1839 Spinmaal en Spinderij
Drentsche Volksamanak 1839. EEN SPINMAAL en SPINDERIJ
(Deze is medegedeeld, zoo als dezelve in de gemeente Emmen en omstreken in gebruik zijn).
Als 't buiten woedt, Is 't binnen zoet. A. van der Hoop Jr.
Onder deze benaming bestaan er gewoonten bij de Drenthenaren, welke uitsluitend tot het jeugdige geslacht behooren: beide instellingen zijn hoofdzakelijk aan vrolijkheid gewijs, doch aan de spinmalen is tevens een weldadig doel verbonden en zij staan, in dit opzigt, gelijk met de zoogenoemde aardappel- en vlasmalen.
De spinmalen worden door de mingegoeden aangerigt, om hun vlas tot garen gesponnen te krijgen, waartoe de meisjes uit het geheele dorp genoodigd worden. De zoogenoemde spinderijen zijn eigenlijk niets anders, dan meisjes visites en worden door de ongehuwden aangerigt. Beide worden door de jongelingen, die vroegtijdig genoeg van deze zamenkomsten kennis dragen, bezocht.
Wij willen in geene onderzoekingen treden, in hoeverre de gebruiken bij deze instellingen in acht genomen met die der voorvaderen overeenkomen, maar alleen vermelden op welke wijze eene spinderij in den tegenwoordigen tijd gehouden wordt. In de geheele provincie Drenthe, zoowel in de steden, waar de landbouw mede een middel van bestaan is, als ten platten lande, vinden dezelve plaats.
De wintertijd, waarin de werkzaamheden der landbouwers het toelaten, om zich aan uitspanningen over te geven en het vrouwelijk geslacht zich uitsluitend achter het spinnewiel geplaatst, om het verbouwde vlas tot garen te spinnen en alzoo de huishouding van de het noodige linnen te voorzien, is het tijdvak, waarin na nieuwjaar de spinmalen en spinderijen een begin nemen. De uitnodiging door eene of meer dochters van een huis geschiedt in 't algemeen, zonder aanzien van rang of stand, en ieder verschijn te zes uren met wiel en vlas, om den avond bij hare vriendinnen door te brengen. (Geschiedt de uitnodiging buiten het dorp in een der gehuchten, die soms een half, zelfs een uur van het dorp verwijderd zijn, dan zoeken de meisjes zich vooraf van een jongeling te verzekeren, die haar terughaalt, zonder welke zij het niet wagen, eene spinderij bij te wonen, want de eer van het meisje gedoogt niet, zonder geleider huiswaarts te keeren en wanneer zij alsdan des avonds in het dorp terugkomen, begeven zij zich allen in een herberg en vermaken zich daar nog eenige tijd, onder het gebruik van drank, met zingen of door buut og slage.).
Bij hare aankomst plaatsen zij zich achter hare wielen en beijveren zich, om het vlas, hetwelk op den diessenkop geplaatst is, afgesponnen te krijgen voor dat de jongelingen zich bij het gezelschap aanmelden en aan het spinnen een einde maken. De genoodigden worden omstreeks zes uren op koffij onthaald (Bij spinmalen worden vervolgens aardappelen en roggendollies of roggenbrij opgedischt.), en onder vrolijke gesprekken en zang leggen de meisjes hare vreugde aan den dag, welke deze wintervermaken voor haar opleveren. Om negen uren worden de jongelingen tegemoet gezien, en naauwelijks zijn deze verschenen en hebben zich in het beschouwen der tot vrolijkheid gestemde meisjes verlustigd, of ieder dezelve begeeft zich naar het voorwerp, hetwelk hem het meest behaagt en trekt, onder den naam van snorren, den band of snaar van het wiel, of grijpt den diessen van den kop af, waardoor het spinnen van het meisje gestaakt wordt, hierop plaatst hij zich zoodanig op de helft van den stoel, op welken het meisje zit, dat aangezigt tegen aangezicht komt.
