Landschap Drenthe
Losse bladen uit Drenthe's geschiedenis, verzameld door J.S.Magnin
De Laatste Landsdagen of Vergaderingen der Staten van het Landschap Drenthe
in het Groller Holt, gehouden 1602 -1696.
Reeds tijdens de geboorte des Heilands, en welligt honderden jaren Vroeger, bestond bij de oude Germanen de regering of het bestuur uit het. Volk, dat het beheer der dagelijksche en gewone aangelegenheden aaneenige der Oudsten of Voornaamsten uit zijn midden opdroeg. Over zaken van minder belang werd alleen bij en door de aldus gekozenen, over die van meer gewigt bij en door allen geraadpleegd en beschikt. Naar het schijnt, werden die Oudsten of Voornaamsten genomen uit de verschillende onderdeelen der landstreek, door iederen Germaanschen stam bewoond. Niet zelden werden de onderwerpen, door het Volk te behandelen, immers gedeeltelijk en voor zoveel zulks nuttig of noodig werd geacht, door de Gekozenen, of door de bewoners der afdeelingen of oorden waartoe de Oudsten of Voornaamsten behoorden, vooraf besproken, onderzocht en ter afdoening in de groote volksvergaderingen voorbereid.
Op gezette tijden en op vooraf daartoe bepaalde plaatsen kwamen onze Germaansche voorvaderen in verschillende oorden van het uitgebreide Germanie bijéén, om, ter behandeling van de aangelegenheden en belangen des gemeenen lands, hunne gewone groot volksvergaderingen te houden. Bij buitengewone voorvallen of omstandigheden werden ook buitengewone zamen komsten belegd. De kleinere bijeenkomsten vonden slechts plaats als ze nuttig of noodzakelijk werden geoordeeld door de Gekozenen, die dan, ieder in zijn of hun district, de ingezetenen of belanghebbenden zamenriepen, of wel door de, ook al door en uit het Volk gekozene, Oudsten en Voornaamsten in de marken, vlekken en gehuchten, waaruit ieder district was zamengesteld of bestond, deden zamenroepen, mede tegen bepaalde tijden en op daartoe vooraf bepaalde of bestemde en aangewezene plaatsen, den volke tijdig genoeg bekend gemaakt.
Niet in daartoe gestichte en daarvoor bestemde gebouwen, maar onder den blooten hemel, in de vrije lucht, in wouden, bosschen, vlakten, kuilen op bergen, heuvels en andere bekende punten des lands, verzamelden zich de ruwe, onbeschaafde, tegen weder en wind geharde Germanen. Honderden en honderden jaren, misschien wel twintig eeuwen achteréén, deden zij en hunne Drentsche afstammelingen en naneven hetzelfde. Nog tot in het laatst der zeventiende eeuw van de Christelijke jaartelling, nog tot het jaar 1696 toe, vergaderden de Drenthenaren, om de z,aken des gemeenen lands te overwegen, te regelen, te behandelen en te besturen, op gelijke wijze als hunne Germaansche voorvaderen een twee duizendtal jaren vroeger hadden gedaan. Nergens in Nederland en in de daaraan grenzende landstreken zijn dan ook de Germaansche zeden, gewoonten en gebruiken langer en onverbasterd bewaard gebleven, opgevolgd en nageleefd, dan in het om zijne oudheid eerbiedwaardige Drenthe, dat in en op zijnen nog grootendeels ongeroerden bodem meer gedenkstukken van verschillenden aard en vorm uit den grijzen voortijd aanbiedt, dan in eenig ander gedeelte onzes lande niet alleen, maar ook in naburige landstreken en rijken kunnen worden aangewezen. De groote Germaansche volksvergaderingen het bestuur van het gemeente land betroffen hebbende, vinden wij in de Drentsche Landedagen, de kleineren in de Hagelspraken, de regterlijke volksbijeenkomsten der oude Germanen in de Drentsche Lottingen, Dingen en Goorspraken terug. Al deze verzamelingen des volks werden onder den blooten hemel gehouden, gelijk mede de nog kleinere zamen komsten, zooals de Marken en Buren of Boerenvergaderingen, waarin alleen de belangen der marken" vlekken, gehuchten, kluften en buurten werden behandeld, door de daartoe opgeroepene en bij elkander gekomene belanghebbende Markgenooten en Buren, doorgaans op de daartoe bestemde plaatsen, de zoogenaamde Brinken, veelal met hooge eiken en andere opgaande bomen, bezet zooals nog heden op sommige Brinken en voor eenige Kerken worden aangetroffen.
