Kroniek Schoonebeek - Oosterse hooilanden
Artikelindex
november 1973
Bijdrage van de Oosterse hooilanden. (I)
Deze hooilanden die gewoonlijk aangeduid worden met de naam Blick doet in de eerste plaats de vraag bij ons opkomen, wat betekend de naam Blick.
We hebben er wel een gedachte over en wel deze: wanneer men gaat staan op het vroegere brugje over de Ellenbeek dat toegang geeft tot de Pandiek (Diek) en men richt zijn blik naar het zuiden, daar ziet men nog heden ten dage een groot complex weideland van +/- 100 of 175 ha. groot. Een kale vlakte, oorspronkelijk allemaal vloeiland, dat in de winter veelal onder water stond. Dit terrein, dat gelegen was ten zuiden van de thans geheten Europaweg, of zoals vroeger gezegd werd de Hoofdstraat, die in de gehele lengte door de gemeente Schoonebeek loopt. Deze Hoofdstraat, we geven nog altijd voorkeur aan de oude naam, heette vroeger wat ons betreft de Diek (dijk). Dat wil aanduiden dat er oorspronkelijk niet alleen een openbare weg was maar tevens een verhoogde weg of dijkje. Vandaar ook om ons bij het oude deel te bepalen: de naam Pandiek. De Pandiek was de verbinding tussen de openbare weg in ons dorp en de booën gelegen op de plaats die nu Nieuw Schoonebeek heet. De aanleg en onderhoud van die weg langs de verschillende booën was voor elke waardeel in de marke van Schoonebeek voor de aanliggende boo bezitter. Voor dat onderhoud kreeg ieder zijn pand ter zijner laste, vandaar de naam Pandiek.
Na dit uitstapje richten we weer onze blik staande op het oude brugje over de Ellenbeek in zuidelijke richting.
De strook land is zo ver als onze blik zich richt één grote vlakte, niet alleen tot aan de grens met Duitsland maar we zien daar naast het Schoonebeker Blick ook het Ringer Blick. Dus een zeer ruim uitzicht. Vandaar de naam Blick.
Dit gebied meer onderverdeeld in Korte Blick, Lange Blick, Sakkenmaten, Dwarsmaten enz. hebben ook nog weer in hun naamgeving betekenis.
Om met Korte Blick te beginnen. Dit Korte Blick, onderverdeeld in Zuid naar Noord, was het meer Westelijk gedeelte van het Blick.
Verder liep het Schoonebekerdiep over grote afstand in Zuid Oostelijke richting en zo waren dus de percelen oostelijk van het Korte Blick aanmerkelijk langer, vandaar de naam Lange Blick.
Oostelijk van dat Lange Blick lagen de Sakkematen. Met een dikkere laag dargveen waren deze moeilijker begaanbaar. Het kwam dan ook in de oude tijd veel voor dat in tijden van veel regenval deze Sakkematen moeilijker dan de andere Blickgronden te bewerken waren.
De paarden, die dit land in de hooitijd gingen betreden, zakten door de veenlaag heen en kwamen vast te zitten. Vandaar de naam Sakkemaat of misschien zoals u wilt Zakkemaat.
december 1973
Bijdrage van de Oosterse Hooilanden (II).
De Dwarsmaten lagen het meest noordelijk en strekten zich uit dwars voor het Lange Blick, vandaar Dwarsmaten geheten. De Sakkematen en ook de Dwarsmaten hadden een uitweg over de Heuvink (het weidegebied van de eerste Booën) naar de Pandiek en verder in westelijke richting over de hoofdweg door ons dorp. Sinds het Waterschap "Het Schoonebeker Diep" gekomen is, is er voor genoemde percelen een waterschapsweg aangelegd, die de toestand wat het bereiken van die percelen betreft, veel heeft verbeterd.
De oude weg over de Heuvink, straks genoemd, was slecht. In natte tijden hebben we het vaak meegemaakt dat met rijshout en zoden die weg en inzonderheid de dammen opgehoogd en begaanbaar moesten worden gemaakt.
Het vloedwater van de wintertijd ging vooral die dammen wegspoelen, zodat ze de meeste jaren extra onderhoud nodig hadden. Naast die tweede Blickweg (waterschapsweg) is er de eerste Blickweg gekomen ten gerieve van de korte en lange Blicklanderijen.
Voordat deze weg er was hadden deze gronden een uitweg over 2 stukken land, naast elkaar gelegen, maar van 2 eigenaren, waar men om het andere jaar doorvoer, Deze uitwegen waren overwegen echter met deze beperking dat ze menwegen en geen drijfwegen waren. De uitweg over 2 percelen over het andere jaar noemde men in die tijd omslaan (hij sloeg om).
