1925 Wasschopneugers
Nieuwe Drentsche Volkamanak 1925.
WASSCHOPNEUGERS
Reeds meermalen had ik getracht den tekst te vinden van de berijmde aanspraken, waarmee vroeger de "wasschopneugers" de gasten ter bruiloft gingen noodigen, doch vergeefs, tot onlangs de heer Reinders te Vries mij een boekje ter hand stelde, waarin een drietal van die aanspraken waren op genomen, benevens een uitvoeriger gedicht, dat door de buurjongens werd opgezegd bij het aanbieden van een geschenk. Vroeger bestond dat in een kom met boerenjongens, doch tegenwoordig meestal in een theeservies of iets dergelijks. In Vries en omgeving bestaat het gebruik nog altijd, dat de jeugd, die niet genoodigd is, dat geschenk gaat aanbieden, waarbij een van hen moet "spreukien zeggen", dus een dergelijk gedicht te declameren. De bruidegom antwoordt daarop, door zijn zakken om te keeren en het daarin aanwezige geld (waarop natuurlijk te voren gerekend is) aan die jongen te geven, die het daarop, meestal in gezelschap van de meisjes uit de buurt, in de herberg gaan verteren.
Het geschenk heette vroeger de "Pannekoek" en de jongens "Pannekoeksjongens".
Het hier afgedrukte vers is naar vorm en inhoud verre het beste van de vier; opmerkeljjk is de sterk stichtelijke vorm, benevens de Catsiaansch duidelijke wensch naar een talrijk en bloeiend kroost.
Het dateert waarschijnlijk uit den tijd, waarin het werd opgeteekend, dus 1840 – 1850.
Anders staat het met de drie uitnoodigingsspreuken, Naar den vorm zijn zij zeer onbeholpen, verschillende regels geven geen redelijken zin, doch zijn op den klank af er bij gerijmd, om overgangen aan te vullen. Niettemin bevatten zij, vooral no. 1 en no. 3 veel oudere elementen dan het vers der pannekoeksjongens. Aan beide gemeen is de algemeene groet:
"Goon dag in hoes" en de wensch om uit te rusten "op een stoel met een kussen" zelfs.
In beide wordt de bruiloft gesteld op Zondag, d.w.z. van ouds den dag van het kerkelijk huwelijk, nu in Drenthe bijna geheel in onbruik geraakt. In verscheidene gemeenten is zelfs sedert c.a. 1860 geen enkel huwelijk meer kerkelijk ingezegend.
Mede tot het oudste gedeelte van deze primitieve rijmen behoort m.i. de opsomming van wat er alzoo te eten zal zijn. Vette ossen, vette schapen en kalveren zijn met schinken de hoofdschotels. Zelfs een hert zou het hebben moeten ontgelden, als men ‘t beest maar had kunnen vangen. Snippen, patrijzen en konijnen, aan het spit gebraden, zullen de tafel versieren, terwijl natuurlijk geen melding wordt gemaakt van aardappelen, maar wel van "arften en boonen" en havergorten ries", d.i. brij.
Het gehele menu doet denken aan een riddermaaltijd of een gildefeest uit de 16de of 17de eeuw. En juist cereminiëele maaltijden, speciaal ook begrafenismaaltijden, hebben eeuwenlang hun oude karakter bewaard, ook in spijzen, die werden gebruikt, en het ceremoniëel, dat daarbij werd gevolgd. Daaruit kan men nog eenigszins zien, hoe de vaderen aten en dronken. Immers dergelijke maaltijden hadden oorspronkelijk een gewijd karakter, waren min of meer offermalen, en het gewijde verduurt alle veranderingen door de eeuwen heen.
De vraag is natuurlijk, of ooit op Drentsche boerenbruiloften zulk een reusachtige overdadige maaltijd werkelijk werd aangericht. Maar in ieder geval gold dit dan toch als ideaal van gastvrijheid.
Dat in de 18e en begin 19e eeuw nog op de bruiloften overdadig werd gegeten en gedronken is in oudere jaargangen van dezen almanak meermalen beschreven. Vooral van schinken en brij werden geweldige hoeveelheden verwerkt. Trouwens duurde zulk een feest "tot de darde of de veerde dag" of zooveel korter als de keuken en kelder het uithielden.
In deze kreupelrijmen is dus zeer zeker een stukje volksleven uit vroeger eeuwen bewaard. Ons vriendelijk verzoek, voordat wij hieronder den letterlijken tekst laten volgen, is, dat lezers, die wellicht nog dergelijke oude rijmen kennen of in hun bezit hebben, deze aan ons willen mededeelen, om zooveel mogelijk te kunnen vastleggen, wat er nog van het aloude Drentsche volksleven is te vinden.
Nijeveen P.W.J. van den Berg.