Meiboom in de kap (diversen)
D. J. VAN DER VEN DE MEIBOOM IN DE KAP
Hetgeen de schrijver aan het slot van het vorige artikel zo sympathiek bepleit, is - of althans was - tot voor kort in allerlei variaties nog traditie in verschillende Nederlandse gewesten. Is de Amerikaanse burenvreugd in de hierboven geschetste eenvoudige hartelijkheid een der weinige romantische uitingen van een overigens door business geheel beheerste samenleving, onze burenverhoudingen hebben buiten de steden, vooral in het Oosten en Zuiden des lands nog vele tradities bewaard, die soms zelfs een ritueel karakter dragen.
In meer dan één opzicht kan dan ook van burencultuur worden gesproken - in het hooghouden en sterk naleven der zogenaamde naoberplichten en het delen in elkaars lusten en lasten.
Het welkom op de Brabantse hoeve.
De "house warming party" van Bill and Mary vindt een Nederlands variant in het Noordbrabantse "met de schoonkaar inhalen" van de nieuwe buur.
Tot onze vreugde kunnen we de laatste jaren constateren, hoe in Oirschot, Hilvarenbeek, Heeze, Geldrop, Leende, Ooster-, Middel- en Wester Beers zelfs burgemeesters op een dergelijke wijze hun joyeuze entrée in hun gemeente hebben gemaakt.
Onder de blanke huif van de strikkenkar hangt er dan de verhuizingskroon met een formidabele peperkoek, een mogelijk laatste herinnering aan het eens gebrachte offer der buurtbewoners tot behoud van de goede huis- en buurtgeest.
Dat kronen of "pelen" van Brabantse huifkarren is een openhartig teken, dat men de nieuwe bewoners gaarne ziet komen. Het ontbreken daarvan wordt door hen als een zwaar affront gevoeld, dat zwijgend maar veelzeggend getuigt: "Ge zijt wel gekomen, maar niet gevraagd." Bij het naderen van de overtrek moet de schoorsteen van het nieuwe huis al zijn rookpluimen ten hemel zenden en het behoort tot de taak van de buurmeisjes, niet alleen het huis van zolder tot kelder te "kuisen"" maar ook dienen zij het nieuwe vuur in de haard aan te leggen.
Wanneer dan door eendrachtige samenwerking de boerderij geheel is schoongemaakt, de muren zijn gekalkt of geblauwseld, de vloeren in stallen en schuren geschrobd, wordt in heel het Belgische Kempenland nog algemeen als slotbehandeling traditioneel de bezem uitgestoken. Wanneer dan de nieuwe vrouwe op de hoef haar intrede doet, ontvangt ze van de buurmeisjes een met bloemen en strikken versierde bezem, die haar wordt overhandigd met een variant op het algemeen verbreide rijmpje:
Vrouw komt bennen.
We hopen, dat g'er zult wennen,
We hopen, dat g'er zult zijn content,
Aanvaard dit klein present.
Het vuur aanmaken in het nieuwe huis.
Over het vuur aanmaken in het nieuwe huis zou een hele verhandeling zijn te schrijven. Zo heet het zinrijk gebruik in de omgeving van Ootmarsum o.a. in Albergen, Fleringen en Vasse "vuur beuten" en daar hebben de naoberwieven de plicht er voor te zorgen, dat de nieuwe buur niet in een uitgestorven leeg huis komt.
Iets van de gewijde betekenis van het brandend houtvuur leeft in dit buren gebruik nog voort en gaat terug tot de verre tijden, toen iemand eerst de grond, waarop hij een huis had gebouwd, de zijne mocht noemen, als er in dat huis vuur brandde.
Te Vasse zag een verslaggever van het Twentse dagblad nog een tiental jaren geleden de vrouw van de "noodnaober" het vuur aansteken. Ergens van onder het schortebont haalde ze een lucifersdoosje te voorschijn en, omringd door de noaberwieven, liet ze een brandende lucifer vallen op de dadelijk vlam vallende droge takkehbos. Een ogenblik en hoog flakkerde het vuur op. "Dat het menske hier aait in vrede mag stökkeren" luidde de vrome wens van een der noaberwieven, die allen a.h.w. gefascineerd door de laaiende vlammen, in het centrum van het huiselijke leven, de haard, stonden te staren.