Ditzelfde was ook het geval met sommige Blickpercelen, naast elkaar gelegen, maar ook van 2 eigenaren, dat in de oude akten betreffende de percelen niet het eigendom, maar wel het grasgewas ook omsloeg. Dit omslaan gebeurde op de percelen van het lange Blick. De één had de zuidelijke helft, de andere de noordelijke helft. Maar gezien de weersomstandigheden en gedachtig aan de natte jaren had men de volgende overeenkomst. Het grasgewas op de zuidelijke helft was voor een volgend jaar voor de eigenaar van de noordelijke helft en het grasgewas van de noordelijke helft voor de zuidelijke eigenaar. Waarom? zult u allicht zeggen. Het kwam bij overvloedige regenval vaak voor dat het gemaaide gras uit het water naar hoger gelegen grond moest vervoerd worden om daar te drogen. Dus men kreeg in zo'n nat jaar een vertrappen van de graszode door de paarden en ook de diepe sporen van de wagenwielen. De eigenaar van de noordelijke helft kreeg dus niet alleen de kapotte zode van het wegvoeren van zijn eigen gras maar ook van het afvoeren van de Zuidelijke helft.
Vandaar dat de grasopbrengst van jaar tot jaar omsloeg zodat de vernieling gelijkelijk werd verdeeld.
januari 1974
Bijdrage Oosterse hooilanden. (III)
We hebben verder onze gedachten laten gaan: hoe komt men aan dat weidegebied dat nu nog het Blick heet. Voor de verdeling van de Marke was het gebied ten Oosten van de Ellenbeek tot ver over de oostelijke rijksgrens een complex gronden dat aangeduid werd met de naam Twist. Dit Twistgebied hield niet op bij Twist maar ook de dorpen Ruhle en Hesepe hoorden er nog bij. In het midden had je de booën van de Schoonebeker eigenaren waarvan het vee graasde op de weiden.
Maar de boeren van Ruhle en Hesepe gebruikten de weiden voor de schapen.
Komt men momenteel nog door het dorp Ruhle, dan passeert men vooraan in het dorp nog bouwvallen van de oude schapenhokken. Van de meeste Oosteinde boeren is bekend, dat ze ook hun schapen dagelijks naar de blikgronden stuurden. De grasgroei in het gebied van de Ellenbeek en evenzo in het gebied van de Bargerbeek was ooglopend beter dan op de hogere veengronden. In deze streken had men laagveen dat 's winters en ook wel 's zomers bevloeid werd. De kwaliteit van dat vloeiwater was in die tijd veel beter dan later en wel hierom; we denken dan aan de Bargerbeek, de Ellenbeek, de Ruhler en de Heseperstrang en het Schoonebekerdiep. Alle door ons genoemde riviertjes hadden dus hun oorsprong in de vroegere maagdelijke venen.
Maar het water dat daar viel bleef in dit veengebied totdat het overvloedige water kwam en de straks genoemde gebieden overstroomd en bevloeid werden. Dus dat vloeiwater in de oude tijd was goed, liet hun slib achter dat de grasgroei bevorderde.
Hierbij moeten we vooral niet vergeten de ijzeroer die zich daar vormde. Deze gebieden kwamen onze boeren ten nutte. Ze gingen ze verdelen naar dat elk gerechtigd was en de verschillende grootten werden aangeduid in dagwerken. Dat boeren van Schoonebeek nu gingen verdelen en benutten had mede zijn oorzaak in de verdwijning of liever gezegd de verkoop van de booën. Op enkele uitzonderingen na werden de booën, gelegen in het tegenwoordige Nieuw Schoonebeek verkocht. Wilde men zijn bedrijf in stand houden, na verkoop der booën, waar al het jongvee voor het hele jaar geweid werd, dan moest men het wel wat anders aanpakken. Het jongvee bleef nu op de boerderij zelf en men had dus andere weiden en andere hooilanden nodig. En om ons nu bij het Blick te bepalen was er een mooie gelegenheid om de gronden te verdelen en ze aan de bestaande boerderijen toe te voegen. Het werd nu merendeels hooi en weiland. Het een werkte het andere in de hand omdat juist in die tijd men begon met de kadastrale leggers. De landmeters kwamen er aan te pas, elk kreeg dus zijn perceel op naam. De toenmalige notaris Kymmell ter standplaats Westerbork is hier meerdere dagen met de boeren samen geweest om dit in orde te maken.
februari 1974
Verdeling Blickgronden.
