1925 Brieven uit Schoonebeek - December 1925
Artikelindex
Dec, 1925.
BRIEF UIT SCHOONEBEEK Schoonebeek, Dec, 1925.
Amice Christoffel.
Dat we op Schoonebeek geen bloodaards zijn wist je; reeds meerdere malen hebben we je daarvan de overtuigende bewijzen getoond; dat echter onder ons nog menschen rondloopen "met heldenbloed in d' aderen, krijgshaftige figuren was je zeker niet bekend. Je zult toch wel met me eens zijn dat iemand die met de eene hand, geheel onbeschermd, een bunzing, bij z'n nekvel pakt, en met d' andere een rat weet te bemachtigen, ze beide in bedwang houdt om ze den huisgenooten in levenden lijve te vertoonen en ze daarna in koelen bloede, zonder een zweem van angst, afmaakt, recht heeft op den naam: held. Zie je, zulke menschen hebben wij hier op Schoonebeek en wij zijn er trotsch op.
Het bewijst bezit van een behoorlijke dosis geduld (niet langer dan drie uur) t.w. van 's avonds 7 -10 uur, werd 's mans geduld op de proef gesteld en legt tevens getuigenis af, dat hij, die dit heldenstuk bedreven heeft, begiftig is met kalmte en vastberadenheid, gepaard gaande met zelfbeheersching en durf. Nog moet hieraan toegevoegd worden het bezit van goed ontwikkelde spieren, zonder welke het plan niet uitvoerbaar zou zijn geweest.
Hulde aan dezen jagersman, die den spot drijft met tand en klauwen met nog wat anders, (wat ik hier maar niet zeggen zal, daar ieder die met een "uIk", zooals een bunzing in den volksmond heet, ervaringen heeft opgedaan, dit wel zal weten om natuurlijk nimmer te vergeten), van ik zou haast zeggen, het venijnigste roofdier in Nederland.
En al moge een zekere iemand, naar aanleiding van het voorgevallene de opmerking maken dat hieruit weer duidelijk blijkt, dat in het binnenste van den mensch de natuur van een roofdier huist, ik laat deze woorden gaarne voor zijn rekening, en zal daarover niet met hem in dispuut treden. Ik wil hopen dat deze persoon in scherts gesproken heeft, want uit het voorgevallene deze conclusie te trekken lijkt me wel een beetje gewaagd.
Laat het echter hen, die met courage bezield zijn niet weerhouden in voorkomende gevallen te handelen als ik je zoo pas mededeelde. Dat ook te dezer zake het spreekwoord “Goed voorgaan, doet goed volgen”bewaarheid wordt.
Ik kan het niet helpen, maar door het zoo pas gebezigde woord "voorgaan" worden mijn gedachten weer naar den straatweg van Coevorden naar Oud-Schoonebeek getrokken. Om op dien weg goed voor te gaan (in letterlijken zin opgevat) en goed te volgen geef ik een ieder te doen. Is beslist een onmogelijkheid. De weg schijnt als in een ijsbaan herschapen. Sneeuwen ijs bedekken hem en het moet verwondering baren in welk kort tijdsbestek de kuilen gedicht zijn. Als de toestand altijd zoo zou blijven als ze nu is, is omlegging niet noodig want waarvoor zal het dienen? De straat is immers zoo vlak als een kegelbaan.
Was dit maar het eenigste, er komt echter meer bij: hij is zoo glad als ijs. Velen hebben al de onaangename gevolgen daarvan ondervonden, doordat zij tegen wil en dank van hun voetstuk zijn gegleden. ‘t Is goed dat alle Schoonebeekers er een m.i. beste gewoonte (men mag met mij daarover van gedachten verschillen) op na houden en dat is wel deze om dan ten spoedigste weer overeind te krabbelen. Deden ze dit niet, dan zou ’t er gek uitzien, want er zijn al zooveel deze weg gegaan, dat ik je misschien vlugger zou kunnen opnoemen de namen van hen die dit voorrecht niet hebben genoten, dan je een opsomming te geven van hen, die daarentegen dit privilege tot het hunne hebben kunnen rekenen.