Dit alles vond plaats, toen de drie verhuiswagens uit Albergen in zicht kwamen. De eerste werd bereden door Smorjens, de tweede door Van de Bels, de derde door "die van 'n Paus en van 'n Engel", al bijnamen, welke in de boerschaps verbondenheid een vertrouwelijke klank voor de bewoners bezaten. Bij de ingang van het erf liep een jong deerntje met fles en glas op hen toe, wat aan de eerste veerman de goedkeuring ontlokte: "Wicht dat has nich better kunnen oet prakkizeeren."
Over dit vuuraanmaken in de omgeving van Dinxperlo heeft Jan Willem Uut 't Goor een meer dan 100-jarig rijmpje meegedeeld, dat hij van zijn grootvader optekende. Daarin worden alle personen met hun hoevenaam genoemd. Al deze huizen op één na, n.l. "de Schreur", kunt ge nog in Dinxperlo's gouw op een omzwerving opzoeken.
Bij De Stand
Most 't vuur in brand.
Toe kwam KwerrenJenne
Met sprieken in en benne.
Doarnoa kwam de Göane
En bracht een kar vol spöane,
Toe kwam de Riete op't pad
En zei: "Die spöane bunt te nat."
Later kwam de Honke,
Den sloeg al gaw een vonke
en de "Schreur
Hiel de hand er veur
En zo kwam bij De Stand.
Et vuur toch in den brand.
Die traditie werd nu ook in ere gehouden bij het betrekken van de nieuwe Lunterense Meihof, waar de redactie van "Hoe Wonen Wij" is gevestigd. Het bevriende roemruchte schuttersgilde van Lobith, "Eendracht maakt Macht" zette aan de opening op 16 October 1948 grote luister bij en deze culmineerde in de zinrijke handeling van Koning en Koningin, die persoonlijk het eerste vuur in de haard aanlegden.
Vensterbierruiten en richtersglazen.
Dat in de Gelderse Achterhoek, in Twente en Drente de nieuwe bewoners van een boerderij nog altijd hun noabers een "overtreksmoaltien" aanbieden, wordt als een vanzelfsprekendheid geacht.
Op sommige dorpen rond Winterswijk draagt dit feestmaal de mooie naam van "Willekömste".
In dit gezamenlijk met elkaar eten en drinken ligt a.h.w. de goede wil besloten om met de nieuwe buren in vrede en vriendschap te leven en als een blijvende getuigenis van dit goede voornemen boden eertijds de buren een beschilderd vensterglas aan. Nog pronkt te Oud Schoonebeek een enkele boerderij - als die van Eissens op het Middendorp 13 - met zulke inwijdingsvensters, die in het aangrenzende Munsterland algemeen de naam dragen van "Fensterbierscheiben".
Op het Twentse boerenland, waar oudtijds tradities in geslachtenen hoeven namen, in de blijverszede en het "voor huisbest werken" zich van geslacht op geslacht handhaafden, mocht ik nergens meer op de oorspronkelijke plaats een z.g. richtersglas aantreffen. Dergelijke richtersglazen zijn bontbeschilderde glas-in-lood venstertjes met opschriften onder primitieve voorstellingen, betrekking hebbend op het in gebruik nemen van de boerderij.
Vensterbier en richterbair.
Natuurlijk dat de nieuwe boeren boerin daarvoor hun erkentelijkheid moesten betonen in het houden van een vensterbier, wat wijst op het in ere houden van feestelijk opnemingsceremoniëel. Hierop duidt ook het vroeger elkaar toedrinken en het van mond tot mond gaan van de zilveren kom vol brandewijn en rozijnen.
Hoe hoffelijk zingt er het noaberliedeke:
Ick breng mijn naeste gebeur een dronck,
Ick hoop, hij zal dat wachten.
Ick gunt hem uit mijns herten grond
Met vrolijcke gedachten.
Ook in Westerwolde bleef de heugenis aan een dergelijk vensterbier bewaard" in vensterbierrijmen met dikwijls humoristische opschriften in de trant van:
Ses dingen mijn hert verblieden:
Korte predikatsij en lange maaltieden
Jonc vleis en varse vis
En een moje meisen
En wijn op dis.
In Groninger land - o.a. ook in het Westerkwartier - is de herinnering nog levendig aan het z.g. richterbair. Dit bair is bier en het bier was in de goede oude tijd niet alleen best, maar tevens de feest drank bij uitnemendheid, zodat "te biere gaan" in Friesland gelijk stond met kermis houden of feest vieren.
