Neer schieten Burgemeester
over genomen uit een boek titel m ben ik vergeten
Vuurgevecht
Met de kolonel in de zorgzame handen van de familie Smeenk, ging ik weer terug naar De Krim. Klarie vertelde mij dat Koos en Jan Staal mij wilden spreken en meteen na het avondeten ging ik op de fiets naar Koos, die nog steeds bij de Velema’s verbleef Hij vroeg of we de volgende morgen een bespreking konden hebben en zou doorgeven aan Fred en Jan Staal dat ze ook verwacht werden bij Klarie en Willy. Jan zette een plan uiteen waarbij hij onze hulp nodig had. In Oud-Schoonebeek was een arbeidsbureau waarin een archief was ondergebracht met kaarten van vakbekwame personen uit de gehele omgeving, zoals smeden, bankwerkers, timmerlieden, metselaars, monteurs en elektriciens. De Duitsers gebruikten deze kaartenarchieven om geschikte personen voor dwangarbeid in Duitsland te vinden. Jan betoogde nogmaals dat er twee zeer belangrijke dingen waren die wij konden doen voor ons land: het verkrijgen van bonkaarten voor voedsel, kleding, tabak enzovoort voor de ondergedoken, principiële Nederlanders die niet met de Duitsers wilden samenwerken; en het verhinderen dat Duitsers Nederlandse vakarbeiders konden dwingen om in Duitsland te gaan werken door het opblazen en wegnemen van bevolkingsregisters.
We spraken af dat Jan de zaak zou gaan verkennen. Het plan was dat we op twee fronten tegelijk zouden aanvallen; drie man zouden binnen een paar dagen het distributiekantoor in Oud-Schoonebeek kraken en drie man zouden het arbeidsbureau aldaar opblazen of het register vernietigen. Via de familie Smeenk van De Zonnehoeve kwamen wij in contact met een zekere Harm Dijkstra , die ook graag wilde meehelpen in het gewapende verzet. Hij had geen ervaring, maar was de trotse eigenaar van een clandestien bewaarde motorfiets, een Britse Ariel, en hij en Jan Staal zouden samen per motorfiets naar Oud-Schoonebeek rijden om de plaats te verkennen. Het toeval wilde dat ongeveer een halfjaar voordien Oud-Schoonebeek een nieuwe burgemeester had gekregen, een NSB'er. Ook enkele ambtenaren en een of twee leden van de politie waren zeer Duits gezind. We konden dus aannemen dat daar alles in het werk werd gesteld om de bezettende macht zoveel mogelijk te helpen.
Aangezien Harm Dijkstra nieuw was bij het gewapend verzet, was dit zijn kans om te laten zien wat hij waard was. Bij deze eerste opdracht kwam zijn motorfiets goed van pas, omdat hij zich daarmee snel uit de voeten kon maken. Dus op 30 juli 1943 vertrokken Staal en Dijkstra, beiden gewapend met een semi-automatisch pistool, vanuit De Krim naar Oud-Schoonebeek. Ze arriveerden rond half twaalf en vonden een klein restaurant tegenover het gemeentehuis. Ze besloten daar te lunchen, parkeerden de motorfiets voor het restaurant en gingen naar binnen.
Vanuit zijn werkkamer zag de gehate NSB-burgemeester de twee mannen van de motorfiets stappen en het restaurant binnengaan. Hij wist natuurlijk dat er in die dagen van benzinetekort niet veel motor werd gereden en als hoofd van de politie was hij geoorloofd om deze mannen te controleren. Hij riep zijn opperwachtmeester en zei dat hij de papieren wilde controleren van de zojuist gearriveerde mannen. Jan Staal en Harm Dijkstra zaten achter een kop surrogaatkoflie en een broodje toen de wachtmeester het restaurant binnenkwam. 'Goedemorgen heren, de burgemeester vraagt of u even met mij mee wilt komen. Hij wil graag uw papieren zien.'
Jan Staal die nogal onverstoorbaar was, zei: 'Dank u wel. Zodra we ons broodje ophebben, zullen we langskomen om onze papieren te laten zien.'
'Het spijt me, maar u wordt direct verwacht: zei de opperwachtmeester, terwijl hij bij de tafel bleef staan.
