1925 Brieven uit Schoonebeek
Artikelindex
Uit de Coevorder Courant 1925.
BRIEVEN uit SCHOONEBEEK.
Schoonebeek Oct. 1925.
Amice Christoffel
Bij je vertrek naar elders heb ik je de belofte gegeven, je met het nieuws van Schoonebeek op de hoogte te houden. En hoewel het me zwaar valt mijn woord te houden, zal ik toch wel aan m'n belofte moeten voldoen, want van alle spreekwijzen, die dagelijks op dat gebied mij verontrusten, treft mij wel het meeste: Een man, een man, een woord, een woord, Ik wil dan ook een man van mijn woord zijn, want vriend Christoffel zal nooit van mij kunnen zeggen, dat ik geen fatsoenlijk man ben.
Vreemd keek je zeker op, toen je zoopas las, dat het me zwaar zal vallen, omdat van jouw standpunt bezien, daartegen toch niet het minste bezwaar zal bestaan. Laat ik je geheugen echter even mogen opfrisschen, Je weet toch wel, dat ik daarbij beloofd heb, je met een en ander op de hoogte te houden, door middel van de pers, door middel van een courant, die in Oost en West, Zuid en Noord gelezen wordt, t.w. de "Coevorder Courant", waar je altijd het eerste naar greep, als de post je des Zaterdags van lectuur voorzag.
Zie, daar wringt hem de schoen, ik zie er tegen op, omdat velen mijn brief onder de oogen zullen zien en daarbij wellicht hun critiek niet zullen sparen, waar ik vreeselijk bang voor ben. Zoo iets zou voor jou, welsprekende Christoffel, zelfs een aansporing zijn om brieven te schrijven, maar voor mij is het een spook, dat ik vrees. 't Helpt me echter niets zover, ik heb me verbonden en het schrijven der "Coevorder Courant" heeft zich bereid verklaart wereldkundig te maken van wat zich in het stille Schoonebeek afspeelt of zich afgespeeld heeft, want ook over het verleden hoop ik je een weinig in te lichten.
Wat vliegt die tijd toch om. 't Is nu reeds twee maand geleden dat je vertrokken bent en lijkt het me slechts twee week te zijn. (Denk hieruit echter niet, dat ik me verveelde, toen je nog bij ons was; van het tegendeel kan je overtuigd zijn). Thans is October weer voor meer dan de helft voorbij en wij op Schoonebeek kunnen dagelijks zien, dat de herfst zijn intrede deed. De kleur der bladeren begint te veranderen van groen in geel, bruin enz.
Wat zal je hart popelen van verlangen om al die pracht eens te zien, die rijkdom van herfsttinten, die haast niet te overtreffen is. Ik kan me dat best indenken, want als ik dag aan dag niets anders zag dan groote muren in de nog grootere stad, zou ik heimwee krijgen naar buiten.
Men zegt wel eens, en hiermede heb ik dan op het oog de niet inwoner van Schoonebeek, dat het hier niet mooi is; maar hij die Schoonebeek gezien heeft in zijn October pracht als het zonnetje nog lekker de koude verdrijft, zal moeilijk deze meening voor waar houden. En gij, die nog nooit in Schoonebeek zijt geweest, vereer ons eens op een zonnigen Octoberdag met Uwe tegenwoordigheid (of val ons daarmee lastig want de doorsnee-Schoonebeeker is niet zoo bijzonder op "vreemd volk" gesteld) en indien hij onbewimpeld zijn meening zegt, moet deze wel in het voordeel van Schoonebeek uitvallen.
Doch, hoe het oordeel ook moge zijn, wij Schoonebeekers zullen ons niet laten ontnemen, datgene wat wij in elk geval hebben, t.w. de overtuiging dat Schoonebeek een dorp is met veel natuurschoon. Waarlijk, wij kunnen het ook niet helpen, dat velen tegenwoordig geen oog meer hebben voor het vele schoone, dat zich in de vrije natuur aan onze, al niet veel ziende, oogen vertoont, en onze tevredenheid daarover zal in geen ontstemming overslaan als deze of gene zich minachtend mocht uitlaten over ons mooie Schoonebeek.
Jij bent wel geen "geboren" Schoonebeeker, maar toch heb jij Schoonebeek naar waarde beoordeeld. Je was maar eenige maanden hier en daarom zal ik nu niet zoozeer het nieuws schrijven dat hier is, maar je een beetje met de toestand, alsmede met de inwoners van Schoonebeek op de hoogte houden. In die korte tijd, dat je hier geweest bent, heb je wel Schoonebeek, maar niet de bevolking leeren kennen. Zoo nu en dan zal ik, naar ik van plan ben, je iets van hun karakter en gewoonten mededeelen.
Zoostraks heb ik gezegd, dat de doorsnee Schoonebeeker niet zoo bijzonder op vreemd volk gesteld is; dit is eenerzijds ook geen wonder.
