1672 Meindert van der Thijnen
MEINDERT VAN DER THYNEN.
En eer nog eer de haan ontwaakt
En de eerste schemer daagt,
Is fort en vesting prijs gemaakt
En 't roekloos stuk geslaagd.
TOLLENS.
Heeft het ons dierbaar vaderland nimmer aan groote helden ontbroken, niet altijd hebben de zoodanigen eene waardige plaats in onze geschiedrollen ingenomen; dit althans was het lot van MEINDERT VAN DER TYNEN, met wiens moedig bedrijf het ongelukkige oorlogsjaar 1672 eindigde. (1)
De kleine, maar belangrijke staat onzer vereenigde gewesten, naauwelijks bekomen van eenen tachtigjarigen strijd tegen het bloeddorstige Spanje, werd in 1672 tot eenen oorlog gedwongen niet Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen; LODEWYK XIV was tot aan de Zuiderzee doorgedrongen en had zich van het bisschoppelijke Utrecht meester gemaakt; KAREL II bestookte Zeeland en onze vloot CHRISTOFFEL BERNHARD (a), bisschop van Munster en MAXIMILIAAN HENDRIK, keurvorst van Keulen, bemagtigden verschillende steden in Gelderland en Overijssel: ook Coevorden (3) werd tegen den zin van den toenmaligen kommandant, den luitenant-kolonel JAN VAN BURUM, na een beleg van tien dagen aan den bisschop van Munster overgegeven , bij eene akte, van den 11 Julij 1672, op het huis te Scheere (i) onderteekend.
De overgave van Coevorden waardoor het land van Drenthe Groningen, ja zelfs FriesIand, aan dien kant, voor den vijand openkwam, was inderdaad een verlies van veel gewigt, te meer daar na de belegering van Groningen het jaargetijde te
ver was verloopen, om aan eene spoedige herovering te denken, waartoe bovendien geene voldoende magt voorhanden was.
Zelfs de dappere KAREL RABENHAUPT, baron van SUCFIA luitenant - generaal en gouverneur van Groningen en Ommelanden, die de stad Groningen met 2400 strijdhelden (5) behouden had, zag geen kans om met voordeel eene poging op Coevorden te wagen.
In dezen hagchelijken toestand klom in den dapperen MEINDERT VAN DER THYNEN of, Zoo als hij zich zelven noemt, MEYNDERT MINNES FAN DER THIJNEN (6 ), sedert Junij 1670 koster en schoolmeester te Coevorden, het denkbeeld op, om de vesting bij verrassing te nemen, waartoe de brave en op God vertrouwende held in den nacht van den 4 September 1672 met vrouw en kind, in stilte en met achterlating van zijn huisraad, Coevorden verliet, om te Groningen hulp van manschappen en verdere oorlogsbenoodigdheden te zoeken. Aldaar den 6 September aangekomen en vermoedelijk altijd met zijn groot ontwerp bezig, schijnt hij daarin vrij wat moeijelijkheden te hebben gevonden, althans volgens zijn eigen schrijven. (7)
(6) In sommige verhalen komt hij voor ouder den naam van MEINDERT VAN TIENEN. (7) VAN DER THYNEN heeft een dagverhaal van het gebeurde geschreven, waarvan getrouwe kopijen in Coevorden voorhanden zijn, en hetwelk door den heer JACOBUS SCHELTEMA in 1818 in druk is gekomen. Zie Geschied- en letterkundig mengelwerk 11 D. 11S. heeft hij zijn plan eerst den 7 Oct. aan RADENHAUPT medegedeeld, met dien verstande, dat hij de wijze, waarop de vesting volgens hem zoude te nemen zijn, met veel zorg verbergde, zeggende dat hij aan niemand dan aan hare hoogheid te Leeuwarden (8), zulk een gewigtig geheim zoude willen openbaren. Alleen legde hij aan RABENHAUPT eene door hem gemaakte teekening van Coevorden over, en vervaardigde daarvan te Groningen eene kopij op kleiner schaal.