Jan Staal, die wist dat de burgemeester een NSB'er was, zei weer: 'Natuurlijk, we komen graag met u mee. Laat me even mijn handen wassen op het toilet. Ik ben zo terug.'
Hij stond op, ging naar het toilet achterin het restaurant, deed de deur op slot, nam zijn pistool uit zijn binnenzak, schoof een patroon in de kamer en stak het in de rechterzak van zijn regenjas. Terug in het restaurant zag hij de wachtmeester nog steeds bij het tafeltje van Harm staan. Staal wist dat hij het verzoek van de burgemeester niet kon negeren en in gedachten bereidde hij zich voor op de moeilijkheden die ongetwijfeld zouden ontstaan. Beide mannen volgden de wachtmeester naar de werkkamer van de burgemeester, die in NSB-uniform achter zijn bureau zat. In de kamer bevonden zich ook enkele medewerkers, de secretaris en de leider van de Distributiedienst. De burgemeester keek hen aan en vroeg:
'Waar komen jullie vandaan?'
'Hoogeveen: zei Staal, met minachting naar het NSB-uniform van de burgemeester kijkend. 'Wat brengt jullie naar Oud-Schoonebeek?'
'We zijn hier in opdracht van de Crisis Controledienst.'
'Kan ik jullie papieren zien?' vroeg de burgemeester, terwijl hij opstond. 'Ook wil ik controleren of jullie gewapend zijn.'
De man was op zijn hoede en aangezien hij inderdaad gewapend was, kon Jan Staal niet anders dan op dat moment zijn pistool trekken en de burgemeester door de borst schieten. Een van de medewerkers reikte naar zijn zak en toen Staal dat zag, schoot hij hem ook door de borst. Harm Dijkstra rende de kamer uit naar buiten en startte zijn motorfiets. Jan Staal loste nog twee schoten waarmee hij twee ambtenaren verwondde. Daarna ging hij vlug naar buiten en sprong achterop de motorfiets. Van een afstand werden ze nog beschoten door twee politiemannen, maar Staal en Dijkstra slaagden erin om ongedeerd weg te komen.
Toen ze een paar uur later, na allerlei omwegen, op de boerderij van Klarie en Willy arriveerden, rapporteerden ze het bloedbad. De motorfiets werd snel in de schuur verborgen, die kon niet meer gebruikt worden. Vijf man, Staal, Kramer, Dijkstra, Koos en ik, bespraken het gebeurde. Jan Staal werd onschuldig bevonden omdat hij uit zelfverdediging had gehandeld en kon dus lid blijven van KP-De Krim. Nog diezelfde avond werd de motorfiets naar een veilige schuilplaats vervoerd, met de hulp van de Krimse garagehouder. Later die avond kwam Joop Berg om Harm Dijkstra op te halen.
Het politierapport dat uitkwam op 8 augustus 1943 (politieblad #29) vermeldde het volgende:
1n de namiddag van 29 juli 1943, om 12. 15u, hebben twee personen een overval gepleegd op het gemeentehuis van Oud-Schoonebeek. De burgemeester verzocht de aldaar dienstdoende opperwachtmeester der marechaussee, bedoelde personen bij hem te brengen, ten einde te weten te komen wie ze waren. Nadat hij de personen bij de burgemeester had toegelaten, verwijderde de opperwachtmeester zich en hoorde kort daarna enige schoten vallen. Het bleek dat de burgemeester, de ambtenaren en de leider van de distributie waren doodgeschoten. Op de beide vluchtende personen werd geschoten door een hoofd- en opperwachtmeester der marechaussee en beide pistolen weigerden na het eerste schot. Beide politiemannen werden eveneens beschoten. Signalement eerste persoon: Ongeveer I.80m, slank postuur, ingevallen wangen met bleke gelaatskleur, dun hoofdhaar, kort zwart kneveltje, donkere hoornen bril lange beige regenjas met beige ceintuur. Signalement tweede persoon: Ongeveer 1.75m, gezet postuur, rond gezicht, kleding: zwart leren motorjas, manchester broek, type werkman of monteur. Deze personen gebruikten een zo goed als nieuw motorrijwiel vermoedelijk merk Ariël. De groepscommandant der marechaussee Coevorden verzoekt opsporing, aanhouding en voorgeleiding van deze personen.'