De ligging van deze plaats in een uithoek der Provincie Drenthe is zoodanig, dat men niet veel merkt van het drukke verkeer, al is gelukkig hierin, mede door aanleg van diverse wegen en niet te vergeten door middel van den nog altijd sinds 1878 meen ik, met zijn oude pakje, waarop hier en daar door zijn moeder wel zorgvuldig en met veel overleg op de juiste plaatsen een nieuw lapje voorzichtig is opgenaaid, gestoken en desniettegenstaande in schitterende (?) toestand verkeerende klinkerweg naar Coevorden, een verandering ten goede te bespeuren.
Wat men zich voor eenige jaren als een onmogelijkheid zou denken, t.w. de instelling van een autobusdienst, is thans ook verwezenlijkt, zoodat alle kans bestaat, dat Schoonebeek nog eens geheel uit zijn isolement verlost zal worden, waarvan ongetwijfeld het gevolg zal kunnen zijn, dat door die veranderde omstandigheden de Schoonebeeker in tegenstelling van vroeger, op "vreemd volk" gesteld zal zijn.
Ik zie wel dat ik al heel wat letters op papier heb staan, en moet in mijn brieven rekening houden met de mij afgestane ruimte, zoodat ik deze keer er alleen nog maar aan toe zal voegen eenige herinneringen, verbonden aan den laatstgenoemden weg.
Over die weg gesproken, ik geloof dat iedere Schoonebeeker het wel met iedere Coevordenaar eens zal zijn, dat dit een weg is die in zoodanigen toestand verkeert, dat men er tegenop moet zien hem, uitgezonderd dan te voet, af te leggen. Doch aangezien het geen gewoonte meer is, dit te voet te doen, wordt gebruik gemaakt : van rijwiel of wagen. In dit laatste geval is het echter een marteling om Coevorden te bereikem. Men heeft wel eens gezegd dat de menscn zichzelf het meest plaagt en ik ben er van doordrongen dat dit juist is. Waarom gaat men niet te voet naar Coevorden ? Laat men zich toch niet te veel aan de mode storen om altijd anders dan te voet de plaats van bestemming te bereiken.
Jij en ik zijn dan ook altijd verstandiger geweest, (want op mijn eerewoord Christoffel en ik zijn verstandige menschen) om noch van fiets, (alhoewel we zulk een genotmiddel wel bezaten) noch van een wagen (die we uit oorzake van nog niet kapitaalkrachtig zijn, niet ons eigendom konden noemen) gebruik gemaakt, omdat we ik zal er maar eerlijk voor uitkomen, ons leven niet in gevaar durfden te stellen.
Misschien zal deze of gene, die dit leest, om onze vrees lachen Christoffel, maar dat is niet zoo erg. "Wie 't laatst lacht, lacht ‘t best" zegt het spreekwoord en we hebben het ervaren, is ‘t niet zoo.
'k Herinner me nog als de dag van gisteren, hoe we door een zeker iemand, (ik zal zijn naam niet aan de algemeene verachting prijs geven) hartelijk werden uitgelachen toen hij ons op z'n nieuwe "kar" (van welke fabriek de fiets kwam doet niets terzake; want wat volgde was niet te wijten aan de minderwaardigheid van het rijwiel) voorbijrijdende, toen wij als naar gewoonte per voet naar Coevorden gingen, omdat we niet per autobus van den heer Van Eck konden gaan, om de hierboven genoemde reden. Toen hij ons dan bespotte zuchtten wij, niet om ons zelf, neen, wij zijn edelmoedige menschen, mijn vriend Christoffel en ik, maar om het lot dat onzen bespotter beschoren kon zijn.
Als wij per fiets naar Coevorden zouden moeten, dan zouden wij wel eerst onze zaken voor niet al te korten tijd hebben geregeld en zeer hartroerend afscheid hebben genomen,van familie, vrienden en bekenden, want ook wij alhoewel we heel brave menschen zijn beliepen de kans, dat voorvork of ander lichaamsdeel van het stalen ros door de groote krachtsinspanning in twee of meer stukken brak, met een natuurlijk noodwendig gevolg, dat we op minder aangename wijze met de straatsteenen kennis maakten en (op kosten der gemeente) in de Aleida Kramerstichting te Coevorden eenigen tijd zouden moeten worden verpleegd, teneinde weer in oorspronkelijken staat te geraken.
Onze uit edelmoedigheid voortspruitende vrees voor het lot van den wielrijder bleek aanstonds gegrond te zijn. Niet lang na het tijdstip waarop hij ons passeerde, haalden wij hem weer in, niet omdat wij zoo hard liepen, maar omdat hij, pardon, ik bedoel zijn fonkelnieuwe fiets in meer stukken lag dan hem lief was.
