Booveen

Uit een brochure van het staatsgas bedrijf ‘s Gravenhage

 

De gemeente Schoonebeek - voor 1884 deel van de burgerlijke gemeente Dalen - bestond oorspronkelijk slechts uit de streekdorpen Schoonebeek en Nieuw - Schoonebeek. Zij strekt zich over een lengte van plm. 13 km. uit langs de Noordzijde van het Schoonebeekerdiep, dat tevens de rijksgrens vormt. Hoe is het nu mogelijk, is men geneigd te vragen, dat deze beide dorpen zo geweldig veel van elkaar verschillen? Schoonebeek met een protestantse bevolking (tot vóór de oliewinning van 100 %), terwijl de Nieuw - Schoonebeeker ingezetenen, op een enkele uitzondering na, de R.K. godsdienst belijden. En als men dan hoort, dat geheel Nieuw -Schoonebeek aanvankelijk eigendom is geweest van de Schoonebeeker boeren, dan kent de verwondering geen grenzen meer.

Toch is de bestaande toestand zeer goed verklaarbaar.

Anderhalve eeuw geleden bestond het tegenwoordige Nieuw - Schoonebeek uit niets anders dan veehutten - boeën geheten.

Deze boeën behoorden alle zonder uitzondering aan de Schoonebeeker boeren.

In deze boeën werd uitsluitend jongvee gehouden, plm. 30 stuks, vaarzen geheten, die op de boerderij geen plaats vonden.

Men trof bij de aanvang der 19e eeuw nog ongeveer veertig van deze veehutten in Nieuw Schoonebeek aan. Dit aantal is vrijwel gelijk aan het aantal eigen geërfde boeren in Schoonebeek, dat in 1598 - 37 bedroeg en tweehonderd jaar later evenveel, of beter gezegd even weinig! Het vee werd verzorgd door een hoeder - boeheer genaamd - die met het aan zijn zorg toevertrouwde vee niet alleen onder één dak de nacht doorbracht, doch wiens dagverblijf niet van dat van het boevee was gescheiden.

Een straatweg was in de glorietijd der boeën iets, waaraan men zelfs niet heeft kunnen denken. De tegenwoordige klinkerweg dateert pas van 1905. De communicatie tussen de boeën onderling werd onderhouden door een op de rand van veen en groenland uitgelopen "weg", die zich in de loop der eeuwen tot een soort karrenspoor had ontwikkeld.

Tussen het Schoonebeekerdiep en dit karrenspoor bevond zich over een diepte, variërend van 200 - 600 meter, het groenland, dat het hooi moest leveren als winterprovisie voor het vee.

Ten noorden daarvan strekte het veen zich kilometers in de richting van Emmen en Roswinkel uit, in waarheid een "grenzenloos" gebied.

In dit boeveen werd het jongvee overdag gedreven om zich als schapen aan de jonge heide te verzadigen. Schapen, het zij nadrukkelijk vastgesteld, zijn bij de boeën nimmer gehouden.

De boeheer keerde om de veertien dagen naar de boerderij terug om zich van schone onderkleding te voorzien en om proviand voor de komende periode in te slaan. Van des boeheers menu vorme men zich geen overdreven voorstellingen. Brood en aardappels waren contrabande. De hoofdmaaltijd bestond uit pannenkoek ter dikte van 1 à 2 cm. eigenhandig gebakken van zuiver boekweitemeel. Men vergete niet dat in vroegere eeuwen boekweit het voornaamste gewas vormde. Ook boekweitepap was hoog gekoersd. De boekweit werd verbouwd in de veen gebieden ten noorden van het streekdorp Schoonebeek. Gedurende vier eeuwen heeft dit product aanleiding gegeven tot een ononderbroken strijd over de grenzen tussen de eigendommen van de boeren van Schoonebeek enerzijds en die van Noord en Zuid Barge (Gemeente Emmen) anderzijds. De oudste stukken hierover dateren uit de veertiger jaren der vijftiende eeuw.

Het zou nog tot 1840/41 moeten duren voor de strijdbijl tengevolge van het z.g.n. monsterproces definitief kon worden ingevet.

Ten gerieve van de boeheer was een Xe rangs melkkoe bij de boe gestationeerd. De melkopbrengst was uitsluitend voor de boeheer bestemd.

Koffie werd niet gedronken, uitsluitend melk, melk en nog eens melk.

Natuurlijk was er doorgaans een zekere hoeveelheid melk over. Hiervan bereidde de boeheer boter, die hij nodig had voor de pannenkoek.

Ook worden enkele kippen aan de zorg van de boeheer toevertrouwd.

De eieren zorgden voor een welkome afwisseling van het vrij eenvoudige menu.

De boepannekoek, ik aarzel niet om dit te zeggen, omdat ik, hoewel ik geen boeheer geweest ben, toch uit ervaring kan spreken, is een gastronomisch product van de eerste rang.

Het zou te ver voeren uitvoerig op deze unieke tak van het veehouderbedrijf in te gaan. Dit ligt niet in de opzet van dit verhaal. Hoofdzaak was, aan te tonen, waarom de naam "Boeveen" voor het compressorstation van het Staatsgasbedrijf allerminst uit de lucht is gegrepen, maar terdege in de historie wortelt.

De boeën hebben hun tijd gehad. In de loop der vorige eeuw werd de een na de ander door verkoop van de hand gedaan.

Het tegenwoordige Nieuw Schoonebeek lag voor de Schoonebeeker boeren te afgelegen om intensief te worden bewerkt. Vooral toen het moeilijk viel "boeheers" te krijgen - de jongelui begonnen er genoeg van te krijgen om als protestantse kluizenaars door het leven te gaan, en dan nog wel in een omgeving van alle comfort verstoken - namen vrijwel alle Schoonebeeker boeren hun toevlucht tot verkoop van hun boeën, waarvan men In de tegenwoordige tijd van landhonger heel veel spijt heeft. De boeën met de daarbij behorende weidegrond en het boeveen (heide) werden werkelijk voor een appel en een ei van de hand gedaan. Men slaat de handen van verbazing ineen als men nagaat voor welke belachelijk lage prijzen "waarden" van 75 H.A. van eigenaar verwisselden.

Als gegadigden meldden zich uitsluitend jongelui uit Münsterland (Duitsland) die hier een eigen bestaan gingen opbouwen. Münsterland is over het algemeen genomen rooms katholiek en zodoende is dus verklaarbaar hoe het komt dat de bevolking van Nieuw - Schoonebeek, op een enkele uitzondering na, de R.K. godsdienst is toegedaan. Aan de Duitse kant van het Schoonebeekerdiep hebben de boeën het nog even langer volgehouden en enkele decennia terug hebben we ons daar nog aan het haardvuur kunnen scharen. Thans zijn daar de boeën enigszins gemoderniseerd en verbouwd tot boerderijtjes. De enige boe, ook al heeft zij haar oorspronkelijke type niet meer bewaard, die Schoonebeek nog rijk is, is die van de heer Wilms. Zo prijkt zij b.v. met een schoorsteen, die men in de oorspronkelijke boeën tevergeefs moest zoeken. De rook moest maar ontsnappen door het rieten dak!

Deze omstandigheid zal de boeheer wel eens een hoestbui bezorgd hebben.

Blijve deze boe nog lange jaren voor het nageslacht bewaart.

E. KARST Jr., Schoonebeek.

 

www.oud-schoonebeek.nl