Na het lezen van het politieblad vroeg Koos of ik even mee naar buiten ging. Hij liet me weten dat het plan bestond om een distributieploeg te overvallen.
'Heb je zin om mee te doen, Wim?'
Hij vertelde dat de ploeg al een poos onder observatie was. Een gewapende politieman haalde de medewerkers een voor een op en begeleidde ze tot het distributiekantoor. Deze ploeg in Klazienaveen had zes of zeven medewerkers en de begeleidende politieman had elke dag een grote blikken trommel goed vastgebonden op zijn bagagedrager, waarin tussen de vier en vijfduizend gewone en bijzondere distributie voedselkaarten zaten. De bedoeling was om in de ochtend de hele groep te overvallen, als de grote trommel nog gevuld was met distributiebescheiden. Voor zover wij wisten had de begeleidende politieman een FN-pistool met één extra magazijn bij zich. Meer was niet toegestaan, want de Duitsers vertrouwden de Nederlandse politie niet erg. Het kwam namelijk hoe langer hoe meer voor dat Nederlandse politiemannen met wapens en uniform overliepen naar het gewapend verzet.
'Wie doen er nog meer mee?' vroeg ik 'Jan Staal, Rieks, Leijs en ik.'
'Prima.'
De volgende morgen stonden we om half vier op. Rieks en Leijssenaar waren de vorige avond gearriveerd en sliepen in het hooi. Zodra Staal er ook was, reden we achter elkaar, Rieks voorop, allen gewapend met pistolen, naar Klazienaveen. In de buurt van Nieuw-Dordrecht zouden we ons op een rustig plekje van de weg verschuilen achter struiken. Wij verwachtten de distributieploeg om ongeveer half acht. Deze actie klinkt eenvoudig, maar vergeet niet dat in geval van moeilijkheden en een schietpartij de gevolgen ernstig zouden zijn. In geval van arrestatie zouden wij ons leven verliezen voor een SS-executiepeloton. Zonder uitzondering. Alleen al het feit dat je een vuurwapen bezat, werd bestraft met de dood en daarom voelden KP'ers bij elke actie een enorme spanning. Dit soort gedachten hield ons bezig bij de voorbereiding van elke operatie. Op het moment zelf echter, gedurende de overval, dacht je daar niet aan. Dan was het zaak om vlug en bekwaam te werk te gaan. Het was belangrijk geen fouten te maken en niet te schieten als het niet nodig was.
Gecamoufleerd met brillen, hoeden en petten waren we om zeven uur op de afgesproken plaats. Rieks en Leijs verscholen zich achter de struiken. Jan Staal, Koos en ikzelf verborgen ons ongeveer 150 meter verderop. Leijs en Rieks zouden de colonne voorbij laten gaan en wanneer
deze tot ongeveer twintig meter genaderd zou zijn, zouden wij te voorschijn komen en de colonne onder pistoolbedreiging tot stilstand dwingen. Na ongeveer 25 minuten zagen we een groep fietsers aankomen, drie mannen, twee jonge vrouwen en een politieman. Ze reden twee aan twee, de politieman met een dame voorop, daarachter een man en een dame en als laatste twee mannen. Ze reden tamelijk snel. Op het juiste moment stapten we uit de bosjes vóór de aankomende fietsers:
'Halt! Handen omhoog. Geef je wapens!'
De wachtmeester stopte, stak zijn handen in de lucht en keek snel achter zich. Daar zag hij nog twee gewapende mannen aankomen. Ze waren omsingeld.
'Handen omhoog, iedereen!' Koos stapte naar voren en nam de blikken doos van de bagagedrager. Jan Staal ging snel te werk en trok het wapen uit de holster van de wachtmeester, die erg ongelukkig keek met zijn handen in de lucht.