De even voorzigtige als dappere R ABENIIAUPT, verwonderd over den moed en het beleid van onzen schoolmeester-ingenieur , achtte de zaak te gewigtig om dezelve op eigen gezag te ondernemen, en vond bovendien nog al eenige zwarigheden, welke onze Held evenwel alle uit den weg ruimde, zich-zelven leenende tot het maken der noodige biesbruggen en wat verder tot den toestel vereischt werd.
Lag het in het belegeringspIan van VAN DER THIJNEN dát de grachten van Coevorden zouden bevroren zijn, aan RABENHAUPT scheen de felle vorst.wat minder te behagen, waarom de toeleg wel niet afgezegd werd, doch vrij wat vertraging ondervond, zoodat onze niet ligt te ontmoedigen vriend het besluit kenbaar maakte, om in Friesland te zoeken, wat hij in Groningen niet konde vinden.
Onze held verhaalt, dat hem om dezen tijd door zekeren kapitein GABBEMA eene schitterende belofte gedaan is, en dat hij zich dien ten gevolge als den man heeft doen kennen, die kans zag om Coevorden bij verrassing te nemen. Hoezeer het verder
Niet is gebleken, wat er van deze belofte is geworden, is het toch vrij zeker dat daarvan iets is geweest en dat dezelve den moed van onzen dapperen ingenieur niet zal hebben verflaauwd; althans, na eenige herhaalde gesprekken met RABENHAUPT, heeft VAN DER TLIYNEN dien generaal, op den 13 December 1672, overhandigd het hierna volgend
PLAN VAN AANVAL
met 968 rnusketiers (9).
Zes honderd man moeten regt op TELLINKRUIZENS huis (op de Loo voor Coevorden staande) aanmarcheren en van daar bij Poppenhaar, met haar nemende teven vakken van de biesbruggen voor yder attaque, dat is voor de twee rij vakken biesbruggen en haar in alle stilligheid begeven op de Contrescharp en aldaar eenige pallisaden an stukken hakten. En dan de overste-luitenant EYBEROEN moet met 300 man, op 't kasteel aanvallen en een oficier met 150 man zoude blijven orn het bolwerk Gelderland te overmeesteren en de andere 150 man moeten avanceren tot de Corps du garde, staande in de Citadelle voor de kasteelse poort en vemeesteren also alle posten op het kasteel.
De overste wachtmeester WYLER zal met de andere 300 man het bastion Hollandt attaqueren en op de fancebruge komende, sal een oficier bij de doorsnijdinge (tusschen het Casteel en benedenwal staande) met hondert man oplopen en hem meester maken van het Canon, dat op de bolwerkspunt van Hollandt staat.
De andere twee honderd man sullen in allerhaast haar begeven na de andere zijde van het bolwerk (als zij in de faucebray zijn) en loopen de faucebraye langs tot an de sortie ofte secreetsbrugge, dat tusschen het bastion Hollandt en Zeelandt is en bij de secreetsbrugge de wal opklimmen, dan zal een Captn. met 120 man hem van de wal begeven in alle spoedt na de hoofdwagt staande op de markt, en hem aldaar meester van maken en daar post blijven houden. Een officier met 50 man sal hem in allerhaast begeven na de Benthemer-paort en de slotpoort en gantsche poort aldaar innemen as wel bewaren; dan zal een sergeant met 30 man post vatten in het bastion Zeelandt, daar het Kruidhuis en de batterie met Canon aldaar staande wel bewaren, dan sal nog 300 man onder majoor Jan Spokinga marcheren van de troep af tot op het bastion Overijssel, nemende haren marsch voorbij BROERSEMAAS hof over het Loodiep door den Holvert, voor bij de Hengelaarshuis, latende het selvige wat op de regterhandt liggen en also dwars over den ouden Spanschen dijk over de Haar en sovoorts tot an de Hoppìgoorn liggende an de Contrescharps graste op het Contrescharps punt van Overijssel en met haar nemer, seven vakken van de biesbruggen, twee koevoeten, een dommekragt en handgranaten en een goed getal exebijlen en halve piecqen, gelijk bij de andere twee attacaques mede zal moeten weesen, op de Contrescharp komende sullen sij soo veele palisaden op de beqyuaamete plaats kappen, dat men met de biesbruggen daarover kan komen en dan de biesbruggen leggen in het ijsbit, ongeveer midden tegen de regterface van het bolwerk Overijssel; in de faucebraye gekomen zijnde, sal hem een Captn. met 100 mm in allerhaast begeven na de sortie, staande in de courtine tusschen het bolwerk Friesland en Overìjssel en aldaar bij de secseetstbrug de walle oploopen en door de sortie hoedat men best sul bonnen; dan sal een sergeant met 30 rnan hem begeven na het bastion Friesland en de andere sullen haar meester maken van de batterie in Overijssel en het kruithuis aldaar wel bewaren; de rest van 't volk sal haar begeven in allen haast en maken haar meester van de Vriessche poorte, de slotpoorte wel versekerende opdat sij niet wordt neder laten vallen en voorts de wacht by deselve poorte incorporeeren en dan de Friesche poorte in allerhaast openmaken om onze ruiterie daarin te laten."
