook, aan hem herinnert, Jammer, dat men hem vergeten heeft, de burgemeester, die het langst zijn stad diende, die Coevorden de democratie bracht, die in de bittere maanden van Coevorden’s blokkade temidden van zijn mensen stond. Misschien zou er naast de Rikkersstraat, de Van der Lelysingel, de Gautiersingel en de Jonkheer Feithsingel ook nog een Berend Slingenbergstraat, -laan of -plein kunnen komen. De patriot van Coevorden heeft het verdiend.
.
In de Picardtreeks tot en met november 1987 verschenen:
- ‘Bommen Berend’ door Christoph-Bernhard Graf Galen (1972)
- ‘Christiaan Mensingh, een Coevorder schulte uit Picardt’s tijd’ door N. Kuik (1974).
- ‘Koevern - van militair bolwark tot literair bolwark' door Gerrit Kupers (1974).
- ‘Coevorden en het arsenaal' door Luitenant-kolonel G.L.J. Huyser (1975).
- ‘Op reis met Koevers postwagen' door M. Dijkstra (1976).
- ‘Slotvoogden van Coevorden' door mr. Q.N. Baron de Vos van Steenwijk (1976).
- ‘De abdij Corvey en Nederland' door mr. A. Veenhoven (1977).
- ‘Coevorden : Poorte van de Landschap Drenthe’ door J. Poortman (1978).
- ‘Olde graanpriezen in Koeveren' door dr. W. Tijms (1978)
- ‘Mededeling’ van prof. dr. H.J. Prakke inzake de kunstschilder J. Hildersz (1979).
- ‘De betekenis van het plaatselijk museum in het geheel van de provincie’ door Ger de Leeuw 1980).
- ‘Mededelingen’ van prof. dr. H.J. Prakke over de mr. G.A. Bontekoe - penning (1980).
- 'Hendricus Cornelus Josephus Krijthe' door H.D. Minderhoud (1981).
- ‘Enige bijzonderheden over Johan van Selbach’ (1483-1563) door dr J.J. van Weringh (1981).
15a ‘Ervaringen met Clio - Mijn avonturen met Clio’ door prof. dr. H.J. Prakke (1984).
15b ‘Gedachten aan Picardt’ door H.D. Minderhoud (1983).
16a ‘Waarheid en fantasie in de archeologie’ door P.B. Kooi (1981).
16b ‘Smildervaart’ door A. Zeijlmaker (1984).
- 'Grensperikelen 1945 -1949' door drs. H. Roest (1985).
- 'De heren van Coevorden’ door H. D. Minderhoud (1986).
- 'Vancouver-Coevorden’ door dr. Michael Francis (1986).
- ‘Waterstaatkundige ontwikkelingen rond Coevorden in de 19e eeuw’ door G.A. Coert (1985).
- ‘Coevorden, mijn jeugd’ door A.J. Evenhuis, A.L. ter Beek, dr. M.J. Faber en H.D. Minderhoud (1987).
- ‘Patriotten in Drenthe’ door dr. G. Groenhuis, Prof. dr. M.G. Buist en H.D. Minderhoud.