Veenarbeider eigen dokter
Ver weg van geneesheer leidde soms tot schrijnende situaties
Veenarbeider vaak ook eigen dokter
Door Theo Wortel
De eeuw na het verschijnen van het eerste exemplaar van de Emmer Courant op 3 januari 1891 is er in Zuid oost Drenthe en de Groningse gemeente Vlagtwedde heel veel verandert. In dit jubileumjaar
besteedt de krant met enige regelmaat aandacht aan die turbulente ontwikkelingen van de afgelopen honderd jaar.
Dit verhaal gaat over de gebrekkige medische voorzieningen in het veen. Een dokter was vaak in geen velden of wegen te bekennen. De primitieve hygiënische omstandigheden, beroerde woontoestanden, het slechte drinkwater en de vaak gebrekkige voeding leidden regelmatig tot epidemieën van bijvoorbeeld tyfus, roodvonk en difteritis onder de veenbevolking.
Veel dorpen in de veengebieden van Zuid oost Drenthe bleven tientallen jaren verstoken van medische voorzieningen. De veenarbeiders waren daardoor gewend eerst zelf te dokteren voordat ze een meestal ver weg wonende arts inschakelden. Ze waren daarbij makkelijk te misleiden. In 1913 zag de Gezondheidscommissie zich genoodzaakt een waarschuwing te publiceren tegen de aanbiedingen van de firma Winter. Deze firma bracht als ‘geneesmiddel' tabletten op de markt die bestonden uit een mengsel van laxeermiddelen omgeven met een laagje suiker. De tabletten bleken schadelijk voor de gezondheid.
Ook verscheen er op initiatief van de commissie een artikel over de brillen die een koopman in Nieuw Amsterdam verhandelde. Deze brillen waren van minderwaardige kwaliteit en werden tevens aangeprezen omdat ze het vermogen zouden hebben de dragers te genezen van allerlei kwalen, die in geen enkel verband stonden tot het gezichtsvermogen.
Veenarbeiders beschikten ook over een keur aan huismiddeltjes. Zo was de oplossing bij brandend maagzuur om in een zweterige klomp te plassen en dat op te drinken. Zwellingen verwijderde men met weegbree, dat het venijn eruit trok. Maagpijn en last van blinde darm werden gepapt met lijnkoek.
Andere veel toegepaste huismiddeltjes waren: Haarlemmer en pepermuntolie, Painexpeller (voor uitwendig gebruik maar ook tegen kiespijn), aloë (het ingedampte sap dat werd verkregen uit de dwars doorgesneden bladeren van dit lelieachtig plantengeslacht), Hoffman druppels, venkelwater, Berenburger en Maria Wortelboerkruiden.
Schrijnend
Het niet binnen handbereik zijn van een geneesheer leidde meer dan eens tot schrijnende situaties. Dokter Stukje uit Erica liet eens één van zijn patiënten met diens doodgeboren kind voor schouwing naar zijn praktijk komen, één à anderhalve kilometer verder. Zelf vond de dokter ook vervelend dat dit moest gebeuren, maar het voorval speelde in de winter met veel zieken en de levenden gingen naar zijn mening voor de doden.
Een kwestie die in 1931 de gemoederen in Zuid oost Drenthe bezighield, was het overlijden van twee kinderen in Barger Compascuum (na het innemen van het giftige lysol. De kinderen stierven doordat medische hulp pas na anderhalf uur verscheen in de persoon van een arts uit Emmen. De artsen uit de dichterbij gelegen dorpen Klazienaveen en Emmer Compascuum bleken niet bereikbaar.
In de gemeente Dalen werd de geneeskundige hulp verzorgd door de dokter uit het dorp Dalen, die in zijn koets de boer opging. Ook de taak van de tandarts werd door hem waargenomen. Omdat de dokter niet overal tegelijk kon zijn, waren er wel eens mensen die voor hem 'invielen'. Zo was er in het dorp Wachtum een grofsmid die tevens veeartsendiensten verrichtte en ook kiezen trok. Hij had er tenslotte het gereedschap voor! De patiënt moest dan op het aambeeld gaan zitten waarop de smid met een tang, uiteraard zonder verdoving, de kies trok.
Als men in de gemeente Sleen rond de eeuw wisseling een dokter nodig had, moest men drie kwartier fietsen. Het was dan ook veel makkelijker een telegram van 25 cent te sturen met de mededeling 'Kom direct'. Dat gebeurde soms ook als men alleen maar kiespijn, hoofdpijn of schouderpijn had.
Overigens was ook de medische kennis honderd jaar geleden zeer beperkt. Het volgende voorbeeld maakt dat duidelijk. Gerrit Vossers, die dominee was in Schoonoord van 1892 tot 1896 toen hij naar Sellingen vertrok, had een maagkwaal en moest daarom van zijn dokter zeven eieren per dag eten! Tegenwoordig wordt aanbevolen niet meer dan drie eieren per week te nuttigen. Hoewel hij vaak ziek was, is dominee Vossers tachtig jaar geworden. De armen brachten de vaak zieke dominee regelmatig eieren, honing of een geslachte hen.
