Kroniek Schoonebeek - Monsterproces met Zuid Barge

Artikelindex

 

 

 

 oktober 1972

 

Monsterproces tussen Schoonebeeker en Zuidbarger boeren. (I)

 

Nadat wij over de Schoonebeker windmolens het een en ander hebben verteld in een vorige publicatie, willen we trachten voor dit keer een begin te maken met één en ander mee te delen over een proces tussen de Schoonebeker grondeigenaren en de Markegronden van Noord- en Zuidbarge. Ter verduidelijking en om U een indruk te geven van de toestanden in deze omge­ving van voor ongeveer 150 jaar eerst het volgende. 

      Als we ons bij deze dingen bepalen en onze gedachten laten gaan over het reilen en zeilen van toen dan komen wij tot de conclusie dat rondom het Schoonebeker gebied de grenzen verre van nauwkeurig waren bepaald. Laat ons daartoe met de Zuid­grens beginnen.

      Het schijnt dat in het begin van 1800 die zuidgrens niet nauwkeurig was bepaald. Bewijs hierover is dat in 1824 een grenscontract tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Hannover tot stand kwam, waarbij werd vastgesteld dat voor het gedeelte dat wij op het oog hadden het Schoonebekerdiep van Coevorden tot Twist de grens tussen die beide Koninkrijken was. We kunnen niet nalaten U mede te delen dat dit een zeer gemoedelijke grensafbakening was. Handel en verkeer bleef gewoon doorgaan zonder beperkende bepalingen, zodat het gemoedelijke van vroeger ook nu bleef be­staan  Douanerechten kende men niet, ook geen paspoorten etc. Dit ging naar onze mening zo voort, totdat het Koninkrijk Han­nover omstreeks 1866 een deel van Pruisen werd. In 1866 kreeg Pruisen oorlog met Oostenrijk. Hannover stond aan de Oosten­rijkse kant. Het bracht een leger op de been en trachtte verbinding van zijn troepen met de Oostenrijkse troepen te be­werkstelligen.

      De Pruisen kregen hier lucht van en voor de Hannoveranen zich konden verbinden werd het leger van Hannover door de Pruisen verslagen. Dit was de slag bij Lengensalsach een dorpje ten oosten van Kassel in het voormalige groothertogdom Essen.

      Met onze nieuwe buren de Pruisen werd het anders. Vooral na de Frans - Duitse oorlog van 1870 – 1871 verdween het gemoedelij­ke van vroeger en kreeg men geregeld Pruisische douanebeamb­ten.

      Zoals het gegaan is aan de zuidgrens van Schoonebeek, kwam er tussen het oude Munsterland en de Emmer gebieden een regeling tot stand. Deze grens werd in zuidelijke richting doorgetrok­ken tot Twist, en het gebied van de Schoonebekers kreeg daar­mee ook zijn oostgrens vastgesteld. Maar nu de noordgrens, waar we het over zullen hebben. Die grens lag nog in het on­zekere want de noordgrens van de Schoonebeker venen en de zuidgrens van de venen van Noord en Zuidbarge hingen nog in de lucht. De Schoonebeker schaapskudden kwamen dagelijks in dit gebied. Wat het oostelijk deel van de marke van Schoone­beek betreft, ook het rundvee van de booën werd er geweid.

 

 

  

novenber 1972

 

Monsterproces tussen Schoonebeeker en Zuidbarger boeren. (II)

 

Schoonebekers en de Zuid-Bargers schijnen tot na de Franse tijd niet veel last van elkaar gehad te hebben, wat dit veenweidege­bied betrof. De hoogvenen hadden geen waarde, dus men nam het zo nauw niet en men had voldoende ruimte voor zijn schapen in dit gebied zodat men geen last van elkaar had. Daar is ons tenminste niets van ter ore gekomen door overlevering. Maar dit werd anders. De venen kregen waarde toen de veenboekweitteelt begon. De een leerde het van de ander en de boeren gingen boekweitland aanmaken, zoals dat toen heette. In een van onze vorige schetsjes hebben we U al verteld van die veenboekweit verbouw. Had men het bovenste laagje veen voor die boekweit teelt voor een aantal jaren gebruikt dan liet men het liggen. Men ging dan op een andere plaats er naast nieuw boekweitland ontginnen. Die boekweitteelt heeft in die tijd grote vormen aangenomen, zodanig dat uiteindelijk er geen maagdelijk veen meer overbleef. Het is dus duidelijk dat deze veenboekweit een nieuwe bestaansmogelijkheid was, zodat de Schoonebeker boeren in de noordelijke richting en de Markegenoten van Zuid-Barge op elkaar aan gingen werken en men zich af ging vragen: waar is de grens. Daar kwam nog iets bij. Al deze gebieden werden langzamerhand in kaart gebracht, want het kadaster kwam tot stand en zo moesten er grenzen worden bepaald.