Dit plan werd goedgekeurd (10), zoo als ook de keus der officieren, die door VAN DER THYNEN was gedaan.
Was geheimhouding eene der eerste vereischten tot het welslagen der onderneming, ook daarin had de sachrandere MEINDERT voorzien, leggende hij zelf eene naauwkerige marschroute aan den generaal over; maer alvorens dien reisweg te volgen en tot de beschrijving der inneming overtegaan, zal het niet ondienstig zijn hier, voor den plaatskundige aanteekenen, dat Coevorden eerst omstreeks 1682, door MENNO VAN COEHOORN is versterkt en in die dagen was voorzien van zeven bolwerken, zeven ravelijnen en neven halve manen, eene fancebraij, eene hooge contrescharp en dubbele diepe grachten; het kasteel was met vijf bijzondere bolwerken en eene gracht aan de zijde der stad onttrokken ( 11); overigens waren de fortificatien in eenen vrij vervallen staat, dragende de zeven bolwerken toen ter tijd, even als nu, de namen der zeven vereenigde provincien.
Eindelijk werden den 26 Dec. 1672 (in) alle de poorten te Gronirigen gesloten, en MEIXDERT V A N DER THYNEN, met zijne manschappen en biesbruggen, na zich Gode te hebben aanbevolen, trok moedig voort, onder weg nog door eenige ruiters en dragonders versterkt wordende.
Het was te Erm, eene buurtschap onder de gemeente Sleen, ruim twee uren van Coevorden, dat onze veldheer aan den luitenant- kolonel EYBERGEN en de verdere officieren van den troep, zijn plan van aanval nader ontvouwde, aan ieder zijne plaats op de kaart aanwees en zekeren CLAAS BUITER (13) aan den heer EYBERGEN voorstelde, om de biesbruggen op liet bastion Holland over te brengen. VAN DER THYNEN zonde het opzigt houden over de biesbruggen, die naar Gelderland en de sergeant K. A. TER BURGH over die, welke naar Overijssel moesten worden vervoerd.
Na dat men wijders was overeengekomen dat de hoed van ieder, die tot de onderneming behoorde, met eene stroowisch als onderkenningsteeken zoude worden versierd, werd aan de officieren het wachtwoord (parool): Holland gegeven, terwijl voor 't veldgeschrei (contre-signs) werd aangenomen het bemoedigend : God met ons!