Ik zei: 'Wachtmeester, dit is voor een goed doel. We doen dit in naam van de Koningin. U kunt ons meehelpen door niet te rapporteren en door zo veel verkeerde inlichtingen te geven als u maar kunt:
Rieks en Jan liepen naar de fietsen, draaiden de ventielen los en namen de aanwezige fietspompen in beslag. Daarna haalden we onze fietsen uit de struiken en reden weg. Koos had de blikken doos in een jute aardappelzak gedaan, die hij op zijn bagagedrager had gebonden. Al snel sloegen Rieks en Leijssenaar af. Ruim een uur later kwamen we bij de boerderij van Klarie en Willy aan. We verborgen onze camouflage, alsmede de jutezak met de trommel in de hooiberg. De volgende morgen kwam Rieks op visite en we haalden de bonkaarten uit de bergplaats. We bespraken hoe verbazingwekkend het was dat wij door niets of niemand gestoord waren bij deze overval. Behalve de distributieploeg waren er geen verdere getuigen en we waren niet met Landwacht of plaatselijk NSB-tuig geconfronteerd, die voor een dagelijks loon de bevolking controleerden op smokkelwaar en valse persoonsbewijzen. Rieks zou de bonkaarten doorgeven aan de LO en deze zou voor verdere verspreiding zorgen.
Enkele weken later ontvingen wij van de goede politie in De Krim een exemplaar van het
'Algemeen Politieblad nr. 29 van 8 augustus 1943, nummer C 10. Op 30 juli 1943 omstreeks 25 minuten na 7 in de morgen, hebben vijf onbekende personen de uitreikploeg voor distributiebescheiden, welke van Emmen naar Klazienaveen ging om aldaar distributiebescheiden aan de bevolking uit te reiken, te Nieuw Dordrecht, gemeente Emmen, overvallen. De vijf aanranders waren gewapend met revolvers. [dat is fout, het waren pistolen} De wachtmeester der marechaussee die de uitreikploeg begeleidde, kon geen gebruik maken van zijn vuurwapen, daar hij bedreigd werd door drie man voor en twee man achter hem, allen met vuurwapens. Bedoelde personen hebben de wachtmeester zijn revolver afgenomen en de banden van zijn rijwiel leeg laten lopen. Opmerking: alsmede de banden van de rijwielen van alleploegleden. Ontvreemd uit de trommel: Bonkaarten Kl 23 stuks, K2 25 stuks, K3 24 stuks, L114 stuks, L2 16 stuks, L3 17 stuks, 68 rantsoenen tabak, 60 rantsoenen versnaperingen, 43 opplakvellen MD 18, 66 opplakvellen MD 258a, bonkaarten K1l9 512, K219 266, K319 418, nummer M319 77, P119 300 stuks, P219147 stuks, Q119 398 stuks, 319 674 stuks, R119 229 stuks, R229 227 stuks, Z66 227 stuks, Z700222, Z880 114. Twee Personen vluchtten in de richting Klazienaveen en twee in de richting Emmen. Signalement: Ontvreemde revolver, merk SMS, kaliber 7. 65mm, nr. 70195 met 7 patronen. Signalement eerste persoon 1.75m, slank postuur, smal gezicht, gele gelaatskleur, bruine ogen [dat was Koos]. Kleding: Lichte overjas, beige kleur en een grijs kostuum. Signalement tweede persoon: 1. 80m, fors postuur, vol gezicht. Kleding: donkergrijs kostuum. Signalement derde persoon: 1. 75m, fors postuur, vol gezicht. Kleding: donker kostuum. Signalement vierde en vijfde persoon zijn gelijk aan de derde persoon.'
Een opmerking bij dit politierapport is dat de marechaussee waarschijnlijk aan ons verzoek heeft voldaan om zo weinig mogelijk inlichtingen te geven en het erg 'algemeen' te houden. Het is interessant om op te merken dat twee personen in de richting van Klazienaveen ontkwamen en twee personen in de richting van Emmen. In het begin van het rapport staat dat vijf mannen aan de overval deelnamen, dus er wordt niet gesproken over de vijfde man, behalve in het signalement. Als laatste opmerking over dit rapport wil ik aangeven dat het vol staat met onnauwkeurigheden, vermoedelijk met opzet zo gedaan door goede Nederlandse politie. Het grootste gedeelte van de Nederlandse politie was goed en vaderlandslievend en hielp zoveel mogelijk achter de schermen. Slechts hier en daar kwam er wel eens iemand naar voren die de vijand meehielp, want 'opdracht is opdracht'.