Notaris Kymmell uit Westerbork vergaderde met de boeren over de scheiding en de deling ten huize van de fam. Lamberts, in de wandeling Lamers genoemd. Dit huis van de fam. Lamers stond in het Kerkeinde en was toen het dorps café. Dit huis van de fam. Lamers bestaat nog, maar is al lang geen dorpscafé meer. Het is later inwendig verbouwd en wordt thans bewoond door de fam. Hendrikus Gommer (Europaweg 104). Zoals al is gezegd zijn de eigenaren van de Blickgronden daar meerdere dagen samen geweest over de verdeling en de ten naam stellen van die gronden.
Toen dat klaar was moesten er nog twee dingen volgen. Eerst de betaling van de vertering in genoemd café en de afpaling van de percelen. Voor beide vond men een oplossing. Wat het eerste betreft bleek het, toen elk zijn gerechtigheid in de vroegere Marke op naam had, dat er nogal enig grond over was.
Deze grond werd nu toegewezen aan de fam. Lamers. Daarmee was met wederzijds goedvinden de vertering betaald. Dit stuk grond heet nog altijd “Lamersmagie” en is nog aanwijsbaar en behoort op ’t ogenblik aan de fam. Weduwe G. Engberts.
Voor de afpaling van ieders eigendom werden sloten of greppels gegraven en ook wel bij de smalle percelen scheidingspalen geslagen. Een eigenaardigheid hiermee verband houdende is, dat de laatste boeren uit het Oosteinde van ons dorp, die hun schapenweide hadden op het complex gronden (Blick) maar toen nog onder Twist gerangschikt werden, waren nu hun weide in dit oude Twistgebied kwijt geraakt. Dat hadden ze niet voorzien (want zoals het op andere plaatsen wel het geval was) ze hadden geen schapedrift laten liggen waarlangs de schapen het veenterrein noordelijk van de bouwakkers konden bereiken.
Daarom ging men ten noorden van de bouwakkers een nieuw schaaphok bouwen waar ’s nachts de schapen werden ondergebracht zolang er nog vruchten op het bouwland waren.
’s Winters kwamen dan de schapen weer naar hun oude hok bij de boerderij terug.
Deze schaaphokken boven de bouwakkers zijn al lang weer verdwenen. Enkele plaatsen zijn nog aanwijsbaar.
Iets dito’s, alhoewel geen rechtstreeks verband houdende met de Blickgronden, hadden de Westeindse boeren in onze gemeente. Ze hadden n.l. op de Bult hun schaaphokken.
De namen Sassenschot, Schot-na en Schot Engbert herinneren hier nog aan.
maart 1974
Grondsoorten Blick.
Tot goed begrip van de zaak is het wenselijk te vermelden dat ook de gronden, grenzende aan het Blick en de gronden ten noorden van de Pandiek in de richting Koelveen, ook verdeeld werden. Maar die werden niet tezamen beweid, maar afgerasterd en hadden een beweiding perceel voor perceel. Deze gronden lagen langs de oude Ellenbeek. Deze beek was van een andere grondsoort dan de Bargerbeek. Had men in de laatste een volle veenlaag, in het gebied van de Ellenbeek was de grondslag anders. Het schijnt dat deze Ellenbeek en het gebied aan weerskanten meer zanderig was. Eerst heel weinig veen aan de oppervlakte, daaronder grof zand met steentjes en daaronder een stevige leemlaag, Om dit leem te gebruiken werden hier en daar gaten gegraven. Dit uitgegraven leem werd vervoerd naar de boerderijen. Van dit leem werden dan de keukenvloeren gemaakt. Ook in de stalgedeelten werden de vloeren van dit leem gemaakt. Men ging dit leem nogal eens smeuïg maken door er met paarden rond te rijden of er een troep schapen op rond te drijven.
Later werden er voor de woongedeelten Bentheimer zandsteen gebruikt voor de keukenvloeren. Om nog verder terug te gaan, werden de wanden van gevlochten rijshout gemaakt en deze met klei besmeerd tot kleiwanden gemaakt. Op de oudste door ons ingeziene kaarten komt in plaats van Koelveen ook wel de naam Kuilenveen voor. Dus de naam Koelveen is van deze kuilen afkomstig. Ook in het gebied van de Beekstukken bestaat daar nog een perceel dat heden ten dage nog kleikoelen heet. We hopen dat het ons gelukt is de verdeling van het Blik duidelijk te maken.