Door voorbijgangers (dat waren wij) werd natuurlijk de helpende hand geboden, een eigenschap, die allen Schoonebeekers eigen is, volgaarne kwaad met goed vergeldende. Is men genoodzaakt per voertuig naar Coevorden te reizen dan is het niet veel beter. Wel zal de voorvork niet breken, om de eenvoudige reden, dat in den wagen geen voorvork thuis behoort en diensvolgens ook gewoonlijk geen deel daarvan uitmaakt, geen een ieder bij diepgaande studie en deskundige voorlichting wel duidelijk zal zijn, maar toch zal men goed doen een kleine apotheek mee te nemen voor allerlei kwalen, die zich tijdens de reis kunnen openbaren.
Beste Christoffel, je weet met welke ernst, die mij buitendien eigen is, ik dit schrijf. Doch hoevelen zullen daar licht over denken, niettegenstaande de zaak ernstig genoeg is. Immers, men beloopt kans genoodzaakt te worden, al is het op eenigszins andere wijze dan toen wij (ik bedoel het Nederlandsche volk, want jij en ik hebben dat zelf niet beleefd) onder het Spaansche juk zuchtten, dat men erge last van hoofdpijn krijgt, dat alles wat men voor de reis met smaak verorberd heeft (want je weet wel, dat alle Schoonebeekers met smaak eten, anders eten ze niet), langs den niet natuurlijken weg te voorschijn komt, enz., niet te vergeten, dat het den reiziger, voornamelijk in dezen tijd van het jaar groen en geel voor de oogen wordt, door alle ellende, die hij beleeft. Ik zal hopen, Christoffel, dat de luchthartige, die met minachting of medelijden op ons neerzag, omdat wij niets dan beren en leeuwen op den weg naar Coevorden zagen, zijn spottenden toon heeft laten varen, niet om ons, want wij, dat zal jij je nog wel herinneren, zijn altijd al bespot, zoodat wij er aan gewoon geraakt zijn, maar omdat hij heeft gezien, wat het is den straatweg naar Coevorden te moeten passeeren.
Echter bestaat alle hoop dat er nog eens verbetering zal worden aangebracht in dezen onhoudbaren toestand, doch daarover een volgende keer.
Wees voorloopig blij, dat al heeft het me vele zweetdruppels gekost, ik het zoover gebracht heb. Schrijf me eens terug hoe je het in de nieuwe standplaats maakt; de eene dienst is de andere waard.
Vele groeten van je vriend
27 Oct. 1925,
BRIEF UIT SCHOONEBEEK. Schoonebeek,
Amice Christoffel.
Zoo heb je dan eindelijk het genoegen gehad mijn eerste brief te kunnen lezen, waarvoor je mij wel zeer dankbaar zult zijn, want, alhoewel ondank 's werelds loon is, ben ik overtuigd dat jij, met een edelen geest bezield zijnde niet met de doorsnee wereldling op één lijn kunt worden gesteld, en diens volgens mijn letteren naar waarde weet te schatten.
Voor ik je echter iets ga vertellen over de in voorbereiding zijnde plannen tot verbetering van den straatweg naar Coevorden, moet ik, eerst nog iets zeggen dat me zwaar op m'n lever, ik bedoel op m'n hart drukt en waarom ik, zoodra je daarvan kennis hebt genomen, vast en zeker tien pond lichter wordt. Luister,
Toen ik in de Coevorder Courant mijn aan jouw gerichten brief las (ik was juist gereed een stukje te gaan eten) schrok ik zoo geweldig, dat alle eetlust als in een tooverslag verdween en ik maar met een leege maag aan mijn werk, ben gegaan, waaronder ik nog steeds gekweld werd door een benauwende gedachte, die bij mij gewekt was door het lezen van mijn eigen brief,
Christoffel, ik ken je als iemand die gaarne het naadje van de kous wil weten (ik bedoel daar niets ongunstigs mee) en daarom natuurlijk ook terdege wilt verstaan wat je leest, Door je vernuftige geest valt je dit, doorloopend niet moeilijk, maar thans moest je toch het loodje leggen, want tegen hetgeen ik op het oog heb was je uitgebreide, kennis niet opgewassen,
Welk een slapelooze nachten heb ik je bezorgd toen je gelezen had dat, als men per vliegtuig naar Coevorden ging, kans beliep "genoodzaakt" te worden. Ik zie je, in gedachten dan, over de krant gebogen, pogend verband te leggen tusschen hetgene wat je las, je hersens pijnigend met de vraag: "Wat bedoelt mijn vriend Nicolaas toch ?" Eerst dacht je natuurlijk dat het een gezichtsbedrog was, maar jou scherpe blik zag ook na herhaling in duidelijke letters gedrukt staan dat men kans beloopt genoodzaakt te worden, Amice Christoffe, ik heb medelijden met je. Op school heeft de meester altijd al tegen me gezegd: "Nicolaas, je schrijft veel te slordig", en ziedaar het gevolg van 's meesters raad in den wind te hebben geslagen, Ik schreef niet genoodzaakt, maar G-E-R-A-D-B-R-A-A-K-T (zegge, leze, schrijve en hoore: geradbraakt). Maar aangezien ik op school reeds slordig schreef, wat euvel me nimmer heeft begeven, heeft de zetter er "genoodzaakt" van gemaakt,
't Spijt me dat het gebeurd is, maar gedane zaken nemen geen keer en 't is een goede leer voor later; 'k hoop me niet weer aan dezelfde steen te stooten en mijn vriend Christoffel zooveel slapelooze nachten te bezorgen, waarvoor ik aIsnog gaarne mijn excuus aanbied, Ook wil ik mijn berouw met daden kenbaar maken: Zend mij maar de apothekers rekening voor alle slaapmiddelen die je ingenomen hebt; ik zal voor betaling zorgdragen,
Ziezoo, nu kan ik weer gerust zijn en kan mijn voornemen om je iets over de plannen tot verbetering van den in senile aftakeling verkeerenden weg naar Coevorden te schrijven ten uitvoer te brengen.