Het bier begeleidde heel het menselijk leven van het kinderbier bij de geboorte tot het leed of groevebier bij de begrafenis en ook in de maatschappelijke verhoudingen speelde het bier een zeer grote rol, zodat allerlei min of meer plechtige gebruiken met bier in hun benamingen een twee-eenheid vormden. Ik denk hier bijv. aan het nog in zwang zijnde ouwe mantsjesbeer en het "borresbeer" op Terschelling, aan het "hengstenbier" van de keuringscommissie te Uithuizermeden, aan het waterschapsbier der Groninger polderbesturen en aan het "richtelbair" en het vensterbier bij de aanbouwen het betrekken van een nieuw huis in Westerwolde en Drente.
De uitnodiging voor het richtfeest.
Nog lang bleef daar in ere, dat een bode van boerderij tot boerderij trok, om allen uit te nodigen voor het richtfeest op gelijke wijze als dit nog vaak in Twente voor de "brulfte" geschiedt.
Het is nog maar tien jaar geleden, dat Het Nieuwsblad van het Noorden op 30 November 1940 een dergelijke berijmde toespraak publiceerde. Ik laat deze in zijn geheel volgen, omdat ik daarin een document zie voor de geschiedenis van onze plattelandsbouwen omdat daar- in tot in bijzonderheden ons wordt beschreven, wat ik, aangepast aan de huidige verhoudingen, gaarne meer algemeen zou Zien gehandhaafd.
Ik ben een bode van twee gehuwde personen,
Die U verzoeken bij hen te komen
Op ……………. acht uur.
Om te helpen richten een nieuwe schuur.
Gij behoeft niet mee te brengen schoffels en houwen,
Maar vorken er goede vaste tafels.
Gij oude mannen met verstand,
Wilt komen richten het vierkant;
Gij oude vrouwen, wilt verstandig letten,
Dat zij het spoorhout er liek op zetten.
Gij jongelingen, hoog verheven,
Wilt U een weinig naar boven begeven
En zorgen, dat de platen vrij en plat
Komen te sluiten in haar pennegat.
Gij jongelingen wilt verstaan,
Komt dan maar met de Meiboom aan.
Dan kunnen de dochters van alle kant
Zich vrolijk nemen bij de hand
En zingen en springen voor een korte stond
Met haar gemaakte kroon in 't rond.
Als dan de kroon naar haar verlangen
Ook aan de Meiboom is gehangen,
Dan is het werk wel afgedaan,
Maar komt eerst de vreugde aan!
Dan zullen ze allen met vreugde zingen,
Zelfs grijsaards, mannen en jongelingen!
En oude vrouwen, gevorderd op het pad der deugd,
Zowel als jonge dochters, een sieraad der jeugd.
Daarna zal er worden voorgebracht
Gezoden en gebraden, zoals ge nooit hebt gedacht,
De fijnste stof van 't koorn zal men niet vergeten:
Daar kunt ge vrij eten.
Daarna kunt ge drinken bier, brandewijn met suiker en rozijnen,
Zoo als je begeerte mag zijn,
Want het zal een feest zijn van deugden en duurzaamheid
Zoals hier in een twintig jaar niet is bereid.
Het zal aanvang nemen na het richten van de schuur,
Al wordt het 's avonds ook acht uur,
En duren wel drie dagen.
Dan zal 't een ieder behagen
En pochen van het grote feest,
Dat bij Simon Strating en zijn vrouw is geweest.
Meer beknopt dan onze breedsprakige richtelbairbode vertelt K. ter Laan in zijn "Nieuw Groninger Woordenboek", dat het richtfeest gehouden wordt: "As timmerluu zo wied hin binn, dat ze aan 't richten koomn, din holn ze 'n feestje. De maaiboom komt op e vorst van 't nije hoes; aan ain kaant hangt 'n vIes, aan aander koant 'n schink, van holt vanzulf. 's Oavms krieg ze 't richtmaol, eerappels met klont in schink. Vrouger wör der ook hail dag deur stevige borrel schonkn."
De Richtmei als heilsymbool.