      Ook voordat het kadaster tot stand kwam had men al particuliere eigendommen.

Uit koop en verkoop van grond uit tijden van vóór het ka­daster met nummers en sectie aanwijzingen, gebeurde dat anders.

      Men gaf een plaatsbepaling aan, de te verkopen grond werd wat grootte betrof vaak aangewezen met dagwerken met daarnaast de grootte in bunders, roeden enz. Verder ook altijd deze aan­duiding swettende (grenzende) ten oosten bv. aan die en die en ten westen dito.

      Nog enige verduidelijking van een dagwerk. Een dagwerk was zoveel in grootte dat 1 man het in 1 dag met de zeis kon maaien. Men had echter kleine dagwerken van ongeveer 50 are en grote van ongeveer 60 are.

      Zo'n koop en verkoop geschiedde door de Schulte en er werd door hem een akte opgemaakt die in het bezit van de nieuwe eigenaar kwam.

Steevast is aan het einde van de akte te lezen  ,,En hebbe ik daarover de stok ge­legd.”

      Wij zouden tegenwoordig zeggen deze koop en verkoop werd door de Schulte geregistreerd.

       

 

 

 

Januari 1973

 

Monsterproces tussen Schoonebeeker en Zuidbarger boeren. (III)

 

Om op ons uitgangspunt terug te komen n.l. het proces tussen de marke van Noord en Zuid-Barge en de eigenaren van Schoonebeek dit: de oostgrens en ook de zuidgrens van het Schoonebeker gebied waren reeds vastgesteld. Er gingen stemmen op om ook de noordgrens nauwkeurig te bepalen.

Men had daar in oude tijden geen behoefte aan. Het weidegebied was onbepaald. De herders (schepers) gingen met hun kudden naar de heide en weidegebieden en we denken dan in 't bijzonder aan de schaapskudden. Over en weer liet men deze heidegebieden afgrazen. We kunnen ons daar op 't ogenblik zo moeilijk een voorstelling van maken van dit grote veengebied.

      Aan de zuidzijde Schoonebeek en aan de noordzijde Zuid-Barge was dat een grote hoogveenoppervlakte. Van overlevering is het ons bekend en verteld, dat tussen Schoonebeek en Zuid-Barge men op deze grote heidevlakte geen boom of struik zag. De schapen aten al het struikgewas wel op. Toen er geen schapen meer kwa­men in latere tijd werd het allemaal bos. De Schoonebekers gin­gen hun bouwland steeds meer in noordelijke richting uitbreiden en de Zuid-Bargers zullen dat wel in zuidelijke richting gedaan hebben  De veebezetting werd zo langzamerhand groter en zodoende kwam er ook meer stalmest. Op de rand van het hoog en laagveengebied met hier en daar een zandstrook er tussen, werd het bouwland uitgebreider gemaakt. Op het hoogveencomplex be­gon men boekweit te verbouwen zoals we reeds schreven. Men verkoos daarvoor bij voorkeur waar bolsterveen aanwezig was. Het bovenste laagje van de bolster werd als ze voldoende droog was in brand gestoken. Het daaronder aanwezige veen bleef vochtig zodat het niet inbrandde. Dit in tegenstelling met het laagveen (darg) waar het vuur als het er goed in zat haast niet weer uit te krijgen was.