Een weinig heb je zeker al vernomen uit de Coevorder Courant van 17 October j,I. waarin o,a. opgenomen is een verslag van de gecombineerde vergadering der Coevorder Handelsvereeniging en de Christelijke Middenstandsvereeniging. Doch aangezien daarin de zaak van de Coevorder kant werd bezien en dus ook cijfers worden genoemd die alleen voor Coevorden van belang zijn zal ik pogen de kwestie een beetje te belichten van Schoonebeeker zijde.
De gemeentebesturen van Coevorden en Schoonebeek (alle eer aan dat van Coevorden, dat naar ik mee het initiatief daartoe nam) zijn van oordeel dat nogmaals alle middelen in het wet moeten worden gesteld om verbetering te brengen in dezen "miserabelen" toestad. De besturen denken kans van slagen te hebben, indien de weg geheel wordt omgebouwd (Wij in Schoonebeek zeggen "omgelegd"). Daartoe is in de eerste plaats noodig een gedetailleerde raming van kosten, die naar ik meen door den gemeente architect van Coevorden is opgemaakt. De lengte van den geheelen weg bedraagt 13670 M. (Ik heb het niet nagemeten hoor, en als Ik lieg, lieg ik in commissie), waarvan 8530 Meter in Coevorden en 5140 Meter in Schoonebeek ligt.
Als ik mij niet vergis voelen Burgemeester en Wethouders der beide gemeenten het meest voor een weg met een bestratings breedte van 4 Meter omdat verwacht mag worden dat het verkeer op den weg bij eventueele tot standkoming der plannen zeer zal toenemen, zoodat eene breedte van 3 Meter zooals thans, beslist onvoldoende moet worden geacht. Zulk een weg zal naar raming voor Coevorden f 122.209.- en voor Schoonebeek 72.529.- kosten. Springen Rijk en Province niet bij in de kosten dan kan; het behoeft feitelijk niet gezegd, te worden, van uitvoering geen sprake zijn. Aangenomen echter dat vorenbedoeld plan verwerkelijkt word en Rijk en Provincie geven elk 30 % subsidie dan blijft dus voor rekening van de gemeente Schoonebeek 40 % van f 72529 is rond f 29000.- Wordt hiervoor een leenig à 5 % aangegaan, af te lossen in 40 jaar, dan zal de gemeente jaarlijks aan aflossing ruim f 700.- en het eerste jaar aan rente f 1450 (zoovervolgens ieder jaar pl.m. f 35.- minder) hebben te betalen. Daarbij komen dan nog de kosten van onderhoud, die pl.m. f 450.- zullen bedragen. Al deze bedragen samengeteld komen we voor het eerste jaar op een bedrag van plm. f 2600.- welk bedrag door geregelde aflossing natuurlijk geleidelijk vermindert en dat de gemeente na 40 Jaar, "quitte" is, en alleen de kosten van onderhoud overblijven. Bij deze raming is nog geen rekening gehouden met de opbrengst van de bezittingen der Straatweg commissie die natuurlijk ten bate der gemeente komen.
“Maar", zul je zeggen, "alhoewel verbetering dringend gewenscht is, is het toch een onmogelijkheid dat de belasting in Schoonebeek met dat bedrag wordt verhoogd",
Laat ik daarom een paar opmerkingen mogen maken.
