1883 Carspel soldaten

D.V.A. 1883

 

ROODE ROEDEN EN CARSPEL SOLDATEN

 

De functie van hoofd officier van justitie werd in de oude Landschap Drenthe bekleed door den Drost. Deze had onder zich tot het vatten van misdadigers en het verdrijven van bedelaars en vagebonden den kapitein geweldiger met de landschapssoldaten.

Was het dat dezen in een carspel tot het verrichten dier werkzaamheden niet zoo spoedig konden komen, dan was zulks opgedragen aan den Schulte en buren, zooals in het vierde boek in de artikelen 62 en 63 van het landrecht van 1712 was voorgeschreven.

Schoon in den Drentschen Volksalmanak van 1841, blz. 95-118, verschillen- de resolutiën over het weren der heidens, vagebonden enz. zijn medegedeeld willen wij hier laten volgen, wat daar niet, of niet uitvoerig genoeg is behandeld, om zoo tot eene zeer korte schets van de instelling onzer gemeentelijke politie te geraken.

'Het schijnt, dat alle resolutiën, plakkaten enz tot weering der heidens en vagebonden weinig hebben gebaat, misschien ter oorzake, dat de politiemacht te gering is geweest, doordat de kapitein geweldiger te weinig soldaten voor de geheele Landschap ter zijner beschikking had. Het is duidelijk, dat de carspels eindelijk zelve daarin wilden voorzien, want op den Landdag 16 Februari 1620 verzochten de ingezetenen van Dieverder Dingspel, om op eigen kosten drie of vier personen te mogen aanstellen om het Dingspel van vagebonden te zuiveren, hetwelk hun werd toegestaan.

Ten blijke van wat boven gezegd is, dat de politie der Landschap te wenschen overliet, en deze eigene politie reeds dadelijk beter voldeed, is duidelijk, daar op den volgenden Landsdag reeds aan de drie aangestelde personen in Dieverder Dingspel, voor hunne goede diensten in het weren van vagebonden gedaan, ieder eene vereering van 10 Car. guldens is toegelegd, en besloten werd dit getal op zes te brengen die uit  ‘s Landschaps buidel betaald zullen worden, mits dat ze dan in de geheele Landschap dienst doen.

Niettegenstaande dit werden in l632 de plakkaten ,weder vernieuwd: in 1637 nieuwe orders, in 1658 nog weder vernieuwd en gédrukt. In hetzelfde jaar werden maatregelen genomen, om de vagebonden uit de Landschap te jagen, doch alles schijnt vruchteloos te zijn geweest; want op den Landsdag 3 Maart 1659 werd besloten, dat de soldaten uit het garnizoen van Coevorden zouden gebruikt worden, om de vagebonden te verjagen, en vervolgens zeker persoon, die in de Wijk voor Roode Roede wordt gebruikt, genaamd Potmoes, die men zeit zich gepresenteerd te hebben met zijn dijken het geheele land van vagebonden enz. te zuiveren, en van hem te hooren, hoe hij dit in het werk wil stellen, en het goed voorkomende het eens met hem te proberen, weder een bewijs, dat de kapitein geweldiger het met zijne landschapsoldaten niet klaar konden spelen.

Of deze Potmoes en zijne consorten aangesteld en iets verricht hebben, is ons onbekend gebleven, maar dat et in alle gevallen dan toch niet veel beteekend zal hebben, is blijkbaar op den Landsdag 16 October 1661, toen men met de bedelaars, vagebonden enz. weder verlegen was. Het was op dezen Landsdag dat Sander Caspers en Albert Hansen, wonende te Steenwijk, de vergadering presenteerden om met 12 á 14 mannen het land van vagebon- den te zuiveren en jaar in en uit zuiver te houden. Zij verzochten daarvoor van ieder vol huis in Drente 30 stuivers, en van ieder erf en keuterij 15 stuivers, alle vierendeel jaars het 4 de part uit handen van de respectieve SchuIten te ontvangen zonder verder eenige last of bezwaringe van hunnentwegen voor de ingezetenen.

Er werd een commissie benoemd om met genoemde personen daarover nader te spreken.

Die commissie accordeerde daarop met hen voor 15 st., voor ieder vol huis, keuters naar advenant, in twee termijnen te betalen, De SchuIten zouden daarvan lijsten van betalingen voor de ingezetenen opmaken, Meppel en Wapserveen zouden daarvan vrij zijn.