Dit is het sein voor allen, om het spinnen te eindigen. (In andere gemeenten worden de spinwielen door de meisjes bij de aankomst der jongelingen ter zijde gelegd, waarop zij zich in een ronde kring plaatsen. De jongelingen beraadslagen nu om de meisjes onderling te verdelen en den eerste, wien zijn plaats wordt aangewezen, valt het meisje te deel, dat aan het spekeinde (d.i. de hoogste plaats van het vertrek, waar het spek hangt) gezeten is. Vervolgens begeven zich de overige jongelingen mede naar de hun aangewezene meisjes, die zich bereid toonen, om den halven stoel aan den jongeling in te ruimen) en, na zich nu met de meisjes eenige ogenblikken onderhouden te hebben, begint een spel, waarbij het gevoel der hand op een zware proef gesteld wordt en waartegen eene met eelt begroeide het best bestand is.
Allen, die een meisje aan hunne zijde hebben, plaatsen zich in een kring, terwijl de jongelingen, die van geene meisjes voorzien zijn, zich onder den schoorsteen bij het vuur begeven, vanwaar zij met een begeerig oog de schoonen overzien en bedacht zijn, om zich spoedig door den plakhouder in het bezit van een der beminde voorwerpen te stellen. Een van deze wordt met de taak belast, om, door middel eener handplak, en bij gebrek van deze, door middel van eene muil of slof, de gehechtheid der jongelingen, welke zich aan de zijden der meisjes hebben geplaatst op de proef te stellen. (In sommige gemeenten neemt de zoon des huizes de taak van plakhouder opzich). Dit spel noemt men lieden of glieden of buut of slage (D.i. van het meisje afstand doen of een handplak ontvangen.)
Zoodra allen geplaatst zijn en reeds menige kus gevallen is, begeeft zich de plakhouder eerst tot de jongelingen bij de hard, welke geen meisjes bezitten, om van dezen den eersten last tot het uitdeelen van handplakken te ontvangen, dat is: hunne begeerte naar het een of ander meisje te vernemen, hetwelk in het bezit van een der jongelingen in den kring is. Naauwelijks is aan denzelve het voorwerp aangewezen, of hij begeeft zich naar den jongeling, die het meisje bezit en vraagt: buut of slage? Is deze niet bijzonder op het behoud van zijn meisje gesteld, dan doet hij, zonder de kracht der plak te willen ondervinden, afstand van haar en plaatst zich onder den schoorsteen bij de overigen, die geene meisje bezitten. Is hij echter niet genegen om aan den eisch van zijne partij te voldoen, dan moet hij voortdurend het bezit van zijn meisje door eene handplak verzekeren.
Volgt hierop echter eene tweede, derde of vierde opeisching, dan wordt de plakhouder wel eens heimelijk de wenk gegeven, om den jongeling door gevoeliger slagen tot den afstand van zijn meisje te noodzaken, en het moet dan eene met zwaar eelt begroeide hand zijn, die de kracht der handplak standvastig doorstaat; veeltijds doet hij reeds bij de tweede of derde proef afstand van zijne donna, en vergenoegt zich zoo lang zonder het bezit van haar, tot dat hij op zijne beurt een ander op de proef kan stellen en een ander meisje bekomen. Heeft de plakhouder den last van hen, die bij het vuur staan, uitgevoerd, dan begeeft hij zich in het midden van den kring, en vraagt, of ieder met zijn meisje tevreden is, doet zich iemand op, die begeerte gevoelt om zijne vrijster met eene andere te verwisselen dat veeltijds het geval is, dan begeeft hij zich naar het voorwerp, hetwelk ter verwisseling wordt opgeëischt. Is de knaap bereid om zijn meisje af te staan, dan verwisselen de jongelingen van plaats, en zoo niet, dan moet hij de handplak ontvangen, zoo als hiervoren is medegedeeld.
Men blijft zich alzoo tot elf uren door buut of slage vermaken, zonder dat er koffij, sterke drank of iets anders gebruikt wordt, waarna de spinderij een einde neemt en ieder jongeling zijn meisje naar huis geleidt.
Koevorden, October 1838. D.H.V.D.S.