Aan den autobusdienst ondernemer, den heer Van Eck, werd tot heden een subsidie van f 800.-, en aan den heer Detmers, Rijksveearts te Coevorden een toelage van f 250.- verleend. Het autobusdienst subsidie kan, naar men zegt, geheel vervallen als de weg grondig verbeterd wordt, terwijl hetzelfde geldt voor de toelage van den heer Detmers. De Burgemeester heeft tenminste in de heden gehouden raadsvergadering medegedeeld, dat de heer Detmers had te kennen gegeven, dat de Raad deze toelage dan wel geheel mocht intrekken. Deze beide bedragen, die natuurlijk jaarlijks de uitgaven met f 1050.- verhoogden komen in mindering op de som van f 2600.- die dus gereduceerd wordt tot f 1550.-
Denk nu echter niet, dat dit bedrag aan belasting meer zal moeten worden opgebracht. Oogenschijnlijk is dit wel zoo, terwijl het toch in werkelijkheid grootendeels een verplaatsing van uitgaven is. Op de thans bestaande klinkerweg naar Coevorden komen n.l. nog een tweetal antiquiteiten voor, die, als het moderne verkeer z'n intrede doet, gewoonlijk naar den rommelkamer worden verwezen; het zijn de beide tollen, die niet op een drukke verkeersweg thuis behooren, en bij den ombouw van den straatweg hoogstwaarschijnlijk niet gehandhaafd zullen blijven. Het is mij niet bekend hoeveel door de Schoonebeekers aan tolgelden wordt bijeengebracht ,maar toch kan vrij zeker worden aangenomen dat ze het leeuwen aandeel betalen, zoodat bij afschaffing der tollen men toch evengoed het bedrag dat vroeger aan tol centen uitgegeven werd als hoofdelijke omslag verschuldigd kan zijn
Als men nu al deze dingen gaat beschouwen komt men tot de conclusie dat er niet zooveel finantieële bezwaren zijn als men oorspronkelijk zou denken. Ik koester dan hoop dat Burgemeester en Wethouders volle vrijmoedigheid vinden zullen den Raad te adviseeren in principe tot ombouw te besluiten en dat de Raad unaniem van oordeel is, dat het voorstel behoort te worden aangenomen.
Ook zou ik je nog graag even willen wijzen op de wederzijdsche belangen van Schoonebeek en Coevorden en tevens nog je aandacht vestigen op de andere verkeerswegen in de gemeente in zoover ze verband houden met het in dezen brief omschreven plan. Daar ik echter van den Uitgever niet mag vergen meer plaatsruimte af te staan zal ik daarmee moeten wachten tot de volgende keer.
Vele groeten van je vriend
Dec, 1925.
BRIEF UIT SCHOONEBEEK Schoonebeek, Dec, 1925.
Amice Christoffel.
Dat we op Schoonebeek geen bloodaards zijn wist je; reeds meerdere malen hebben we je daarvan de overtuigende bewijzen getoond; dat echter onder ons nog menschen rondloopen "met heldenbloed in d' aderen, krijgshaftige figuren was je zeker niet bekend. Je zult toch wel met me eens zijn dat iemand die met de eene hand, geheel onbeschermd, een bunzing, bij z'n nekvel pakt, en met d' andere een rat weet te bemachtigen, ze beide in bedwang houdt om ze den huisgenooten in levenden lijve te vertoonen en ze daarna in koelen bloede, zonder een zweem van angst, afmaakt, recht heeft op den naam: held. Zie je, zulke menschen hebben wij hier op Schoonebeek en wij zijn er trotsch op.
Het bewijst bezit van een behoorlijke dosis geduld (niet langer dan drie uur) t.w. van 's avonds 7 -10 uur, werd 's mans geduld op de proef gesteld en legt tevens getuigenis af, dat hij, die dit heldenstuk bedreven heeft, begiftig is met kalmte en vastberadenheid, gepaard gaande met zelfbeheersching en durf. Nog moet hieraan toegevoegd worden het bezit van goed ontwikkelde spieren, zonder welke het plan niet uitvoerbaar zou zijn geweest.
Hulde aan dezen jagersman, die den spot drijft met tand en klauwen met nog wat anders, (wat ik hier maar niet zeggen zal, daar ieder die met een "uIk", zooals een bunzing in den volksmond heet, ervaringen heeft opgedaan, dit wel zal weten om natuurlijk nimmer te vergeten), van ik zou haast zeggen, het venijnigste roofdier in Nederland.
En al moge een zekere iemand, naar aanleiding van het voorgevallene de opmerking maken dat hieruit weer duidelijk blijkt, dat in het binnenste van den mensch de natuur van een roofdier huist, ik laat deze woorden gaarne voor zijn rekening, en zal daarover niet met hem in dispuut treden. Ik wil hopen dat deze persoon in scherts gesproken heeft, want uit het voorgevallene deze conclusie te trekken lijkt me wel een beetje gewaagd.
Laat het echter hen, die met courage bezield zijn niet weerhouden in voorkomende gevallen te handelen als ik je zoo pas mededeelde. Dat ook te dezer zake het spreekwoord “Goed voorgaan, doet goed volgen”bewaarheid wordt.