Reeds was de trein den 29 Dec. 1679 tot op de hoogte van de Loo op tien minuten afstands der vesting genaderd, reeds had men buiten de Coevordsche klok twaalf hooren slaan, en nog was de binnen Coevorden bevel voerende Munstersche kommandant JAN DE MOORS onbewust van eenen aanslag, die hem te voren door twee dragonders (welke van EYBERGEN waren gedeserteerd) was verraden, doch waarop bij geen acht geslagen en zich alzoo zijne ongeloovigheid weldra duur te betalen had,
De belegeraars eindelijk werden in drie afdeelingen verdeeld, opdat ieder naar den hem aangewezen post zoude optrekken; de laatste bemoedigende woorden zweefden nog op de lippen der bevelhebbers, toen op eens de herhaalde kreten van werdn, den Kolonel EYBERGEN verontrustten. Geen nood, sprak VAN DER THYNEN, toen bij nopens die werda kreten. werd geraadpleegd, dit wordt door de menigte rondes in de vesting veroorzaakt en is thans in ons voordeel, want (zoo redeneerde de schrandere belegeraar) onderwijl de schildwachten zoo naauw op hare eigene rondes van binnen moeten letten, kunnen zij aan hetgeen buiten is niet denken'(14) VAN DER THYNEN alzoo ten volle van het welslagen zijner onderneming onder Gods bescherming doordrongen, bepaalde dat hij allen in hunne gevaarvolle poging zoude voorgaan, terwijl EYBERGEN, tot wiens afdeeling onze held behoorde, zeijne manschappen van achteren voortdrijven en den eersten aanval besturen zoude.
Belette de traagheid der soldaten de schielijke plaatsing der biesbruggen, zoo over de in het ijs gehakte plaatsen, als waar die overigens noodig waren, de standvaastige moed van den onwankelbaren VAN DER THYNEN, die waar hij konde zelf handen aan 't werk sloeg, overwon alle zwarigheden, zoodat de eerste stralen der morgenzon van den 30 Dec. 1672 (15) hem, aan den voet der contrescharp van 't bastion Gelderland begroetten.
Om acht uur 's morgens na de eerste verkenning door den dapperen voorganger, werd de aanval op Gelderland en Holland begonnen en kort daarna ook tegen het bastion Overijssel aangevangen.
Een dikke mist begunstigde zigtbaar de onderneming, hoewel dezelve VAN DER TUYNEN een oogenblik van het regte spoor schijnt te hebben afgebragt. Geen nood evenwel VAN DER THYNEN gelast den hem nagezonden soldaat, om den troep te waarschuwen dat deze hem niet zoude volgen; maar zich onverwijld over het land, Klinkenbroekje genaamd, zoude begeven, tot achter het kasteel, alwaar hij denzelve zoude inwachten, wanneer hij langs de gracht gaande tot dat punt zoude gekomen
Nu was het gevaarlijke oogenblik daar! Door eene niet verwachte brandwacht in de contrescharp wordt de aanvoerder gezien en aangeroepen de optrekkende mist doet de aanrakkende staatsche magt aan de Munsterschen kennen, het geroep van werda wordt algemeen! Middelerwijl bereikt VAN DER TUYNEN het verlangde punt van de contrescharp bij 't Bijsterveld, - hij ziet de zijnen naderen en, met zijnen hoed wuivende, geelt hij het teeken tot den aanval.
Dapper bijgestaan door de kapiteins BARTELT KOENDERS, CLITON en SPEER, alsmede door den luitenant VAN 'T HOF en anderen, worden de palissaden gekapt en de weg gebaand; het vuur van geweer en kanon van den vijand volgt zich meer en meer op, VAN DER THYNEN, de onvermoeide VAN DER TUINEN, wijst ieder zijne plaats, verlaat de zijnen om den majoor WIJLER diens post te toonen, bereikt in korte oogenblikken de laatste gracht, plaats de biesbruggen, bevestigt dezelve, geeft hier raad, spreekt elders den soldaat moed in, wijst de zijnen waar zij gaan moeten, zegt hun dat zij alleen aan de overzijde van het ijs veilig zijn, gaat hun voor in de faucebray, vliegt tegen den wal op en, te midden van het vijandelijk schrootvuur, terwijl de kapitein-luitenant van den generaal RABENHAUPT doodelijk wordt getroffen, bereikt hij het parapet, van daar de Staatschen toeroepende: Op mannen de vijand is geslagen."
