Wolven in oude Landschap

WOLVEN IN HET OUDE LANTSCHAP

In het zevende hoofdstuk "De Dierenwereld” van het bizonder interessant werkje “De Hondsrug" door dr. J. Botke vinden we o.a. opgeteekend, ontleend aan de "Tegenwoordige Staat van het Landschap":

"Wanneer de Regering onderricht wordt, dat zich een Wolf binnen het Landschap ophoud, wordt een algemene Jacht afgekondigd, waarbij aan verscheiden Dorpen en Gehuchten wordt bevolen, om op een zekeren bepaalden dag en uur, met Schietgeweer, Spiezen, Hooivorken, Greppen en ander tuig gewapend, en met Trommelen voorzien, behoorlijk verdeeld, naar een bepaald Heidenveld, alwaar, tot kenteeken, een lange paal is opgerigt, op te trekken en middlerwijl de Struwellen en Bosschen te doorzoeken, en af te jagen. Hierdoor gebeurt het, dat, op zekere hoogte, de jagende Karspelen aan elkander sluiten, en eindelijk een uitgestrekten kring formeeren, welke kring, onder het optrekken, hoe langer hoe kleiner wordt, en waar van de opgerichte paal het middelpunt is. Ingeval nu, de Wolf opgejaagt is, en zich in den kring bevind, wordt dezelve gemeenlijk geschoten. Die zo gelukkig is van het Dier te treffen, brengt het naar Zijne Woonplaats en hangt het aan een paal ten toon, en deze triumph is; al het loon, hetgeen hij er voor ontfangt. Gedurende dezen Wolvenjacht is het volstrekt verboden, enig ander wild te dooden."

"In de tegenwoordige Staat van Drenthe" van 1795 wordt medegedeeld dat een premie van f. 100.-- werd toegekend voor het dooden van een wolf. Er staat niet vermeld, hoe het is vastgesteld. Het is mogelijk, dat de tegenstrijdige mededelingen zijn gebasseerd op b.v  Landrecht naast Boer willekeur of ander plaatselîjk gebruik. In vonf opgetekend, dat de laatste wilker of willekeur d.w.z. de bepalingen of ongeschreven wetten, die plaatselijk worden gemaakt door de boer vergaderingen, op de wolvenjacht dagteekent van 1794.

Op het Ellertsveld, bij Schoonloo, vond men vroeger de Wolfsbaak, welke nog deed herinneren aan de wolvenjacht, die hier op het eind der 18e eeuw (waarschijnlijk in 1772) gehouden werd door de gemeenten tusschen Zweeloo en Zuidlaren. In de nabijheid van Schoonloo werd het ongure beest geschoten. Zuidlaren eischte de eer voor zich op, wat haar door de andere Karspelen werd betwist. In de herberg te Schoonloo werden de jagers onder den invloed van sterken drank handgemeen en het had weinig gescheeld, of er waren dooden gevallen. Op de plaats, waar de wolf werd neergelegd, werd de gedankpaal opgericht.

Wolven huisden er vroeger in het vermaarde Weerdingerholt, in de Wolfsbarren tusschen Emmen en Weerdinge herinnert hieraan eveneens.

Zoo bestaan op andere plaatsen in Drenthe nog de namen Wolvenveen, Wolvenbosch, Wolfsmaat (tusschen Hardenberg en Ommen vindt men een cafe "De Hongerige Wolf").

 Bij Piccardt vonden we het voogende opgeteekend: "anno 1233 en '34 is er sulke oneindelijke menegte van Wolven in de Lantschap Drenth en aangrenzende landen, dat daardoor niet het vee, meer als ooit, is verscheurd geworden, maar ook de doode lichamen der menschen zijn bij nacht en ontijden uit de Graven geschrubd"

En bij Magnin vonden we:

"Menigvuldig waren de wolven in Drenthe en de jagten daarop gedurende de jaren 1606 en 1612 mitsgaders in 't jaar 1640 en in het tijdsverloop 1643 tot 1666. Toen schijnt dat roofgedierte te zijn verminderd, maar van 1679 tot 1685 werden de Drenthenaren weer buitegemeen van de wolven geplaagd."

De buurtschap Angersloo, gewoonlijk "Angelsen" genoemd, was vroeger eigendom van de Drosten van Drenthe, die gedurende bijna vijf eeuwen, van 946 -1522 ook het jachtrecht in het Lantschap bezaten. Deze heeren hadden te Angersloo een jachthuis staan, gesticht door een zekeren heer Van der Borg, en dat in 1816 is afgebroken. Er werd jacht gemaakt op wolven en wilde zwijnen, wel wild zich ophield in het marnarbosch, achter Angersloo, volgens de sage genoemd naar de "Stad der zeven heuvelen", Barnar. In de rijpheid der Esschen, meermalen ook op last der Regering, werden jachten gehouden. Met trommelslag en ketelmuziek trok "de boer" op, om het wild schrik aan te jagen, en steeds nauwer in een kring te sluiten. Den Schouten en trommelslagers werd van Regeringswege schadeloosstelling verleend voor het bijwonen van deze "klopjachten". Voor het dooden der wolven werden premiën uitgeloofd door

het Landschapsbestuur, terwijl de verdere onkosten eveneens werden bestreden uit de Landschapskas.

De jacht in Drenthe op grof wild, w.o. beren, wilde zwijnen en wilde geiten is in 944 door Koning Otto I aan de kerk te Utrecht geschonken. Dat is later enige malen herhaald.

 

 

www.oud-schoonebeek.nl