Ik kan het niet helpen, maar door het zoo pas gebezigde woord "voorgaan" worden mijn gedachten weer naar den straatweg van Coevorden naar Oud-Schoonebeek getrokken. Om op dien weg goed voor te gaan (in letterlijken zin opgevat) en goed te volgen geef ik een ieder te doen. Is beslist een onmogelijkheid. De weg schijnt als in een ijsbaan herschapen. Sneeuwen ijs bedekken hem en het moet verwondering baren in welk kort tijdsbestek de kuilen gedicht zijn. Als de toestand altijd zoo zou blijven als ze nu is, is omlegging niet noodig want waarvoor zal het dienen? De straat is immers zoo vlak als een kegelbaan.
Was dit maar het eenigste, er komt echter meer bij: hij is zoo glad als ijs. Velen hebben al de onaangename gevolgen daarvan ondervonden, doordat zij tegen wil en dank van hun voetstuk zijn gegleden. ‘t Is goed dat alle Schoonebeekers er een m.i. beste gewoonte (men mag met mij daarover van gedachten verschillen) op na houden en dat is wel deze om dan ten spoedigste weer overeind te krabbelen. Deden ze dit niet, dan zou ’t er gek uitzien, want er zijn al zooveel deze weg gegaan, dat ik je misschien vlugger zou kunnen opnoemen de namen van hen die dit voorrecht niet hebben genoten, dan je een opsomming te geven van hen, die daarentegen dit privilege tot het hunne hebben kunnen rekenen.
Menigeen ziet men dan ook niet over, maar terzijde van den weg gaan, om zoodoende voor ongelukken gevrijwaard te zijn.
Al is de zaak ernstig genoeg om op uitkomst in nood te zinnen, toch heeft zij ook weer haar goeden kant.
Je weet dat stelselmatige lichaamsoefeningen in meer dan een opzicht zeer gewenscht zijn. ik voor mij ben overtuigd, dat er op Schoonebeek niet genoeg tijd aan besteed wordt. Wil men echter op de straat in evenwicht blijven, dan zal men heel wat gymnastische toeren moeten verrichten om het zoover te krijgen, zoodat het deze sport nog ten goede komt.
Wel wordt de lachlust nu en dan eens opgewekt als men deze of gene, voornamelijk als het een eerbiedwaardige verschijning betreft, al z'n pogingen ziet aanwenden om de gelijkheid van gewicht te bewaren, (wat in de meeste gevallen niet gelukt), maar dat is niet zoo erg.
Natuurlijk geldt ook hier het spreekwoord "door oefening wordt de kunst verkregen".
ik wil hen, die het niet mochten weten een goeden raad geven: "Loop op een sukkeldrafje, dan heb je het minst kans te vallen, als je tenminste loopende over de straat wilt; of doe het anders kruipende".
Vallen is in het eerste geval vrijwel, in het tweede geval absoluut uitgesloten. Lijkt het mogelijk te kinderachtig dan kan ik er ook niet meer aan doen; de gevolgen zijn geheel voor hun rekening en ik ga vrij uit; daar ik pogingen in het werk heb gesteld hen daarvoor te bewaren.
Uit het vorenstaande kun je wel opmaken Christoffel, dat wij op Schoonebeek niet met de sneeuw in onze nopjes zijn. Dit is voor de meesten onzer evenwel niet erg; op z'n hoogst een beetje lastig. Wij hebben tenminste iederen morgen als we opstaan al datgene wat direct noodig is voor ons levensonderhoud, waarvoor we niet dankbaar genoeg kunnen zijn. Maar er zijn ook velen die dat niet hebben, die dezen zomer niets hebben kunnen overhouden voor den kwaden dag, die nu gekomen is, omdat de verdiensten van dien aard waren, dat van sparen voor dien dag geen sprake kon zijn. De meeste Schoonebeekers zullen gelukkig niet bij ondervinding weten wat het is, geen geld te hebben om brood te koopen voor het gezin. Zij hebben een bedrijf of een betrekking, waarin de gevolgen van de tegenwoordige weersgesteldheid schier niet worden gemerkt. Alles gaat z'n gewone gang. En zijn er werkzaamheden, die weliswaar reeds uitgevoerd hadden moeten zijn, deze achterstand is niet zoodanig, dat dit broods gebrek beteekent, wat wel het geval is als de "losse arbeider" door de weersgesteldheid verhinderd is zijn arbeid te verrichten.
Deze toestand is echter reeds ingetreden; door vorst en sneeuw zijn de meeste werkverschaffingen stopgezet en de wintervorst regeert met straffe hand. Ander werk is niet te vinden, zoodat aan het einde der week de gezinsinkomsten ontbreken en diaconie of gemeente (al naar gelang men daarover van oordeel is) moeten bijspringen die op hun beurt, het spreekt haast vanzelf ook niet onuitputtelijk zijn.