Menigeen ziet men dan ook niet over, maar terzijde van den weg gaan, om zoodoende voor ongelukken gevrijwaard te zijn.
Al is de zaak ernstig genoeg om op uitkomst in nood te zinnen, toch heeft zij ook weer haar goeden kant.
Je weet dat stelselmatige lichaamsoefeningen in meer dan een opzicht zeer gewenscht zijn. ik voor mij ben overtuigd, dat er op Schoonebeek niet genoeg tijd aan besteed wordt. Wil men echter op de straat in evenwicht blijven, dan zal men heel wat gymnastische toeren moeten verrichten om het zoover te krijgen, zoodat het deze sport nog ten goede komt.
Wel wordt de lachlust nu en dan eens opgewekt als men deze of gene, voornamelijk als het een eerbiedwaardige verschijning betreft, al z'n pogingen ziet aanwenden om de gelijkheid van gewicht te bewaren, (wat in de meeste gevallen niet gelukt), maar dat is niet zoo erg.
Natuurlijk geldt ook hier het spreekwoord "door oefening wordt de kunst verkregen".
ik wil hen, die het niet mochten weten een goeden raad geven: "Loop op een sukkeldrafje, dan heb je het minst kans te vallen, als je tenminste loopende over de straat wilt; of doe het anders kruipende".
Vallen is in het eerste geval vrijwel, in het tweede geval absoluut uitgesloten. Lijkt het mogelijk te kinderachtig dan kan ik er ook niet meer aan doen; de gevolgen zijn geheel voor hun rekening en ik ga vrij uit; daar ik pogingen in het werk heb gesteld hen daarvoor te bewaren.
Uit het vorenstaande kun je wel opmaken Christoffel, dat wij op Schoonebeek niet met de sneeuw in onze nopjes zijn. Dit is voor de meesten onzer evenwel niet erg; op z'n hoogst een beetje lastig. Wij hebben tenminste iederen morgen als we opstaan al datgene wat direct noodig is voor ons levensonderhoud, waarvoor we niet dankbaar genoeg kunnen zijn. Maar er zijn ook velen die dat niet hebben, die dezen zomer niets hebben kunnen overhouden voor den kwaden dag, die nu gekomen is, omdat de verdiensten van dien aard waren, dat van sparen voor dien dag geen sprake kon zijn. De meeste Schoonebeekers zullen gelukkig niet bij ondervinding weten wat het is, geen geld te hebben om brood te koopen voor het gezin. Zij hebben een bedrijf of een betrekking, waarin de gevolgen van de tegenwoordige weersgesteldheid schier niet worden gemerkt. Alles gaat z'n gewone gang. En zijn er werkzaamheden, die weliswaar reeds uitgevoerd hadden moeten zijn, deze achterstand is niet zoodanig, dat dit broods gebrek beteekent, wat wel het geval is als de "losse arbeider" door de weersgesteldheid verhinderd is zijn arbeid te verrichten.
Deze toestand is echter reeds ingetreden; door vorst en sneeuw zijn de meeste werkverschaffingen stopgezet en de wintervorst regeert met straffe hand. Ander werk is niet te vinden, zoodat aan het einde der week de gezinsinkomsten ontbreken en diaconie of gemeente (al naar gelang men daarover van oordeel is) moeten bijspringen die op hun beurt, het spreekt haast vanzelf ook niet onuitputtelijk zijn.
'k Heb deze keer geen tijd meer om over de werkloosheid in deze gemeente en hare gevolgen uit te wijden, doch dit hoop ik een volgende keer eens te doen. Wat een tegenstelling hè, met de zoopas bedoelde werkloozen, die met den tijd geen raad weten.
We willen hopen dat, als ik dan dit voornemen ten uitvoer breng en je iets naders over het werkloosheids vraagstuk op Schoonebeek mededeel, de werkzaamheden weer zullen hervat zijn; "het weerglas" begint gelukkig iets te zakken.
Vele groeten van je vriend