Ontbijt in Drenthe (omstreeks 1900)

 Maandblad Drenthe maart 1959

Het ontbijt in Drenthe omstreeks 1900 

Door

MEJUFFROUW  J. KOOPS.

 

 Als de dienstbode of de dochters 's morgens in de stal stapten om te melken en de mannen bezig waren met het aanleggen en dorsen van de korenleg op de deel, was de huisvrouw druk in de weer met de morgenkoffie en het ontbijt. Daar de getrouwde en de uitwonende arbeiders dikwijls de volle kost op de boerderij gebruikten en de inwonende knechten en dienstboden met de gezinsleden een groot gezin vormden, was het voor de huisvrouw direct flink aanpakken, te meer daar ze ook voor het jongvee en de varkens en kippen had te zorgen.

    Het ontbijt liep in de verschillende streken van Drenthe nogal uiteen en was ook in alle jaargetijden niet gelijk. In vele gezinnen werd het gebruikt direct na het melken en het dorsen en na de morgenkoffie. In de zuidwest hoek van de provincie werd het dikwijls gebruikt 1 à 1½ uur na de morgenkoffie, waarbij men een sneetje stoet had genuttigd.

  In vele gezinnen bestond het ontbijt uit roggebrij. Deze was de dag tevoren reeds gekookt en bestond uit water met iets zout en fijn roggemeel. Het water met het zout werd aan de kook gebracht, het fijne roggemeel er al roerende in gestrooid en daarna liet men het ongeveer 3 uren zachtjes koken. Hoe langer het kookte, hoe zoeter en lekkerder het werd. Was het gezin niet al te groot, dan kookte men dikwijls voor twee dagen tegelijk. De volgende morgen werd het opgewarmd, in de brij kom midden op de tafel gezet, waar alle disgenoten zich omheen schaarden. De huisvrouw goot onder het eten telkens warme gekookte melk over de brij.

    Later werd de brij ook wel opgeschept in borden en er dan warme melk over gegoten. In de Eerste (en tweede) Wereldoorlog is in vele gezinnen in Drenthe weer roggebrij gegeten.

Dit ontbijt werd aangevuld met één snede roggestoet en roggebrood naar believen, besmeerd met boter of reuzel.

    Dikwijls bestond het ontbijt ook uit gestampte aardappelen (aardappelpuree). Men zorgde elke dag dat er s’middags aardappelen overbleven, deze werden de volgende morgen met melk aan de kook gebracht, fijngestampt, vet werd toegevoegd en daarna werd alles luchtig geklopt.

  Waren er geen aardappelen over, dan werden er verse gekookt. (Met het oog op het behoud van de vitamines was dit stellig een betere bereiding. Maar men kende die toen nog niet. Hierbij werd roggebrood gegeten naar believen en één snede roggestoet. Hiervoor werd rogge naar de bakker gebracht, waarvoor men een aantal roggestoeten en roggebroden tegen bakloon terug ontving. 

In de zomer gebruikte men veel roggebrood met geraspte kaas. De Friese kaasboeren kwamen dan langs de deuren en boden hun waar aan. Zo werd dikwijls een hele of een halve kaas ingeslagen. In vele gezinnen werd de kaas geraspt op een grote staande houten rasp van wel 80 cm, waarbij de geraspte kaas in een bakje viel met een schuif, zodat men alles gemakkelijk op een schaal kon laten glijden. 

 In het Zuidenveld gebruikte men meer zelfgebakken stoet van ⅔ fijn roggemeel en ⅓ witweiten (tarwebloem) en minder roggebrood. 

 Ook hadden vele gezinnen zelf een bakoven en werd er veel zelf gebakken, gewoonlijk 1 of 2 maal per week. In Dalen en omgeving werden de ronde stoeten en roggebroden dikwijls thuis bereid en dan naar de bakker gebracht om te bakken. 

 In arbeidersgezinnen, waar de man de kost had op de boerderij en de vrouw alleen had te zorgen voor de kinderen en haar zelf, werd dikwijls aardappelpuree gegeten met roggebrood. 

 Na het slachten bestond het ontbijt uit bloedworst, warm gemaakt op de bloedworst rooster met een paar doorgebrande kooltjes vuur eronder, als men nog een open vuur had, in de oven, als men een fornuis had, en op de onderste plaat, als men over een Engelse kookkachel beschikte. De warme plakken bloedworst werden besmeerd met boter of met smolt. Dit is gesmolten reuzel met kaantjes en zout, die men, onder af en toe roeren, om bezinken te voorkomen, liet stollen. Langs de grens van Groningen werd hierdoor nog dikwijls stroop gedaan, evenals dit in de Provincie Groningen het geval was.

Ook werd de bloedworst dikwijls gebruikt om te stippen in de koekenpan in reuzel of rundvet met kaantjes. Dit stippen viel zo in de smaak, dat het dikwijls nog een tijd werd voortgezet met roggebrood, als de bloedworst opgebruikt was. Als de kaantjes opgebruikt waren en de huisvrouw haar voorraad vet wat al te snel zag slinken, werd weer overgeschakeld op een ander ontbijt. Was het gezin kleiner, dan werd, ook wel voor de kinderen apart, de bloedworst gebakken in vet en kaantjes in de koekenpan. Dit is ook nu nog het geval. En menige moeder neemt de omstandigheden te baat om haar slecht etende kinderen op deze manier een stevig ontbijt te doen gebruiken, daar ze dikwijls om de laatste brokjes vechten.

  In de zuid westhoek "van de provincie bestond het ontbijt veel uit pannenkoeken van eigen verbouwd gezeefd boekweiten meel of gekocht gemengd meel. Was het gezin groot, dan bakte de huisvrouw met twee koekenpannen tegelijk. Terwijl de ene pan met beslag stond te bakken, nam ze de gare pannenkoek uit de andere pan en vulde deze weer met nieuw beslag. Zo was het een continu bedrijf en kon ze in korte tijd een stapel geurige, dampende pannenkoeken op tafel zetten, waar ieder zich aan te goed deed.

 Na dit stevige ontbijt kon men het stellig een tijdje volhouden.

 Melk werd wel gebruikt voor het bereiden van de gerechten, maar in vele gezinnen werd toen nog weinig melk gedronken door volwassenen. De kinderen van de boeren dronken als regel naar believen melk, hetgeen hun gezondheid stellig ten goede is gekomen.

 Zo was ook het ontbijt omstreeks 1900 sterk ingesteld op zelfvoorziening, waarbij de huisvrouw de "knip" zoveel mogelijk gesloten hield.

 

 

 

www.oud-schoonebeek.nl