'k Heb deze keer geen tijd meer om over de werkloosheid in deze gemeente en hare gevolgen uit te wijden, doch dit hoop ik een volgende keer eens te doen. Wat een tegenstelling hè, met de zoopas bedoelde werkloozen, die met den tijd geen raad weten.
We willen hopen dat, als ik dan dit voornemen ten uitvoer breng en je iets naders over het werkloosheids vraagstuk op Schoonebeek mededeel, de werkzaamheden weer zullen hervat zijn; "het weerglas" begint gelukkig iets te zakken.
Vele groeten van je vriend
Januari 1926.
BRIEF UIT SCHOONEBEEK. Schoonebeek, Januari 1926.
Amice Christoffel.
Thans zal ik mijn vorigen brief vervolgen en je eens iets vertellen hoe of ik over de ontwateringskwestie en over de middelen die worden naar voren gebracht om hierin verbetering te brengen, denk.
Voorop wil ik dan stellen dat de Schoonebeekers, zullen ze van ontwatering profiteeren, met hun tijd meemoeten. Hiermee bedoel ik natuurlijk niet, dat allen een abonnement op de telefoon moeten nemen of zich een auto moeten aanschaffen, volstrekt niet, zoover behoeven ze lang niet te gaan.
We weten allemaal wel, dat heel wat gronden aan de Zuidkant van den straatweg gelegen niet bemest worden en daarom in den omgang met het "ongemeste" betiteld worden.
Wordt ten aanzien van deze gronden nadat de droogmaking is tot stand gekomen, nog dezelfde gedragslijn gevolgd, dan staat het als een paal boven water, dat de opbrengst zal verminderen. Immers, de overstroomingen die telkenjare plaats hebben, brachten ook nog wel wat goeds mede en wel een soort beek bezinking, die aan de onder water staande gronden een zekere mate van vruchtbaarheid gaf, waardoor ze niet bemest behoefden te worden.
Dus, nieuwe tijden, nieuwe zeden men zal de drooggelegde gronden moeten gaan bemesten, wil men gunstige resultaten verkrijgen.
En als men nu in oogenschouw neemt kwaliteit en kwantiteit van de opbrengst, voor en na de ontwatering dan zal men wel tot de conclusie komen, dat het een goede gedachte geweest is, de bakens pogen te verzetten.
Zie je Christoffel, tot zoover zijn de meeste Schoonebeekers het wel eens, maar nu komt de splitsing. Drie mogelijkheden zijn naar voren gebracht en we zullen alle drie eens nader bekijken. Op de te Nieuw-Schoonebeek onder leiding van den heer Mars gehouden vergadering kon men zich lang niet vereenigen met de door de voorloopige ontwaterings commissie ontworpen plannen. Volgens den heer Mars werd dit veel te duur, en als dit waar is, dan geef ik hen groot gelijk dat ze alles op haren en snaren zetten om zich aan de ontwatering niet te branden. De heer Mars heeft de aanwezigen dan voor gerekend dat het den ingelanden per 6 H.A. wel f 200.- zou kunnen kosten. (Mijn zegsman beweerde dit tenminste in een openbare vergadering en van de zijde der consorten is hiertegen niet opgekomen, zoodat het wel als juist zal zijn aan te nemen).
Ik zal straks ook cijfers noemen en er een klein rekensommetje aan vastknoopen, zoodat je niet voetsstoots hoeft aan te nemen wat ik zeg, maar een eigen oordeel kunt vormen.
Voorts was (ik durf niet schrijven van is want er is ja immers niets veranderlijker dan een, mensch) men van oordeel, dat Nw - Schoonebeek niet zooveel belang heeft bij de tot standkoming van een waterschap en dat op samenwerking met de Duitschers geen staat kan worden gemaakt. Bovendien had men op Nieuw-Schognebeek meer last van te droge dan van te natte gronden, zoodat het hoogst ongepast was met een waterschap te komen. Wel was men er voor dat het Schoonebeekerdiep 's jaars goed geruimd werd en de scholIe plaatsen verdiept werden, zoodanig dat de waterafvoer goed geregeld is.
Hoe of men dit laatste (een goede water- afvoer) kan voorstaan als men de overtuiging is toegedaan dat de gronden door de droogte te lijden hebben is mij tot nu toe een raadsel.
Over den smaak valt niet te twisten (alhoewel dit toch al te dikwijls voorkomt) en anderen zijn van oordeel dat het ook voor Nieuw-Schooiebeek van groot belang is dat de gronden worden drooggelegd. Buitendien moet niet uit het oog worden verloren, dat de waterafvoer bij de totstandkoming der plannen kan worden geregeld, zoodat, indien het werkelijk waar is dat de gronden te hoog zijn hoogstwaarschijnlijk er wel iets op te vinden is hierin te voorzien.