Zoo veel wel ondersteunende moed deed de Munsterschen terug deinzen; de kapitein KOENDERS deed den verschrikten kommandant DE MOOIJ den helden dood sterven, de batterij werd genomen, de staatsche kapitien BULOW begaf zich naar het groote bolwerk achter het kasteel, de Munsterschen vloden, het kommandantshuis werd bezet, de wacht overrompeld, het kruidhuis bewaakt; - ras was de aanval algemeen. Aan verdedigen viel inderdaad niet te denken en toen VAN DER THYNEN aan twee jonge tamboers, die op den molenwal waren, den last gaf den prinsenmarsch te slaan, ten einde daardoor de bezetting in het denkbeeld te brengen dat alles genomen was, gelukte ook deze list (16), waarna de kapitein STEVEN KLING door een schoenmaker KOENRAAD KORNELIJS ( 17) de Friesche poort deed openen en de ruiterij binnen liet; nu mengden de Trompetten hun Wilhelmus van Nassauwen met den vrolijken prinsenmarsch, en nog alleen Overijssel vertoonde dien wanhopigen strijd, welke ras tegen de zich van alle kanten vereenigende Staatschen gevoerd werd, en aldaar en later op de markt, nog vrij wat bloed deed stroomen: doch vruchteloos - de niet uit de Benthemerpoort gevlugte Munsterschen vulden de kerk, die tot eene voorloopige gevangenis was ingerigt. Binnen den tijd van één uur was de vesting over en het waagstuk door Gods sterke hand volbragt, mogende het niet onopgemerkt blijven, dat vele schijnbare tegenspoeden juist tot het welgelukken der onderneming medewerkten; want toen de Munsterschen geene Staatschen in den nacht zagen opdagen sloegen zij het verraad van de overgeloopen dragonders in den wind en werden in den morgenstond zorgeloos, de zware mist bedekte de aanvallers voor den vijand; het geroep van werda enz. op den wal belette de belegerden het omverhouwen der palissaden te hooren, dewijl men zorg droeg van bij iederen kreet des vijnads, de bijl in het hout te laten vallen; de ingevallen dooi bevorderde het beklimmen der wallen; de vlugt der Munsterschen eindelijk, verspreidde in het naburige graafschap Bentheim evenveel schrik als verwarring en joeg daardoor een aanrukkend Munstersch legerkorps op de vlugt.
Slechts vijftig of zestig der onzen waren bij dezen gevaarvollen aanslag gebleven. Van de Munsterschen daarentegen waren de Coevordsche bevelhebber, 5 voorname officieren en omstreeks 150 man gevallen, hunne gevangenen bestonden uit den overste-wachtmeester PLETTENBERG, 6 kapiteins, 2 luitenants, 15 vaandrigs, 3 paters en omstreeks 400 soldaten. Daarenboven viel een welgevuld arsenaal, 1 standaard, 13 vaandels en 1 keteltrom in onze handen. Groot was de neerslagtigheid bij den vijand: de schrik drong tot in Overijssel en bij den bisschop door, die, na zijn klein TROIJE veloren te hebben, alras het vetlies van andere sterkten te gemoet zag en dit gedeelte van ons land als vooreerst voor hem gesloten kon beschouwen; maar wat ons boven alles van waarde was, de hollandsche moed begon door Coevordens inneming op nieuw te herleven en, wilde men de eerste tijding daarvan in Amsterdam en 's Gravenhage niet gelooven, eerlang werd daarover de vreugde in ons Iand algemeen.
Op eenen algemeenen dank- en bededag wierpen alle goede Nederlanders zich neder voor dien God, die ons dierbaar vaderland, als de nood was ten top gestegen, nog altijd gered, nog altijd geholpen had; Coevorden strekte daarvan op nieuw ten bewijze; want inderdaad het jaar 1672 was een jaar van treffende verliezen, een jaar van angst en jaar van schrik, een jaar van bloedstorting en wreedheid: maar deszelfs einde was luisterrijk en eervol, het sterke Coevorden was hernomen en legde den grond tot dien vrede, welke weldra gesloten werd.
Ons blijft nog over om kortelijk te gewagen van de belooningen, aan de aanleggers en uitvoerders van dit feit ten deel gevallen.
