1848 Het rigten (van gebinten)
HET RIGTEN
Als eene bijdrage tot de meermalen door ons geroemde onderlinge hulpvaardigheid der Drentsche landlieden, noemen wij het zoogenaamde rigten.
Ofschoon hetzelve in bijna alle boerendorpen van Drenthe tehuis behoort is het toch dikwijls plaatselijk zeer gewijzigd; daarom zullen wij alleen van hetzelve gewagen, zoo als het nog heden ten dage in Schoonebeek Plaats vindt.
Wanneer iemand eene woning of blootelijk eene schuur bouwt, roept hij, zodra de stijlen en gebindten door den timmerman gereed zijn, de gansche "boer" tezamen, om hem behulpzaam te zijn in het rigten, hetwelk louter bestaat in het oprigten der hoofdstijlen, welke het vierkant van het daartestellen gebouw zullen moeten uitmaken.
De "geheele boer" beantwoordt door zijne verschijning ter bepaalde plaats aan die oproeping. Zoodra nu allen, wier hulp verlangd of ingeroepen is, zijn opgekomen, wordt de zich reeds in de nabijheid bevindende Predikant tevens uitgenoodigd, om ter plaatse van het rigten te verschijnen, alwaar hij naauwwelijks is aangekomen, of de eigenaar van het te rigten gebouw verzoekt hem om maar te beginnen."Ten gevolge van dit verzoek ziet de Leeraar zich volgens als verpligt, om in een plegtig, dikwijls onder den blooten hemel opgezonden gebed, den zegen des hemels op het welgelukken van het te verrigten werk af te smeken. (Deze adsistentie is van de zijde des leeraars geheel vrijwillig en zonder enig geldelijk bezwaar voor den landman, door welke laatste bijzonderheid men het den predikant wel eens vrij moeijelijk maakt, dewijl er geen balk kan gelegd of geen gebind kan gelascht worden, of het werk moet van een toepasselijk gebed voorafgegaan worden.) Is dat gebed -hetwelk zeker wel niet altijd even gevoelvol zal zijn - geëindigd, dan begint, na het rijkelijk gebruik van eenen snaps, het rigten; zoo lang het laatste duurt blijft men continueren met drinken - alsof de heilloze jenever zegen en geluk konde aanbrengen; - en is het werk en laatste volbragt, dan wordt ieder, die zij in beleid of zijne krachten daaraan geleend heeft, bij den eigenaar van het gerigte gebouw ten disch genoodigd. Na afloop van het feestelijkmaal verschijnt al wederom de jenever en werkt na verloop van enige tijd niet zelden zoo averegts in der boeren "bragen" dat de vrolijkheid in dolle razernij, de eensgezindheid in eene bloedige vechtpartij oplost.
Naar Drentsche Mozaiek 2e druk door J.v.d.Veen Azn (1848)