Evenmin als ik me met de meening van den heer Mars en consorten kan vereenigen gaat het ook zoo ten opzichte van een ander plan en dat is wel het denkbeeld van sommigen om door het graven eener hoofdwaterleiding dwars door de made-landen verbetering in den toestand te verkrijgen. Deze hoofdwaterleiding zou het overtollige water dan moeten loozen op de leidingen van het waterschap "Weijerswold" wat echter hierop niet berekend is, zoodat de capaciteit van waterleidingen en kunstwerken aanmerkelijk zou mqeten worden verhoogd.
Het spreekt vanzelf dat de Schoonebeeker eigenaren deze meerdere kosten zouden moeten betalen. Deze kosten, vermeerderd met die verbonden aan het graven der hoofdwaterleiding zelf, waarbij nog gevoegd moet worden die wegens ,het zeer groot, aantal bruggen en duikers, die gelegd zullen moeten worden en het verlies aan grond, maken het plan echter niet zoo aannemelijk als men op bet eerste gezicht wel zou kunnen denken.
Misschien is er dan ook niemand meer, die, nadat aan iedereen zooveel mogelijk alle inlichtingen zijn verstrekt, dit plan voorstaat, maar ik meende toch dit te berde te moeten brengen, aangezien deze mogelijkheid door sommigen werd geopperd.
Thans is dus aan de beurt het plan zooals dit aan heeren Provinciale Staten is voorgedragen.
Voorop dient te worden gesteld dat hieraan, wijl het Schoonebeekerdiep de grens tusschen Nederland en Duitschland vormt, een groote moeilijkheid verbonden is.
Dit plan zal alleen kunnen worden uitgevoerd, indien van Duitsche zijde de noodige medewerking wordt verkregen. Het behoeft dan ook geen verwondering te baren, dat, toen een zoodanig voorgestelde normalisatie, volgens deskundigen zeer wel uitvoerbaar was, bij onze overburen middelen in het werk werden gesteld om samenwerking te verkrijgen.
Aanvankelijk zijn deze pogingen met resultaat bekroond, daar vanwege Duitsche zijde dit plan met vreugde werd begroet. De te dier zake belegde vergaderingen in Adorf en Emlichheim getuigden van een sympthiseeren met de voorgenomen ontwatering.
Eisch en uitspraak is echter, dat de eerst betoonde medewerking gehandhaafd blijft, zal van dit plan iets komen, ik hoop dat ook onze Graafschappers van de wenschelijkheid, zoo niet van de noodzakelijkheid van de verhooging der productiviteit hunner gronden doordrongen zijn en dat zij met beide handen deze gunstigste gelegenheid zullen aangrijpen.
Mocht onverhoopt hiervan niets komen dan moet een andere weg gezocht worden, dit is echter iets van lateren datum en doet thans niet veel terzake.
Ik weet het niet Christoffel, maar het Iijkt me zoo toe, dat de tegenstanders, die wel van het nut eener goede afwatering doordrongen zijn, uitsluitend terugdeinzen voor het wellicht voor hen afschrikwekkende woord “waterschap". Dat woord schijnt aan veel onheils te bevatten en alles wat maar dienstig kan zijn zal dan ook worden aangepakt om dit monster te ontloopen of te vernietigen. Als ik me hun gedachtengang zoo indenk, stel ik me voor dat de woorden "waterschap" en "betalen" precies dezelfde beteekenis hebben. En daarom dan ook: "weg met een waterschap, want wij hebben genoeg te betalen."
Juist nu ik dit schrijf schiet me iets te binnen, wat ik gisteren zag en wat me deed schudden van lachen. Luister.
Buurmans haan, een haan gelijk aan alle andere hanen, d,w,z. venijnig op z'n wapenbroeders, zag in een kelderraampje zijn eigen spiegelbeeld en stelde zich zoo woest aan dat van ieder, die dit zag, de lachspieren in beweging gebracht werden. De "vermeen- de” tegenstander moest natuurlijk de laan uit, wat natuurlijk in dit geval een onmogelijkheid was voordat het dier in kwestie zelf aftrok. Wij menschen, die allen een goede dosis gezonde hersenen hebben; vinden het belachelijk dat een haan zich zoo aanstelt en zooveel drukte maakt om zulk een huisvredebreuk, die echter in 't geheel niet bestaat.
Maar zullen de voorstanders der ontwatering de tegenstanders niet bij dezen haan gaan vergelijken, nu laatst bedoelden zoo sterk mogelijk tegen een "waterschap", tegen een zeker iets, dat een aanslag op hun beurs in den zin heeft, zijn?
Volgens de omstanders is dit immers een denkbeeldig gevaar!
Ik zie wel, dat ik over de ontwatering dit keer nog niet klaar kom en een volgende maal vervolgen moet, zoodat ik er maar direct een stokje bij steek.
lnmiddels vele groeten van je vriend.