De Romeinsche geschiedschrijver: Tacitus, die omstreeks zeventig jaren na de geboorte van Christus zijn welbekend werk over de Zeden der Germanen schreef, zegt daarin, dat deze, in hunne zamenkomsten of volksvergaderingen, de gewonen zaken niet alleen, maar zelfs de meest gewigtigste aangelegenheden van het land en het volk, onder het vlijtig ledigen van den drinkhoren behandelden en beslisten, en uit voor handene geschriften kan worden aangetoond, dat, meer dan vijftienhonderd jaren later, de toenmalige Drenthenaren ook in dat opzigt niet van hunne Germaansche voorvaderen waren ontaard. maar het niet loffelijk voorbeeld van deze navolgden. Immers in stukken van de jaren 1601, 1602 en 1603 vinden we klagten aangeheven en opgeteekend, over het ongepaste en ongeschikte van het vergaderen der eigengeërfde landzaten van Drenthe in bosschen en tusschen hagen, struweelen en kreupelhout, zijnde de opslag der in den grond gelatene wortelen van gekapte boomen, dus op plaatsen van alle menschelijke woningen verwijderd, waar veelal het benoodigde schrijfgereedschap niet voorhanden noch te bekomen was, en over het onvoegzame gedrag der zamengekomenen, die meermalen, gedurende en midden onder het behandelen van de belangrijkste aangelegenheden, bij geheele ploegen en kluften zich aan de beraadslagingen der vergadering onttrokken, om met overdaad van den door hen mede gebragten ruimen voorraad te eten en te drinken, waardoor niet zelden de afdoening van spoed vereischende onderwerpen werd vertraagd of moest worden verschoven, ook doordien het volk, na aan zijne eet en drinklust te hebben voldaan, tot het hervatten zijner werkzaamheden even weinig geschikt als genegen werd bevonden. Wij mogen echter niet onopgemerkt laten, dat deze klagten, ten minste wat het laatste gedeelte daarvan betreft, misschien wat eenzijdig zijn en met al te harde kleuren geschilderd, als gevloeid uit de pen van eene der twee staatkundige partijen, waarin Drenthe's ingezetenen destijds waren verdeeld, over de instelling en de magt van het ten jare 1600 verordende Collegie van Gedeputeerden, dat drie jaren later door het Collegie van Drost en Gedeputeerde Staten de Landschaps werd vervangen, en over het al dan niet vergunnen aan de Schulten der verschillende Drentsche kerspillen, om aan de handelingen op de Landsdagen, de vergaderingen van Ridderschap en Eigenerfden, gezamenlijk uitmakende de Staten van het Landschap Drenthe, deel te nemen. In de geschillen en twisten hierover stonden het, Collegie van Gedeputeerden, met het meerendeel der adellijken of Ridderschap en eenige weinige Eigenerfden, tegen den Drost, een paar misnoegde edellieden, de SchuIten en bijna alle Eigenerfden over. De voormelde klagten zijn van de eerstgenoemde partij uitgegaan. Van beide kanten was de verbittering even groot, waren de beleedigingen even hevig en stekelig. Meermalen beproefde de Stadhouder Graaf Willem Lodewijk van Nassau te vergeefs, om de opgewondene gemoederen tot bedaren te brengen, om een einde aan de bestaande geschillen te maken, meermalen werden, op last van dien Vorst of op het verzoek van ééne of anderen der geschilvoerende partijen, gewapende krijgslieden, tot de bezetting der vesting Coevorden behoorende, gebezigd, om de twistenden te doen uiteengaan, of om de ontstuimige landsdagsvergaderingen met geweld te doen eindigen, en zulks ten einde mishandelingen te doen ophouden en bloedstorting, ja doodslag, te voorkomen.