      Juist dit soort bolsterveen zo uitnemend geschikt voor boekweitverbouw, was aanwezig in het grote heidegebied tussen Schoonebeek en Zuid-Barge. En toen kwamen de strubbelingen. Dus heel kort gezegd, men begon zich van weerskanten af te vragen: waar is de grens. De Bargers trachtten zich zoveel mo­gelijk van dit veenterrein toe te  eigenen, gingen er zelfs toe over om dicht ten noorden van de Schoonebeker bouwlanden greppels te graven en beweerden dat hun gebied zich zover uitstrekte. De Schoonebekers waren hier niet mee content. Of ze veel noordelijker ook greppels hebben aangebracht is niet bekend. Na wat heen en weer onderling getwist kwam men er niet uit. Het bleek dat nergens zwart op wit op de een of andere manier gegevens aanwezig waren, die inhielden dat de grens daar was.

Men trachtte op vele manieren tot overeenstemming te komen, maar geen van beide partijen gaven kamp. In ieder geval van een minnellijke schikking was geen sprake. Het werd een rechtszaak, eerst voor de rechtbank in eerste aanleg, toen bij het gerechts­hof en later bij het hoog gerechtshof, wij zouden zeggen bij de Hoge Raad.

      Het eerste gekibbel over deze grens begon in de twintiger jaren van 1800 en omstreeks 1830 werd het een rechtszaak. Men heeft zo ongeveer een achttal jaren nodig gehad om van rechtswege een grens te krijgen. Zoals we al vertelden werd er gezocht naar oude stukken die de grens aangaven maar vond zoiets niet. Men heeft zich toen trachtten te helpen met de verponding zoals dat toen heette van de grondbelasting, waartegenover de andere partij stelde dat dit geen maatstaf kon zijn.

      Van de Bargerzijde werd uit de kas van de Marke die grondbelasting betaald. Maar van de Schoonebeker kant was dat moei­lijker. Men had daar zijn opstrekkende plaatsen, met andere woorden, in werkelijkheid was daar de marke al verdeeld en kon men moeilijk gegevens krijgen hoeveel men van de Schoonebeker kant aan grondbelasting betaalde.

 

.

 

 

 

februari/maart 1973

 

Monsterproces van de Schoonebeker en Bargerboeren. (IV)

 

We hebben al een inzage gehad van de grondbelasting opname van de Schoonebeker kant, waarin opgenomen was dat naast zo veel koeweiden, zoveel bouwland, een turfoever in het veen en een Boo en over het algemeen een Boo in de Twist. U begrijpt wel dat hieruit zeer moeilijk op te maken was hoeveel grondbelasting zij van hun venen betaalden. De advocaten en procureurs die heel wat verweerschriften over en weer ten gerechte deponeerden,waardoor het proces zo lang duurde en van de rechtbank de verschillende rechtsgebouwen passeerde en tenslotte bij het hoogste rechtsgebouw terecht kwam.  Dit college gaf, we menen in 1838 een uitspraak, die hierop neerkwam dat men van de z.g  Schoonebeker diek (thans Europaweg) bij de Ned. Herv. kerk bepaalde dat op zoveel meter in Noordelijke richting een grenssteen geplaatst moest worden.

      Een dergelijke steen werd na meting ook geplaatst in de Ellen swette dat is dus voor in Nieuw Schoonebeek. Een derde steen kwam te staan op de Oostgrens van het Schoonebeker gebied gemeten van de kerkdiek, (dat is de diek naar het tegenwoordige Twist (de Bult) waar toen al een R.K Kerk was. In Nw. Schoonebeek was toe nog geen R.K. Kerk.)

          Dus de derde steen gemeten uit die kerkdiek noordwaarts langs de Duitse grens.

En als we nu n.l de drie genoemde punten in acht nemen dan werd dit de scheiding of te wel de z.g. Zuidersloot. Deze oude grens toen vastgesteld is nu nog de bestaande grens tussen Schoonebeek en Emmen. Deze grensregeling die door ons hoogste rechtscollege was vastgesteld viel de Schoonebekers tegen.

      Misschien is deze uitspraak een gevolg geweest van de grond belasting kwestie, zo straks genoemd, die erg moeilijk bij de Schoonebekers was vast te stellen. Toch heeft tenslotte bij gebrek aan beter deze grondbelasting gegevens in aanmerking moeten nemen om de scheiding te krijgen.