Epidemieën
De primitieve hygiënische omstandigheden, beroerde woontoestanden, het slechte drinkwater en de vaak gebrekkige voeding leidden regelmatig tot epidemieën van bijvoorbeeld tyfus, roodvonk en difteritis onder de veenbevolking. In de winter van 1907 werd de gemeente Sleen getroffen door een mazelenepidemie. In enkele weken overleden twintig kinderen aan een dubbelzijdige longontsteking. De dokter legde in die periode soms 75 huisbezoeken per dag af. Het dichtst bij zijnde ziekenhuis was het Academisch Ziekenhuis in Groningen. In Drenthe was nog geen medisch specialist te bekennen.
Een zeer zware epidemie van Spaanse griep in Zuid Oost Drenthe kostte in 1918 alleen al in de gemeente Emmen niet minder dan 366 doden. Dat was bijna een procent van de bevolking! Eind oktober was op sommige scholen de helft van het aantal leerlingen ziek. Op 1 november werden alle scholen gesloten. Ze zouden een maand dicht blijven. Het Rode Kruis stuurde verpleegsters en het leger stuurde artsen.
Er werden enkele weken geen vergunningen meer afgegeven voor feestelijke bijeenkomsten. Bij het begraven van de doden werden geen klokken geluid om de ernstig zieken niet nodeloos zenuwachtig en angstig te maken. Ook de wekelijkse markt werd niet meer gehouden tot 13 december. Toen was het ergste leed geleden. Vanaf 17 december mochten de klokken weer geluid worden op verzoek van de kerkenraad van Nieuw Dordrecht: "Den kerkenraad betreurt het wanneer zulk een oud gebruik waaraan zekere godsdienstige gevoelens verbonden zijn, langer dan strikt noodzakelijk is, zoud onderdrukt worden".
De eenzijdige voeding (aardappelen, rogge en boekweit) bezorgde veel inwoners van Zuid Oost Drenthe klierziektes. Groente was maar water en wind, vond men... Je moest stevige kost hebben om op te werken. Raapolie met vatjesvet bijvoorbeeld, met voor iedereen een mooie aardappel erin gebakken. Uit een onderzoek uit 1940 bleek dat de helft van de 28 in Emmen ondervraagde vrouwen bijna niets anders kon koken dan aardappelen...
Beschikte een dorp wel over een huisarts, dan was dit vaak een bekende figuur over wie soms kleurrijke verhalen rondgingen. Zulke verhalen werden er bijvoorbeeld verteld over dokter Lubberman die aan het begin van de twintigste eeuw zijn praktijk had in Emmer Compascuum. Lubberman bezocht zijn patiënten altijd per motorfiets. Hij sprong niet bepaald zachtzinnig om met deze machine en raakte eens met motor en al in het kanaal. Kinderen die hem op het gevaarte hoorden aankomen, stoven de weg af. En als er in de straat iemand ziek was, moesten de kinderen achter het huis blijven spelen, want "dokter Lubberman kwam langs".
Kinderen
Een onderzoek in 1926 naar de gezondheidstoestand van de leerlingen van zeven openbare scholen in de gemeente Emmen wees overigens uit dat het niet al te best gesteld was met die kinderen. Van de 126 kinderen van een school in Erica konden er negentien niet onderzocht worden, gedeeltelijk wegens ziekte. Bij de overige 107 kinderen werden de volgende 39 afwijkingen geconstateerd: twaalf keer longtuberculose, acht keer bloedarmoede, zeven keer vergrote lymfeklieren in de hals, vijf keer vergrote amandelen, drie keer eczeem, sterke ondervoeding en één keer astma. Bovendien waren zes kinderen achterlijk, één zeer achterlijk, twee zeer nerveus en was één kind doof. Sommige kinderen hadden verschillende gebreken tegelijk. Bovendien liet de zindelijkheid van de kinderen zeer te wensen over. Driekwart van de leerlingen was vuil en hoofdluis kwam erg vaak voor.
Dokter Lodewijks uit Nieuw Amsterdam stuurde zijn bevindingen onder meer naar verschillende leden van de Tweede Kamer. Hij was getroffen door de schrille tegenstelling tussen de gezondheidstoestand van kinderen van beter gesitueerden - onder wie boeren - en de kinderen van veenarbeiders. In de Drentsche en Asser Courant schreef hij: "Een treurig beeld, die bleeke bloedarme stumperds met hunne groote holle oogen, met pakketten klieren aan hals, in den oksel en elders, mijns inziens in de meeste gevallen wijzende op een tekort aan vettoevoer, die arme skeletachtige wezentjes met hunne dikke aardappelbuikjes, herinnerend aan Iersche kinderen van vroeger en Russische van thans." Indien er ook elders in de venen een dergelijke toestand bestond, moest de regering ingrijpen "om alsnog een ten gronde gaan van het Drentsche veenkind te voorkomen".