Deze gronden kregen nu een nieuwe bestemming. Nadat het hooiland, om de boerderijen gelegen, gemaaid en gehooid was, kwamen de blickgronden aan de beurt. De verschillende groottes van dit land werd onder onze boeren nog altijd als dagwerken aangeduid. Zoveel dagwerken als ieder had, zoveel maaiers gingen er dan op los om het blickgras te maaien. Verder werd dit gras over het algemeen bij een gunstig voorjaar en niet te natte tijd gehooid en naar de boerderij gebracht.
Dan kwam omstreeks augustus de 2e snee gras aan de beurt, het etgroen. Dit etgroen werd niet weer gemaaid maar beweid op de volgende manier. Men ging dit blickland, dat vroeger schapenweide was, nu voor rundveeweide gebruiken. Men ging dit gezamenlijk doen. Men had hiervoor een z.g. blickcommissie in het leven geroepen die deze samen weiding regelde. Ieder jaar in 't begin augustus kwam bij onze boeren het z.g. blickbriefje rond. Of om het eens deftig te zeggen, geadresseerd aan de gebruikers en eigenaren van het Oosterse Blick.
Dit briefje ging van huis tot huis.
Onderaan het briefje stond: van huis tot huis westop.
april 1974
Blickbriefjes (inhoud).
De verdere inhoud van het Blickbriefje bevatte o.a. de jaarlijkse datumvaststelling van de vergadering, rekening en verantwoording van de Blick kommissie, vaststelling van de datum waarop de Blickbeweiding zou aanvangen en de aanstelling van een “biesteheer” . De kommissie voornoemd had al een inschrijving voor zo’n veehoeder bekend gemaakt. Uit de inschrijvers werd dan over ’t algemeen die persoon genomen, die de kommissie geschikt achtte en die ook voor de laagste vergoeding had ingeschreven. Was zo’n veehoeder aangewezen dan had hij te zorgen voor dagelijks toezicht van het Blickweidevee, zoals gezondheidstoestand, aantal van het vee en ook dat de dieren niet van het weidegebied afdwaalden. Wat het aantal dieren betrof was men overeengekomen dat men 2 stuks per dagwerk naar dit weidegebied mocht brengen. Dat rundvee bleef dan de hele herfst bij gunstig weer op het Blick grazen. Om een overzicht te hebben dat er niet meer dan 2 dieren per dagwerk gebracht werden was de Blick kommissie. Voorzien van enige brandijzers met de letter B er op.
Dus werden alleen die dieren toegelaten met een ingebrande B op het hoorn. Opdat de eigenaren en gebruikers van de Blickgronden geen misbruik zouden maken van dit samen weiden werd door de kommissie ook zelfcontrole gehouden op het ingeschaarde vee en werden de dieren, die geen ingebrande B op het hoorn hadden verwijderd. Bij gebrek aan biesteheren kwam ook dit ten slotte te vervallen en vervangen door een stevige afrastering om het hele gebied. Per dagwerk moesten de eigenaren en gebruikers een aantal stevige palen leveren en werd met behulp van een timmerman het gehele terrein afgerasterd.
Degene die zijn aantal goede gekloofde eikenpalen uit eigen voorraad niet kon leveren kon zich tot de kommissie wenden, die dan zelf voor palen zorgde en deze voor een zekere prijs in rekening bracht. Maar de kunstmest kwam en dit bracht reeds enige verandering in dit gezamenlijke beweiden. Die gronden die zodanig gelegen waren aan de randen van het weidegebied werden door de eigenaren apart afgerasterd en zo kromp van jaar tot jaar het gezamenlijke gebied in. In ’t begin van jaren 1900 werd er echter nog wel gezamenlijk geweid. In de herfst van 1903 b.v. was het zo nat dat het bericht kwam dat het hele Blickgebied één watervlakte was.
Hier en daar stonden op een droge kleine hoogte de dieren bij elkaar. De boeren waren genoodzaakt het vee op te halen. We zien ze nog, op de straatweg staande, dat de dieren en ook de mensen, de drijvers n.l., badende en half zwemmende de weg moesten bereiken.
Deze dingen zijn mede aanleiding geweest de Blickgronden in waterschapsverband onder te brengen. In overleg met de Duitse autoriteiten werd het Schoonebeekerdiep genormaliseerd en vanaf dat ogenblik hield ook het samenweiden op.
Over het algemeen zijn de Blickgronden van goede kwaliteit, denk aan het leem van de Ellenbeek en in verkavelde toestand lijkt dit een gebied, dat nu en in de toekomst vele gunstige perspectieven bevat en van groot belang zal blijken te zijn voor onze boeren.