Coevorden Huis aan Huis 18 juni 2008

Wel of geen Klooster?

Door Huib D. Minderhoud

Dit bosje, gedeeltelijk wat landinwaarts aan het Schoonebekerdiep, ligt er eigenlijk bij als alle andere in het Drentse land. Een oude eik, nog meer oude en wat jongere bomen, strui­ken, geploegd bouwland en weidegronden. De zon schijnt, het is nog voorjaar en wie er in doordringt en er even gaat zitten op een wat hogere richel, hoort de vogels volop kwinkeleren. Prachtig, maar niks bij­zonders, dit kloosterbosje bij de kruising van de weg langs het Schoonebeker­diep met de weg naast de Padhuizerscheidingssloot (de grens tussen Padhuis en Schoonebeek).

Behalve de naam dan. Het kloosterbosje! Heeft hier vroeger soms een klooster gestaan? Wijlen mijn vriend Hans Mep­pelink, de Schoonebeker streekhistoricus, wist er alles van. Hier stond eens het klooster Beate Maria in Campis, gesticht in 1234 als boetedoening voor de smadelijke dood van bis­schop Otto II tijdens de Slag bij Ane. Hans was er eigenlijk wel van overtuigd en als wij een enkele keer gezamenlijk een rondlei­ding verzorgden en ik bij het kloosterbosje mijn visie gaf, werd ik daarna steeds pertinent tegengesproken. Tot groot vermaak van onze gasten en van onszelf ! Hans was trouwens in goed gezelschap met zijn opvat­ting. Immers, dr. Johan Picardt schreef in zijn in 1660 verschenen boek Chronyck der Lantschap Drenthe: 'Dit klooster is eerst aan­gevangen in de Heerlijck­heyt Covorden, tusschen Covorden en Schonebeke, aen een Riviertjen ge­naemt de A, alwaer rondt - om een groote quantiteyt Hop - en Weyde - Landt is, maer morassigh en seer laegh, alsoo dat het landt lichtelijck onder loopt'. Aan het Schoonebekerdiep dus, vroeger ook wel A genoemd en het land eromheen liep eeuwenlang in natte tijden heel gauw onder water. Dat klopte dus helemaal, vond Hans.

En bovendien, de Po­dagristen schreven in 1843 nog: 'dat er voorheen tusschen dit plaatsjen (Schoonebeek) en de stad Koevorden, nabij 'tgehucht Weyerswold, eene Abdij ge­staan heeft, welke in 1259 nog in wezen was. Zij is in oude oorkonden bekend on­der den naam van 't Con­vent der Heilige Maria van Kampen bij Koevorden, en de nonnen, welke haar bewoonden, behoorden tot de orde van Cistercie of St. Bernardus'. Inderdaad werd het klooster in 1259 verplaatst naar Assen en men maakt zich daar nu op om volgend jaar trots 'Zevenhonderdvijftig jaar Assen' te vieren, want zon­der dit klooster had onze hoofdstad nooit bestaan. Maar stond het inderdaad hier?

Het moest gebouwd wor­den 'op het slagveld', aldus de Narracio, het door een monnik/tijdgenoot geschreven verhaal. Uitgaande van het oerstroomdal van de ~ Kleine Vecht bij De Groote Scheere als slagveld, is Schoonebeek wel heel ver weg. Tegenwoordig neemt men daarom aan, dat het klooster simpelweg in de boerschap Klooster heeft gestaan. Dat is het hoogst gelegen gebied (12,4 meter + NAP) het dichtst bij het  slagveld. Bovendien heeft men in 1963 de fundamenten van het huis Ten Clooster hier gevonden, dat, zo schrijven de onderzoekers 'wellicht in de dertiende eeuw, misschien op het voormalige kloosterterrein werd gebouwd'. En ook dit  terrein werd in natte tijden omspoeld door water en 't was juist om deze reden, dat in 1259 de zusters toestemming kregen te verhuizen naar een streek 'genaemt Hassen'.

Maar wat zou er dan toch in het kloosterbosje gestaan hebben? Die naam  is toch niet zomaar uit de lucht komen vallen? Gelukkig geeft een belangrijke oorkonde uit 1276 hierover waarschijnlijk uitsluitsel. Hierin doet Hendrik van Borculo, heer van Coevorden en schulte van Drenthe, uitspraak in een geschil tussen het inmiddels naar Assen ver plaatste klooster en de ingezetenen van Dalen. Het ging over het braakliggende gebied tussen de huizen die Venehus en Pathus worden genoemd en dat  in het bezit was van het klooster. Venehus heet nu Veenhuizen tussen Dalen en Zwinderen en Pathus is  Padhuis. Hier stonden de zogenaamde grangia's, veeschuren, gebruikt als stalling voor het kloostervee, dat dit gebied begraasde.

En omdat de 'buren' (de ontginnende boeren) van Dalen door de rondtrek­kende dieren grote schade aan hun boerenakkers en weilanden leden, hadden ze hun beklag gedaan. De heer besliste dat het kloos­ter het vee van het huis Venehus, mits zij het koren en de weiden niet bescha­digen, vrij zal laten grazen op de weidegronden, zoals het tot nu toe is gebeurd'.

De grangia's, ook wel uithoven genoemd, werden bewoond door de veehoe­ders van het klooster, die 's winters de aan hun zorgen toevertrouwde runderen hier stalden. Ze waren al­leen verantwoording ver­schuldigd aan de abdis van het klooster en gewend in het uitgestrekte gebied hun gang te gaan. Vandaar het conflict. De bekende Drentse historicus Jan Naarding stelde, dat de uithoven Ve­nehus en Pathus de voor­lopers waren van de latere booën. Zij hadden immers de Schoonebeker boeren het voorbeeld gegeven hoe het woeste gebied te ge­bruiken voor de veeteelt. 't Klinkt logisch, evenals de gevolgtrekking dat het huis Pathus (de uithof!) zich op de plaats van het klooster­bosje bevond. Eeuwenlang zo genoemd, herinnerde het aan de vroegere eigen­domsrechten van het kloos­ter Beate Maria in Campis. Of zou hier toch het kloos­ter? Hoe het ook zij, sta er eens een moment bij stil, bij dit monumentale stukje bos aan het Schoonebeker­diep.

Ter herinnering aan wijlen Hans Meppelink, histo­ricus van Schoonebeek.

 

 

 

 

           

           

www.oud-schoonebeek.nl