Toen ik de volgende morgen wakker werd, besloot ik dat het tijd was om Oom Kees te bezoeken op de boerderij van Assen. Ik had hem al een paar weken niet gesproken en wilde uitvinden of hij nog nieuws had om door te geven aan een geheime zender. Ondanks het feit dat het winderig en regenachtig was, kwam ik om een uur of elf bij Oom Kees aan. Hij nam mij apart en vertelde dat hij enkele dagen geleden belangrijke informatie had ontvangen over een enorme ammunitie fabricage- werkplaats, ergens tussen Bremen en Hamburg. Hij toonde mij vervolgens het uitvoerige rapport over deze werkplaats, die bestond uit een groot aantal verschillende gebouwen waarin springstoffen werden vervaardigd en voorbereid voor verdere bewerking. In deze gebouwen werden, onder nazileiding, vele duizenden gevangenen gebruikt als slavenarbeiders. De werkplaatsen waren vervaardigd van gewapend beton en waren tevens effectief gecamoufleerd. Het rapport vermeldde dat er geen afweergeschut was opgesteld, maar de gebouwen werden beschermd door camouflagenetten. Het rapport gaf tevens de afstand aan tussen het doel en verschillende plaatsen in de omgeving en ook de positie van de fabriekspoort en administratieve gebouwen.
Oom Kees en ik keken elkaar aan. 'Dit moet naar Londen: zei ik.
'Dat ben ik met je eens: antwoordde hij, 'en wel zo snel mogelijk.'
'Ik ben pas nog in Amsterdam geweest: ging ik verder, 'en ik wil niet te veel aandacht trekken. Ik wil voorkomen dat de SD of de Abwehr ons hier op het spoor komen. Waarom geven we dit niet door aan Hendrik Limbeek?'
'Prima, dat kan via Otterman in Hardenberg: zei Oom Kees.
'Ik zal deze informatie weer overbrengen op vloeitjes. Hebt u hier een potlood?'
Na een lunch in de keuken van de boerderij, bereid door de gezellige, glunderende Vrouw Assen en haar even gezellige en vriendelijke dochter, gingen wij aan het werk in de kamer van Oom Kees. Met een scherpgeslepen hard potlood stond het rapport na een uur in zijn geheel op drie sigarettenvloeitjes, die weer netjes werden teruggevouwen in het pakje. Kort daarna was ik op weg naar de familie Otterman.
Ik vond Jan Otterman in de zaak en vroeg of ik hem kon spreken. Toen we alleen in zijn kantoor waren, vertelde ik hem wat ik op mijn hart had: een ontmoeting met Hendrik Limbeek. 'Dat kan wel een paar dagen duren: antwoordde hij.
Zijn vrouw nodigde mij uit voor een kop thee en we bespraken de noodtoestand in Nederland en de sterke toename van vaderlands verzet tegen de brutale moffen. Eindelijk werd het voor veel mensen duidelijk dat deze nietsontziende vijand inderdaad in staat was om de doodsteek toe te brengen aan het Nederlandse volk. Ik merkte op dat mijn moeder mij altijd had voorgehouden, dat het nazisme eerst de Joden zou vervolgen en ogenblikkelijk daarna de evangelische Christenen, met nietsontziende demonische haat.
Later reed ik terug naar de boerderij van Klarie en Willy, waar ik kort voor het avondeten aankwam. Klarie's jongere zuster Elza was op visite met haar jongste broer Jan, die een jaar of tien, twaalf was. Terwijl Elza achter de piano zat en 'Eine kleine Nachtmusik' en 'Liebestraum' van Liszt speelde, werd de tafel gedekt voor tomatensoep, aardappels met varkenslappen, rodekool en vanillevla. Wat een verschil met de voedseltoestanden in het westen van het land. Daar hadden ze amper genoeg te eten en moesten ze ook nog vaak hun magere rantsoenen delen met ondergedoken vluchtelingen. De oorlog mocht niet lang meer duren, anders zag het er niet goed uit voor het Nederlandse volk.