Of die zuivering niet bevallen is, of dat de zaak te duur was, is ons onbekend, maar wel dit, dat het niet algemeen in den smaak gevallen is, want in 1663 weigerden die van Dieverdingspel tot de Roode Roeden te betalen en in het volgende jaar 1664 verzocht Schoonebeek om van de betaling daarvan vrijgesteld te worden, doch Ridderschap en Eigenerfden beslisten, dat ze even als de andere ingezetenen zouden betalen.

Den 25 Februari 1665 is bovengenoemde betaling voor de Roode Roeden op nieuw voor ieder carspel weder vastgelegd. Wij zullen in deze schets geen uitvoerig verslag geven van alle resolutiën en plakkaten tegen de vagebonden, zijnde grootendeels beiden, thans Zigeuners genoemd, met allerhande volk aangevuld, doch eindelijk vermelden, dat men geen Roode Roeden meer heeft aangesteld, maar bij resolutie van 16 Maart 1717 door Ridderschap en Eigenerfden bepaald is: dat vervolgens bij ieder Carspel een soldaat met behoorlijk schiet en sijtgeweer zal worden aangenomen en gesustenteerd, of te aangenomen zijnde gecontinueert, soolange hetzelve gelieven zal een ander in zijne plaats te kiezen; dat alle dezelve met een egaal en gelijk livreij zoodanig als het ter dezer tijd van de Landschaps (soogenaamde) soldaten gedragen werd, ieder van zijn Carspel zullen werden gekleet; dat des voor den dienst van de Justitie of voorvallende Landszaken gerequireerd werden dezelve soldaten ook buiten hare Carspelen van den kapitein geweldiger zullen mogen worden geimploueert en aan zijne orders moeten pareeren, en blijvende binnen hare Carspelen omtrent bedelaren en vagebonden gelijke macht exerceeren als de tot hiertoe aangehoudende Landschaps (soogenaamde) soldaaten gehad hebben; zullende de voorschreven soldaten voor haar, hunne vrouwen kinderen vrij zijn van de betalingen van het hoofdgeld, En omdat niemand hiervan eenige ignorantie praetendere zal deze door den druk gemeen gemaakt, alomme aan de Carspelen verzonden werden ten einde zich daarna te reguleeren, en de vervolgens gepubliceerd en geaffigeert ter plaatsen daar men gewoon is publicatie en affixtie te doen.

Hoe bovengenoemde resolutie door sommige carspelbesturen is opgevat, is duidelijk blijkbaar in de aanstelling van zulk een ambtenaar in 1762 in het carspel Ruinerwold. De handhavers der veiligheid van personen en bezittingen worden in onzen tijd nog niet gerespecteerd, waarop zij rechtmatig aanspraak kunnen maken. De vrijheid is ons volk. met zijne vroegere olde privilegiën, de vrijheden en gerechtigheden zoo ingepeperd, dat in onze beschaafde en verlichte eeuw nog gestreden moet worden tegen de groote hoop, die niet beseft, dat de vrijheid niet tot bandeloosheid mag overgaan, en in ieder geordende maatschappij de wetten, komende uit het volk, geëerbiedigd en gehandhaafd moeten worden. De dienaren der gemeentelijke en rijkspolitie worden dan ook nog op vele plaatsen als noodelooze en voor het publiek lastige wezens beschouwd.

Er is echter, wij zullen dit niet ontkennen, eene zeer langzame verbetering te bemerken.

De benamingen van armjager, koddebeier, en andere door het publiek als bespottelijk beschouwd wordende namen, worden alleen nog uit den mond van de minst ontwikkelde klasse des volks gehoord, Een Carspelssoldaat was op het platteland vroeger moeilijk te verkrijgen, omdat hij,met een vilder gelijk gesteld werd en aan de betrekking bijna geen salaris verbonden was. Om toch te Ruinerwold vooral de minst mogelijke bezoldiging te ge- ven, stelde men daar in 1762 de vilder aan tot carspelssoldaat, Het zal voor onze lezers niet onaardig zijn, dat wij deze aanstelling, waarvan het origineel in OBB bezit is, hier woordelijk  laten volgen:

Op huijden dato 1762 den 1 feberwarus zijn wij ondergeschrevene gecommitteerde volmagten van de vier cluften van Ruijnderwolt bij een vergadert ten huijze van Jan Coopman an Dijkhuijzen, om de oudste zoon van Derk Kok aan te nemen tot soldaat en om alle stervende beesten de huijt af te trekkeb eb peerden op condijtiën als volgt:

Vooreerst wordt het haar mandeligh gegeven zoo lange de huijshoudinge

niet verandert wort, hetzij door trouwen of anders, dog bin provijsie ten keur van de boere.