      Onze voorvaderen (uit die tijd) vertelden dat de strook wat nu het Amsterdamse veld wordt genoemd, tussen Zuidersloot en Noordersloot aan Schoonebeek toe kwam. Maar de Schoonebeker boeren hadden veel pech. Hun advocaat die naar hun mening uitstekend voor hun belangen was opgekomen, overleed plotseling tegen het einde van het proces en hiermee was tevens het proces ten einde.

      Wij hebben inzage gekregen van het Markeboek van Noord en Zuidbarge waaruit blijkt dat door die Marke in die procesjaren regelmatig vrij grote bedragen zijn betaald als proceskosten.

      Hoe de Schoonebekers hun proceskosten bij elkaar hebben gebracht is ons niet bekend. De Bargers betaalden de kosten uit de Marke opbrengsten.

De Schoonebekers moeten het op een andere manier bijeen gebracht hebben,

 

 

  

 

mei 1973

 

Monsterproces van de Schoonebeker en Bargerboeren. (V)

 

Toen het proces van de Schoonebeker en de Barger-boeren ten einde was en de goede boekweit jaren minder werden, zijn de Markegenoten van Noord en Zuidbarge er toe overgegaan het betwiste gebied tussen de Zuider en de Noordersloot te verkopen aan Hollandse heren.

      Wie dat waren is wel bekend maar wij hebben geen tijd gehad alle namen uit te zoeken. Enkele van die namen staan ons nog voor de geest zoals Vening-Meinzesz, van Vollenhoven en van Senten  Van de laatste werd er dan bij gezegd; "hij moest van Centen heten". Deze heren maakten van dit gebied de N.V. Drentse Landontginning Maatschappij met als eerste directeur de heer L.B.J. Dommers, die in 1885 burgemeester van de toen ontstane gemeente Schoonebeek werd. Het gemeentehuis (het oude, thans afgebroken) werd gebouwd in 1884. In dat jaar werd Schoonebeek een eigen gemeente zodat we niet meer onder Dalen thuis hoorden.

Ik hoop dat het ons gelukt is door hetgeen we achtereenvolgens over de marken-kwestie medegedeeld hebben U enig inzicht gegeven te hebben van hetgeen nu 1½  eeuw geleden in deze om­geving is geschied. Door de verkoop van het betwiste veengebied aan de Amsterdamse heren kwam er een grote verandering tot stand in de vroegere uitgestrekte hoogveengebieden.

      De vervening nam toen een aanvang met als voorbeeld de vervening bij onze Duitse, maar toen nog Hannoveraanse overburen. De vaarweg naar die venen kwam tot stand, denk aan de Verlengde Hoogeveense Vaart en het Stieltjeskanaal, waardoor het mogelijk werd de venen aan de snede te krijgen. Eén van de kanalen die het eerste werd gegraven West Oost in de hoogvenen van het Amsterdamseveld is het Dommerskanaal.

      Zo kon men dus beginnen met turf te graven. Planmatig werden in het tracé van dit Dommerskanaal de splittingen gegraven d.w.z. er werd een breedte van zodanige omvang gegraven dat daar een kanaal plus weg kon komen. Dus uit de z.g. splitting kon al het veen worden verwijderd. Eerst kwam de bolsterturf en daarna ook de z.g. zwarte turf die tot het zand werd afgegra­ven. Was dit weer voor een zekere lengte klaar dan was het mogelijk ter weerszijden van de splitting verder te vervenen. Maar daar werd niet alle veen vergraven. Van de bovenste laag, het bolsterveen dus, kwam + 40 à 50 centimeter in de veenkuil terug.

      Deze terug gebonkte veenlaag vermengd met het onderliggende zand vormde la­ter de vruchtbare dalgronden. Op onze vroeger ontoegankelijke hoogveen gebieden kwamen toen de boeren die op hun dalgronden zeer goede vruchten konden verbouwen. We zouden hierbij nog even de volgende opmerking willen maken dat dit was in de tijd dat het kadastrale plan is ingevoerd. We hoeven dit zeker niet verder te verduidelijken. Ie­der van onze lezers is voldoende met het kadaster be­kend zodat een nadere aanduiding overbodig is.

      Over die opmerking gaan we dan een volgende keer D.V. wat verder praten en schrijven.

 

 

 

 

www.oud-schoonebeek.nl