Oudheid en bijgeloof
Kleine opstellen over de geschiedenis, oudheden en het bijgeloof in drenthe
Mr. J.Pan,
B I J L A G E
Drost en Gedeputeerde Staten der Landtschap Drenthe doen te weten:
Dat de Heeren Ridderschap en Eygenerfden Staten dezer Landtschap in overweginge genomen hebben, dat niet tegenstaande de Placaten, poenen en straffen tegens dat soort van vagabunden en Landlopers, diegemeenlijk Heydenen worden genáemt, bevorens rechts gestatueert, dezelfe niet ophouden noch al tydelijks in grote meenigte ln deze Lantschap te komen, en de goede lngesetenen zeer veel overlast te doen, niet alleen met bedelen, steêIen, en roven, maar ook met sterke dreygementen van doodt te schieten en te branden, ingevalle het geeysdhte an haar niet wordt gegeven; of wanneer men haar wil doen vertrekken; of volgens de ordres van den Lande met haar handelen: behalven dat dese Vagabunden haar niet ontsien om haar met Snaphanen, Pistolen en degens te ;wapenen, en dus met groote troupen in het "Landt té komen, om haar wegens dé uytvoeringe van de ordres van den lannde te dekken, en haar met gewelt daar tegen aan te kanten ; de goede Ingezetenen schrik an te jagen en na believen met haár te handelen, zelfs ook de Lantschaps Soldaten doodt te schieten: dat de Heeren Staten na het exempel van je nabuirige 'provincien en Landen, ten hoogsten nodig hebben geacht tot welwezen dezer Lantschap, en de ruste en veylïgheit der goede Ingesetenen zo veel eenigsins mogelijk, daar in te moeten voorzien: te meer dewijl in een plat en open Landt als deze Lantschap ,aIle overlast en geweldenaren meerder te yrezen zijn aIs elders: en daarom op haar Ed:Mog: jongste vergadeiringe van den 19 maart 1726,
hebben goetgevonden dat wy om tegen de zogenaamde Heydenen een nader en rigureuser Placcaat zouden doen emaneren als.voordezen, ten eynde de goede Ingesetenen, zo doen- lijk daar van te ontlaaten, en in rusté en vreede bij hare huyzen en goederen te beschermen. Derhalven zo is het: Dat wy tot bereykinge van het voorschreven salutair ongemerk van de Heeren Riddersshap en Eygen-erfden hebben goet gevonden en gearresteert, gelyk wy doen by dezen: Dat zodane Lantlopers en Vagabunden die gemeenlijk Heydenen worden genaamt, niet zullen vermogen in deze Landtschap te komen, of aldaar gekomen zijnde, te verblijven; veel min troupsche wijze met den anderen te marcheren, of an de Ingezetenen eenige overlast, dieverye, of moetwiIligheyt, te plegen. By de poene dat voor de eerste maal in deze Landtschap geapprehendeert wordende, de Mans personen na gissingé over zestien jaren ouwt zynde, zonder forme van Proces, alleen op orde van den Heere Drost openbaarlijck sullen worden gegeesselt en :haar een oor afgesneden, en zy daar en. boven gebannen blyven: en de Vrouws personen. gegeesselt en an een oor gemerkt zullen worden, en mede gebannen sulen blijven.
En voor de tweede maal wederom in deze Lantschap komende, de Mans personen gegeesselt, gebrantmerkt, en in een Werkhuys gebannen zullen mogen worden, of zelfs met de doodt gestraft na bevindihge van zaken en discretie van de Richters: en de Vrouws personen gegeesselt en gebrantmerkt.
Dat de geene die bevonden zullen worden schiet- of zytgeweer bij haar te dragen, zelfs voor de eerstemaal, als verstoorders van de gemeene , ruste, zullen worden opgehangen.
Met welke straffe mede gestraft zullen worden de geene die haer in troupen te zamen voegen, wanneer zes of meerder, Manspersonen, na gissinge boven zestien jaren ouwt, by den anderen zullen worden bevonden.
Dat de Heydens Vrouwluyden voor de derdemaal weder in deze Landtschap komende, in dier voegen zullen worden gestraft als van de Mans personen die voor de tweedemaal in deze Lantschap komen is gesegt.
En op dat de goede meyninge en wille van de Heeren Staten om het Landt zo veel doenlijk, van de zogenaamde Heydemem te bevryden, na behoren moge werden achtervolgt, en ter uytvoeringe gebragt, lasten en beveelen wy mits dezen an den Capitain geweldige en zijne onderhorige Lantschaps Soldaten om de voorschrevene Heydenen het geweer af te nemen, die haar by den anderen voegen te storen, te separeren en zo veel doenlijk te apprehenderen; zullende de Capitain geweldige benevens zijne onderhebbende Soldaten, en die haar zullen assisteren, ingevalle de zogenaamde Heydens enige resistentie of gewelt daar tegens mochten doen, daar op vuyr mogen geven en haar doodt schieten.
Authoriseren en gelasten voorts an den Capitain geweldige, ingevalle wegens de meenigte of restitentie der Heydenen meerder hulpe als zijn onderhebbende manschap van noden mochte wezen, dat zich alsdan zal hebben te addresseren an de Schultessen ter plaatsen, en zo nodig, mede van de nabuirige Dorpen om de Klokken te laten kleppen waar op de Huyslieden Mans personen, die boven zestien, en onder sestigy jaren ouwt zijn, gehouden zullen wezen tot hulpe van malkanderen en eygen bescherminge met haar beste geweer op te komen, en te volgen de ordres die de Schultessen an haar zullen geven, by de ooete van tien golt-guldens t’ elken reyze voor jeder persoon te verbeuren, zullende in zulken gevalle jeder volle Buur twee man en jedér Keuter een man moeten leveren, ten ware door ziekte of andere lichamelijke qualen, of vorige absentie zulks niet konden doenf welke boete voor de eene helfte an den Heere Drost, en de andere helfte an de armen ter plaatsen zal worden uytgekeert, en paratelijk geexecuteert.
Zullen ook de chultessen ter plaatsen by schielike voorvallen van gewelt, wanneer de komste van den Capitain geweldige niet kan worden afgewacht, gehouden zijn met het kleppen van de klokken alarm te maken, en de Ruyslieden by een te doen komen bij de poene als voor- schreven, welke ingevalle van tegenstaht, zodane Heydenen zullen vermogen doodt te schieten.
En op dat niemant van dit ons Placaat eenige ignorantie moge voorwenden, zal het zelve alomme in deze Landtschap van de Predikstoelen worden afgekondigt, en voorts geaffiggeert ter plaatsen daar men gewoon is zodane affixie te doen-
Aldus gearresteert te Assen den 12 September 1726. Joh. Nysingh vt.
Ter ordonnantie van Welgemelde Heeren S. Nysingh.
j