Ik blijf het altijd waarderen, dat onze medewerker Joh. Dijkstra in zijn instructieve plaat van Groningerland, die in 1940 verscheen als uitgave van de Vereniging "Stad en Land" in samenwerking met de stichting "Het Groninger Landschap", de Vereniging ter Bevordering der Bouwkunst en het Museum voor Oudheden voor Stad en Provincie Groningen een richtmei heeft getekend op een in aanbouw zijnd boerenhuis. Naast allerlei landelijke bouwwerken als een "hoogholtje" (bruggetje), de borch Menkema - thans streekmuseum - een zadeldaktoren, een dampaal en het silhouet van de Martinitoren, heeft hij ook een dakspant met in top de richtmei verbeeld.
In het Groninger Westerkwartier was de slotakte van het richtfeest altijd het stukschieten van de fles en de houten schink, terwijl op het Hogeland de palmstruikjes van de richtmei aan de bouwheer en zijn familie werden gegeven onder het uitspreken van een heilwens. Ongetwijfeld hebben we in de richtmei een heilbrengend en onheil-afwerend huisattribuut te zien. Daarvoor getuigen vele handelingen, die in een dikwijls streng ritueel in verschillende landen van Europa nog in ere worden gehouden. Zo was het eens algemeen gebruik, dat de meitak onder veel lawaai van de timmerjongens en het zingen der buurmeisjes werd gericht. En daarvoor koos men meestal een Zaterdag. Nuchtere lieden denken natuurlijk aan het einde van de werkweek, maar esoterici zien daarin heel wat anders en wel een der maatregelen om het huis tegen bliksem en brand te beschermen. Dat het richtfeest aan het numineuze appelleerde, aan het heilige, bewijzen ook de kerkelijke diensten. Daarmede verbonden was in het buitenland vooral ook de bouwspreuk, die op de nok van het dak door de eigenaar of de meester-timmerman moest worden gehouden. Ongetwijfeld heeft een dergelijke timmermanstoespraak Uhland geïnspireerd tot zijn beroemde "Zimmerspruch." Later werd dit een echt volksgedicht en menige bouwmeester heeft op de nok van de dakspant Uhlands "Zimmerspruch" voorgedragen en tot besluit een glas wijn of jenever op het heil van de nieuwe bewoners gedronken. Om dit heil te bevorderen moest hij dan zijn glas stukgooien. Hij wierp glas en fles over de dakvorst en wanneer die daarbij niet kapot vlogen, zou dat een heel slecht voorteken zijn. Hier zien we dus een variant van het algemeen-verbreide volksgeloof, dat scherven geluk brengen.
Als de richtmei op de vorst van het dak geplant moest worden, bleek deze dikwijls door de timmerjongens te zijn verstopt. Werd hij gevonden, dan zette men de bouwheer er schrijlings op en droeg hem zo drie keer rond de in aanbouw zijnde boerderij.
Een ander merkwaardig gebruik is het z.g. stokvis beuken. Een balk werd ietwat hol gelegd en dan werd erop gehakt en gehouwen van wat ben je me, een handeling, die "hillebillen" heette. Deze naam herinnert aan een primitief signaalbord, zoals dat van Scandinavië tot in de Balkan overal gebruikt werd om het schaftuur aan te kondgen of om onraad en brand in wijde omtrek te signaleren.
Ook wij kennen in oude boerderijen van Drente, Twente en de Gelderse Achterhoek balken met mysterieuze inkervingen, waarvoor allerlei verklaringen zijn gegeven, maar die mogelijk nog herinneringen bewaren aan het hillebillen op Nederlands grondgebied.
De oorspronkelijke richtmei werd vooral in Friesland overal vervangen door de vaderlandse driekleur. Daar spreekt men van vlaggenbier naast pannenbier voor de traditionele tractatie, welke op grond van oeroud gewoonterecht de werkgever moreel verplicht is zijn timmerlieden en metselaars te geven. Ten teken, dat het zware karwei is volbracht, plantte men naast de vlag op het hoge dakgeraamte dikwijls een met papieren rozen getooide dennetak. Naar men mij verzekerde, zette men in sommige gewesten op schuren en stallen geen meitak, maar alleen op de menselijke woning.
En zo is die ,groene richtmei symbolisch gebonden aan het menselijk leven. Als een huis in aanbouw zo ver is gevorderd, dat de dakspanten staan gericht en de nokbalk is gelegd, klinkt er niet alleen op het Nederlandse platteland maar ook in onze grote steden thans weer steeds meer de vreugderoep, welke Dr Abraham Kuyper aanleiding gaf tot zijn beroemd geworden politieke beeldspraak: "De Meiboom in de kap."