Onbekend

Uit het archief van E.Karst Jr.

 onbekend

Sta mij toe, voor en aleer ik tot mijn eigenlijke onderwerp overga, enkele min of meer losse opmerkingen te plaatsen.

Toen uw ijverige secretaresse mij uitnoodigde om een en ander te komen vertellen over een door mij te kiezen onderwerp (met name werd hierbij gedacht aan jacht, natuurleven of folklore) meende ik aanvankelijk hieraan geen gevolg te kunnen geven. De oorzaak hiervan was allerminst gelegen in het feit, dat deze onderwerpen mij niet interesseerden, doch uitsluitend terwille van de tijd.

Toen uw secretaresse evenwel bleef aandringen (naar “booze" tongen beweren, is zulks meerdere dames eigen) heb ik onder zeker voorbehoud mij beschikbaar gesteld. En dat voorbehoud was niet alleen de vrijheid van stof maar ook de vrijheid om met oude kost te komen, oud voor mij, maar wellicht nieuw voor u. Ik kreeg derhalve toestemming mijn portefeuille eens na te pluizen, waarvan ik dan ook een dankbaar gebruik gemaakt heb.

Folklore, natuurleven en jacht; drie terreinen, wier uitgestrektheid niet te overzien is.

       En alhoewel ik aanvankelijk een folkloristisch onderwerp gekozen had, keerde ik, hoe kunt ge het van een ruwen jagersman ook anders verwachten, tot de jacht terug, mede omdat ik dan tegelijkertijd het natuur gebeuren daarin zoude kunnen betrekken. Want dit sta voorop: een rechtgeaard jager zal ook een natuurminnaar,een natuurbeschermer zijn.

         De tijd,dat een jager voor een bloeddorstig dier werd aangezien, terwijl een wildstrooper zich doorgaans in de bewondering van het Nederlandsche publiek mag verheugen, is helaas nog niet voorbij. Toch zullen als de voorteekenen niet bedriegen binnen afzienbaren tijd de rollen verwisseld worden en aan beide categoriën een plaats worden ingeruimd, waarop ze, op grond van hun gedragingen, aanspraak kunnen maken.

        Zeker, er is kaf onder het koren en als men dan ook de mannen van het groene gilde, waartoe ik het een eer acht te behooren, als een wreed soort individuën beschouwt of op z'n mooist schouderophalend een euphemistisch oordeel velt over hun hoedanigheden, dan zullen er stellig figuren worden gevonden, die het er naar hebben gemaakt. Ook in dezen moeten de goeden het met de kwaden ontgelden.

        Nu is het allerminst mijn bedoeling u een boekje open te doen over de minderwaardigheid van den wilddief, evermin als ik me voorgenomen heb de loftrompet te steken over den weidelijken jager.

Ik meen niet beter te kunnen doen, dan door u uit te noodigen in uw gedachten een dagje met mij buiten door te brengen, niet alleen als de wulp met juichende trillers het wollegras uit z'n winterslaap heeft gewekt, maar ook als een klucht half verhongerde patrijzen beschutting zoekt tegen den ijzigen Noord ooster, hetzij in de luwte van een heidepol of in de met sneeuw gevulde veenput.

        Ik herhaal, een waar jager is tevens een natuurminnaar. En ziedaar, nu mede een taak, vanwelke ik mij vanavond hoop te kwijten, n.l. u iets te ontvouwen van de schoonheid van Gods veelzijdige schepping, die ons ook dan, ja inzonderheid dan overweldigt door haar ontroerend schoon, als ze ons in populairen vorm wordt getoond.

         Voor en aleer we nu onze wandeling aanvangen, moet me, noodgedwongen één opmerking van het hart en wel deze, dat ik ook van avond Hollandsch spreek. Ik acht me verplicht dit met name in het midden te brengen, omdat, naar men althans zegt, een jager zich veelal van een vreemde taal, bij voorkeur van het klassieke Latijn bedient. Hoe het zij, ik spreek geen jagerslatijn.

         Zeer wellicht, dat ik termen en uitdrukkingen bezig, welke slechts vreemde klanken voor u zijn. Ik stel mij dan ook voor na de lezing van elk stuk in het kort een verklaring te geven van wat naar mijn meening voor u onduidelijk zou kunnen zijn.

 Uit den aard der zaak wil ik daarnaast, voor zoover dat in mijn vermogen is, op gerezen vragen gaarne van antwoord dienen.

 

www.oud-schoonebeek.nl