RABENHAUPT werd tot drossaard van Drenthe gouverneur van Coevoirden brevorderd; de overste luitenant EYBERGEN werd kommandant van de verting, en meester VAN DER THYNEN tot sergeant-majoor aangesteld; doch deze bediening viel hem te zwaar, waarom hem eene kompagnie te voet werd aangeboden. Dan ook hiertoe had de dappere koster of liever zijne vrouw geene genegenheid en werd hij, in stede van kapitein, met de kommiesplaats van 's lands magazijn (18) begunstigd, in welke betrekking hij den 7 Maart 1673 voor den Raad van Staten den eed aflegde.
Ook de stad Groningen en de Ommelanden vereerden onzen vriend met eenen gouden penning, wegende 6½ lood, waarop aan de eene zijde was gegraveerd het wapen van Stad-en-Lande, terwijl de keerzijde de aangevallene stad Coevorden vertoonde.
Eindelijk om liet feit te vereeuwigen bood de Raad van Staten, bij eenen vleijenden brief, aan den dapperen Schoolmeester - Ingenieur, op den 17 Sept 1676 (19) eene verguld. zilveren bokaal of beker aan, waarop aan de eene zijde het generaliteitswapen, en aan den anderen kant de inneming van Coevorden is afgebeeld, zoo als op bijgaande afteekening zigtbaar is (20).
De oorkonde van dien tijd hiervan zwijgende, valt het moeijelijk ,te bepalen, op welk een wijze deze beker in handen van het gereformeerd kerkgenootschap te Coevorden gekomen is; misschien dat VAN DER THIJNEN, die, na 1673, lange jaren burgemeester en ouderling te Coevorden is geweest, den beker aan gemeld genootschap geschonken of bij testament vermaakt heeft. Dan, wat hier van zij, de kerk van Coevorden is in het bezit van denzelve en beeft gemeend daaraan geen betere bestemming te kunnen geven, dan door denzelve te bezigen to,t eenen beker bij het heilige Avondmaal.
Coevorden ,
19 augustus 1836 A. v. H.
(1) Onze geschiedschrijver WAGENAAR in zijn 14de deel, pag. 239 en 240, van de inneming van Coevorden in 1672 gewagende, heeft VAN DER THYNEN niet eens bij name genoemd; evenmin wordt er in den Mercurius van 1671, bij VALCKENIER en anderen melding van hem gemaakt.
(2) BAREND VAN GALEN.
(3) Hoewel de C zonder de H vooraftegaan, over het algemeen in onze taal door de K is vervangen, meent men echter bij eigennamen, zoo als Coevorden, de oude spelling met eene C te mogen volgen. Ook op den wapenbrief van den hoogen raad van adel en bij het provinciaal bestuur, wordt Coevorden met eene C gespeld,
(4) Dit huis was in 1592 de eigendom van Jr. JOHAN VAN STEENWYCK en bij de belegering van Coevorden, de residentie van prins MAURITS; tegenwoordig behoort hetzelve aan Jr. SANDBERC VAN ESSCHENBURG.
(5) WAGENAAR schat de bezetting op sechts 200 man. Zie bijvoegsels en aanm. op het 14 deel, pag. 68. Bij MEIJBR.
in zijn kort verhaal der Ned. geschiedenisen I S deel , bl. 64, zoo medein het toonee2 des oorlog8 Van L. VAN DEN Bóscn
en elders, wardt de Groninger bezetting op aooo men voet-
volk, 150 studenten en = vaandels hargera.
(8) Daarmede vermoedelijk bedoelende ALBBRTINA AONES, dochter van FREDERIKA HENDRIK, toen ter tijd voogdes
over haren zoon, HENDRIK CASIHIR I1 , Stadhouder van
Friesland en Groningen.
(9) Waarbij zich nog eenige studenten en andere vrijwilli -
gers voegden, Zie Ned. Geschied. van MLIJER, de dl. pag. 63.