En om de jonkheit zullen zij verpligt wezen om een knegt bij zig te winnen om Roelof Derks Kok alle stoute bedelaars en vagebonden uijt het carspel te helpen verbannen en om de honden behoorlijk in toom te houden en vast te maken als zij te huijs zijn, om geen schrik voor oude en jonge kinderen te geven, en dat hij jaarlijks zal genieten van ijder boer seven stuijvers en van een keuter  half soo veel, en dat in twee termijnen vergaderen als in meij en november en in de meijmaandt vier stuijver en november drie stuijvers en soo na advenant de armen vrij.

Verder sal Roelf Derks Kok van het sftrekken van ijder vol beest genieten 0-6-0 van een out peert 0-8-0 van een half beest en daaronder 0-4-0 en een kalf onder een vierendeel jaars zal hij betalen boven het aftrekken an ijder boer of ceuter 0-3-0 en of een eijgenaar een enkelt kalfsvel wilde houden tot zijn gerijf zal hem vrij staan, mits Roelof Derks Kok van het aftrekken sal betaalt worden 0-3-0 noch zal Roelof of zijn knegt verpligt zijn om te gaan. daar de beesten of peerden sterven of daar ze een eijgenaar wil begravem hebben.

En tot vestenisse van dezen soo hebben wij dezen met onze eijgen handen geondertekent op dagh en datum als boven.

(get.) Roelof Derks Kok,    (get.) Karst Cornelis.

Jan Smomp                             Jan Berens,

 Klaas Willems,                       Remmelt Jans,

Hendrik Luijchijs,                     Pouwel Jans.

Peter Jans,

Roelof Derks Kok schijnt nu dese beide functiën ruim acht jaren uitgeoefend te hebben, maar toen werd de combinatie verbroken, hij mocht geen carspelssoldaat meer zijn. Alexander Carel Grave van Heiden, Heer van Laarwout, Drist van Coevorden en der Landschap Drente, en wegend hetzelve Representerend Heer van Ruinen en Ruinerwold, opperkamerheer van Zijner Doorluchtige Hoogheid den Heere Prinse Erfstadhouderm schreef hij missive van 5 Augustus 1770 aan den Schultus van Ruinerwold, C.Kniphorst, dat hij geinformeerd was, dat in ‘t carspel Ruinerwold een persoon als soldaat of armjager gebruikt werd, die daartoe tegen ‘s Landschap revolutiën, den genoemde Schultus gelastende om de carspelluiden bijeen te roepen en hun aan te zeggen dat zij zonder tijdverzuim overeenkomstig ‘s Lands Ordre een ander bekwaam soldaat, behoorlijk gemonsterd te stellen hebben en hieromtrent aan ‘s Lands resolutiën te voldoen.

Den 8 September 1770 volgde daarop de officiële aanschrijving van den Schulte aan de genoemde carspelluiden, en nog duurde het tot den 1 November d.a.v. eer een eene nieuwe benoeming plaats had.

Wij komen nog eens weer terug op het feit, dat deze soldaat vilder het acht jaren tegen fatsoen en 's Landschaps orders heeft kunnen volhouden. "Nieuwe heeren, nieuwe wetten", zegt men nog heden op het platte land van Drente, men is dan ook zeer bijster op nieuwe heeren gesteld,  men weet soms niet wat dezen in hun schild kunnen voeren, ‘t wordt er doorlopend niet beter op: zij komen ons al ligt dieper in de busse as de olden", hoort men nog heden ter dage dikwijls zeggen, Dit is ook hier weder het geval geweest.

De Scholte Hendrik Willems Olffen was in dit jaar overleden en opgevolgd door bovengenoemden C.Kniphorst. Olffen was gedurende dertig jaren Schulte, en geboren en getogen te Ruinerwold, gelijk ook zijn voorouders gedurende een en een tweede eeuw daar woonachtig en Schulten waren, en was het alzoo met de kerspellieden volmaakt eens. Ook de familie Kok waren zijne buren, de Schulte woonde in het huis tegenwoordig nog de "Arke" (Zie hierover mijn Chronologische Register blz. 58 rn fr familie Olffen blz. 49 en 50) genoemd, en de familie Kok ter plaatse waar thans de behuizing van den heer Preuper staat, zij de slechts eenige schreden van elkander.

Ieder begrijpt nu waarom deze zaal zoolang kon marcheeren. Doch met den nieuwen Scholte, die zeker dadelijk dem Drost over deze zaak zal ingelicht hebben, moest Kok het veld ruimen.