Hoezeer de Drentséhe Landsdagen vroeger op verschillende plaatsen in het Landschap werden gehouden, was echter, in den tijd waarvoor we nu speken, het zoogenaamde Groller Holt, een bosch, in de nabijheid van het toenmalige gehucht, thans Grollo, onder het kerspil Rolde, de gewone vergaderplaats der Staten van Drenthe geworden, of als zoodanig aangewezen, maar doordien, tengevolge van het invoeren der Kerkhervorming in Drenthe, in het jaar 1598, op last van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, door genoemden Stadhouder begonnen een korten tijd daarna voltooid, - het Convent van Bernardijner of Cistirciënser nonnen te Assen werd opgeheven, de abdis, de nonnen en de verdere kloosterlingen aldaar werden gepensioneerd en het klooster, met zijne aanhoorigheden, bezittingen, inkomsten en regten, door de wereldlijke magt, - zoo als het heette ad pios usus, doch inderdaad ten behoeve van het Landschap Drenthe en ten dienste van zijne regering en de hervormde ingezetenen, werd aangeslagen, begreep men, en te regt, dat het ontruimde, immers, grootendeels van zijne bewoonsters ontledigde klooster gebouw te Assen meer voor de volksvergaderingen der Drenthenaren was geschikt, dan het GrolIer Holt, of eenige andere plaats in de open lucht. Ter Staten vergadering van den 7de Augustus des jaars 1602 in het voormelde kloostergebouw gehouden, werd dien ten gevolge dan ook besloten hetgeen volgt: "Ende also bevonden wort, dat in deze gelegenheit van tijtt niet practicabelI is (denkelijk zoowel wegens de voormelde twisten als wegens de krijgsbewegingen en strooptogten der Spanjaarden,) de Landtsdaegen in Groller Holt t' holden,…. is geresolveert, dat de Landtsdaegen voert an continueelick binnen Assen verschreven ende geholden sullen worden." De Staten stelden tevens eene som van f. 1000.-- ter beschikking van de Gedeputeerden, ten einde de noodige voorzieningen te doen, dat de wegen om en in de nabijheid van het Convent Assen naar behooren werden gemaakt en verbeterd, opdat een ieder "des tho bequaemer tot de Landtsdaegen ende Collegie (de vergadering van Gedeputeerden,) mach verschynen”. Maar daardoor werd niet voor altoos een einde gemaakt aan het houden der Drentsche Staten-vergaderingen onder den blooten hemel. Ook wat de plaats van zamenkomst en vergadering dier Staten betreft, werd het voormelde besluit niet altijd nageleefd. Somtijds, meestal echter bij buitengewone gelegenheden en omstandigheden, of ter behandeling van ongewone of bijzonder belangrijke onderwerpen, vergaderden de Staten van het Landschap Drenthe elders, dan in het daartoe, bij de medegedeelde resolutie, aangewezene en bestemde kloostergebouw, en het houden van Landsdagen in het GrolIer Holt duurde nog bijna eene geheele eeuw voort. Het was ons doel, dit aan te tonen uit de prothocollen of registers bevattende de handelingen van Ridderschap en Eigenërfden, de Staten van het voormalige Landschap Drenthe, waarin we vinden opgeteekend, dat die Staten, behalve te Assen, ook zijn vergaderd geweest, zitting hebben gehouden en hunne werkzaamheden hebben verrigt:
A. te Groningen;
B. op het Huis te Peize;
C. te Rolde;
D. te Anloo;
E. te Coevorden;
F. te Diever;
G. in het GrolIer Holt.