(10) In het Tooneen des oorlogs van VAN DEN Bosch waarin op pag. 152 van het derdedeel van dit feit een breedvoerig verslag wordt gegeven, komt voor, dat u de overste EYBERGEN te Erm in eenen krijgsraad de ordere opende en voorlas, gelijk ze hem was gegeven" (nagenoeg met de bovenstaande overeenkomstig).
(11) Zie KOKS woordenboek , la. C, pag. 414.
(12) In sommige verhalen wordt abusivelijk de 16 Dec. voor het sluiten der poorten opgegeven.
13) Deze CLAAS BUITER was vroeger hoedenmaker te Coevorden; daarna in dienst onder de Drentsche kompagnie van den kapitein HUTU STRUUK , is hij bij het overgaan van Coerorden den 11 Julij 1672, in handen der Munsterschen gevallen en in garnizoen gehouden te Zwolle, van waar hij naar Groningen gedeserteerd en tot deze expeditie van VAN DER THYNEN is, zoowel om de bieshruggen te maken, als om hier en daar kondschap intewinnen. VAN DER THYNEN had met dezen BUITER niet veel op, omdat hij aan den drank verslaafd was, en bovendien aan zijnen haas nog al het een en ander vertelde, hetwelk niet noodig was.
Verder klaagt VAN DER THYNEN, dat er op de eerlijkheid van BUITER vrij wat was af te dingen, intusschen, zijne aangebragte hulp ter dezer gelegenheid is verre van onopgemerkt want nog heden ten dage bedient het hervormd kerkgenootschap te Coevorden zich bij het avondmaal van eenen zilveren beker, waarop aan de eene zijde het wapen van Nederland en aan de andere zijde een wapen, vertoonende een hoed met drie sterren en het omschrift: NICO-LAO BUITER, ALIAS GULDENHOEDT in gegraveerd; op het deksel staan de woorden: Deus et fortuna acquirunt ornnia, en onder den bodem de namen Jr. HOPPERS en Jr. FINCK met hunne wapens, benevens het woord committeert; wordende van dien beker verteld, dat dezelve aan CLAAS BUITER geschonken en vervolgens op deze of gene wijze aan gemeld kerkgenootschap gekomen is.
(14) Zoude deze wenk van VAN DER THYNEN nog in dezen tijd niet eenige overweging verdienen en tot eene nutte les kunnen verstrekken ?
(15) De Heeren OOSTKAMP, ENGELBERTS GERRITS en anderen volgen den ouden stijl en noemen den 20 Decemb. 1672, misschien op grond, dat de Gregoriaansche tijdrekening eerst in 1722 in Drenthe schijnt te zijn ingevoerd.
16) De historieschrijvers verhalen het geval met deze tamboers bijna alle verschillend; sommige spreken van een tamboer.
(17) De schoenmaker KORNELIJS heeft, om de poort te openen, eenen hamer bij zijnen broeder, die een smid was en dien ten gevolge is dien smid (volgens de overlevering) het regt verleend om otters te mogen vangen, hetgeen hem den naam op den hals haalde van Ottersmid, zoo als nog heden ten dage de smid , die in de overgebleven smeder inwoont, onder het yolk dien naam voert,
(18) Op een traktement van f 800 's jaars.
(19) Ingevolge eene door den heer SCHELTEMA medegedeelde, resolutie van de Raden van Staat van den 16 Sept.
1676, waarbij de heeren van D'EESE en EECK worden gecommitteerd, om een stuk zilvers te doen maken ter warde
van honderd gulden, tot eene gedachtenis voor VAN DER THIJNEN en zijne kinderen.
(20) Het zal den lezer wel in het oog vallen, dat de aanval, volgens de afteekening, op vier plaatsen voorkomt en
dit het geval echter niet geweest is; waarschijnlijk stelt het landschapje op den voorgrond eene der drie afdeelingen voor,
zoo als die tot het punt van aanval oprukten, zijnde deze veronderstelling des te meer aannemende dat het bastion
Utrecht, derwaarts de manschappen van het Iandschap gaan geen aangevallen punt is geweest.