Voor de geschiedenis onzer vroegere gemeente instellingen kan het dunkt ons niet onbelangrijk zijn, ook hier te laten volgen de aanstelling van Roelof Harms, in plaats van Kok, tot carspelsoldaat te Ruinerwold benoemd, die wij hier dan ook weder woordelijk laten volgen:

"Wij ondergeschreven volmagten van ‘t carspel Ruinerwolt ter eenre en Roelof Harms ter andere zijden, zijn met elkander overeengekomen, dat Roelof Harms als carspelssoldaat het varspel van Ruinerwolt zal bedienen, hetzelve van bedelaren, scheerslijpers en andere personen, volgens ‘s lands resolutiën het reizen door de Landschap verboden, schooj te houden en te zuiveren; De Scholtes Adsisteeren in alles, waartoe derzelve zulks zal requireeren, voor zoo ver met de plicht van een carspelssoldaat overeenkomt, en ook alles doen wat een carspelssoldaat incumbeert te doen, waarvoor Roelof Harms ‘s jaarlijks zal genieten vijf en tachtig guldens, en alle twee jaar een nieuwe rok, kamisool, broek, hoed, een paar kousen en schoenen.

Wijders zal het carspel hem van behoorlijk geweer voorzien, dat bij verlaten van den dienst of versterf, of hoe het wezen mag, het carspel eigen blijven zal.

Dit alles is geacoordeert in dier voegen, dat Roelof Harms zijn ampt in alles, als een getrouw soldaat vlijtig, nugteren en bequaam zal bedienen ten genoegen van de Scholtes en carspeluijden, zoodanig dat hij ten minsten tweemaal in de week, en voorts zoo vaak als de Scholtes nodig zal oordelen, het geheele carspel, zonder de afgelegene hoeken voorbij te gaan of niet in te komen, zal moeten doorgaan, om de vagebonden te weren, bij poene, d t moeten doorgaan, om de vagebonden te weren, bij poene, dat bijaldien Roelof Harms in het een of ander mogt nalatig blijven ot zig onbehoorlijk niet tot genoegen van de Scholtes en carspelluijden gedragen, hij dadelijk zonder verder gewag de cassatie onderworpen zal zijn, en met het tractement na de tijd afgerekent tevreden zal moeten zijn.

Tot vestenisse der waarheijd sijn hiervan twee alleensluidenden gemaakt en van weerskanten verteekent. Ruinderwolt 1 November 1770.

                             (get.) x                                  (get.) Jan Geers

  1. L.Prueper, Willem Stellinck

                           Pieter Albers                                  Jan Reijnders,

                          Arent Hilbers Pol,                    Hendrik Pouwels. \

Wij kunnen hieruit zien, dat de nieuwe carspelsoldaat de kunst van schrijven niet schijnt geleerd te hebben en daarom teekende met een kruisje.

Om eindelijk nog even op de bepaling in de aanstelling van Kok terug te komen, met betrekking tot het vasthouden van zijne honden, kunnen wij vermelden, dat nog te dezer dagen, bij overlevering natuurlijk, sprookjes verhaald worden van de brutale en groote honden, die Kok op zijne reizen in het aftrekken van beesten tot het dragen van vellen en vleesch met zich rondleidde. Volgens geloofwaardige overleveringen, alsook maar verhalen van tijdgenooten, heeft deze familie, ook met behulp dier honden menigmaal de politie belangrijke diensten bewezen tot opsporing en beteugeling van stoute dieven en vagebonden.

De gesteldheid van Ruinerwold maakte voor den vilder het medenemen van honden noqdzakelijk, om over de vonders de vrachten te dragen, even als dit bij de Zigeuners aan de zijden hunner paarden geschiedt.

De laatste die met drie ja vier honden op zoodanige manier het Ruinerwoldsche voetpad ongeveer een vierde eeuw bewandeld heeft, was de Iasraël Kan te Tweeloo. (Een Inraeliet moest vroeger op het uiterste punt der gemeente wonen).

Bij den aanleg van den straatweg door Ruinerwold werd zijn bedrijf in die veerijke gemeente spoedig door concurrenten benadeeld en eindelijk geheel geruineerd. Verschillende personen uit Meppel oefenen thans dit bedrijf uit en voeren met hun hondekarren rijp en groen, rein en onrein mede, om, zoo men zegt, de ingezetenen van ons naburig stadje Meppel of wel van de hoofdstad Amsterdam daarop te vergasten.

 

Nijeveen, 12 Maart 1883.                         P.A.Derks.

 

 

 

www.oud-schoonebeek.nl