Klooster Assen (uit Kranten)

Emmer courant 2 april 1977

Werken aan het centrum

ASSEN - De plaats waar nu het provinciaal museum van Drenthe met de gaaf gerestaureerde voorgevel in de voorjaarszon staat te pronken (als die tenminste wil schijnen), Is één van de oudst bebouwde delen van Assen.

De restauratie van de voorge­vel kwam kortgeleden klaar. Daarvoor hebben maanden lang steigers, zeildoeken en ander nood­zakelijk materiaal die gevel aan het gezicht onttrokken.

Zoals het er nu uitziet kan de hele staf van het, provinci­aal museum nog voor de bouwvakvakantie van dit jaar een beter en (veel) rui­mer onderkomen vinden in dat deel van het gebouw dat voor kantoren is bestemd. Want niet alleen van buiten, ook van binnen wordt er driftig aan het voormalige provinciehuis gewerkt.

Er vóór ook; op de Brink zijn een aantal zieke bomen vervangen door jonge, het gazon wordt onder handen genomen en dat moet alle­maal tot gevolg hebben dat Assen zijn fraaie oude hart van vroeger in alle glorie terugkrijgt.

Van vroeger. Hoe ziet de his­torie van dit plekje van Assen er uit? DGP ­redacteur Jan van Kooten nam een duik in die geschiedenis (die terug gaat tot de dertiende eeuw) en sprak met museumdi­recteur Corneille Jansen om te weten te komen wat de plannen voor de nabije toekomst zijn.

 

 

 

Museum houdt verleden in ere

Klooster maakt Assen van vlek tot stad.

                                                                                                         

door JAN VAN KOOTEN

ASSEN - Het Assen van 1250. Niet meer dan een vlek in de marke van Witten. Totdat de orde der Cisterciensers met een nonnenklooster in Weierswold bij Coe­vorden haar oog liet vallen op het Brink­plateau van Assen.

De abdij van de nonnen stond op een weinig geluk­kige plaats bij Coevorden. Het bezat weinig waarde­volle landerijen die boven­dien voortdurend drassig waren of overstroomd werden door het water van de vele bekende riviertjes die bij Coevor­den samenkwamen.

De bouw van het klooster op zo'n ongelukkige plek in Coevorden had een spannende aanleiding: In de eerste helft van de dertiende eeuw werd Drenthe bestuurd door de kasteelheer van Coevor­den. Hij deed dat namens de bis­schop van Utrecht.

Kasteelheep Rudolf II kwam in opstand tegen de bisschop die onverwijld een strafexpeditie naar het Noorden zond. Rudolf had op de komst van de bisschop­pelijke krijgers gerekend en stond klaar om de schare van Otto II in de venen en moerassen bij Gramsbergen in de pan te hakken. Otto II legde zelf ook het loodje in de strijd.

De opvolgers van de bisschop lie­ten het daar niet bij. Otto III bracht in 1233 een geducht leger op de been om de weerspannige Drenten weer in het gareel te brengen. Tot het leveren van een nieuwe slag kwam het niet; door onderhandelen werd men het eens.

Wel moest Drenthe als een soort zoenoffer voor de dood van bis­schop Otto II een klooster bou­wen op de plaats waar de Utrechtse helden waren omgeko­men. De nonnen kozen dus die plaats niet zelf maar zaten wel opgezadeld met erbarmelijke landerijen.

 

Verhuizing

De nonnen besloten al spoedig te verhuizen naar Assen. Tussen 1250 en 1276 bouwden ze aan een nieuw onderkomen in Assen. De bouw ging in die jaren inderdaad nog niet zo snel.

Men noemde het klooster Maria in Campis. Het provinciaal wapen van Drenthe is ontleend aan dat van de Landschap Drenthe dat ­het op haar beurt van dit klooster overnam. Ook Assen heeft als gemeentewapen de figuur van Maria met een kind op haar knie.

Bij de vaststelling van het provin­ciewapen in 1830 is nadrukkelijk vastgelegd dat het kind Jezus op de linkerknie van Maria zit. Zodat het verschil met het Asser gemeentewapen (met Jezus op de rechterknie) duidelijk zou blijven. Het klooster Maria In Campis kreeg een gracht rondom. De toe­gangsbrug tot het klooster heeft waarschijnlijk gelegen aan het eind van de huidige Kruisstraat. De zware poort die de brug afsloot, kreeg later de naam 'Pelerpoorte'; vanaf het klooster op de weg naar Groningen was Peeloo het eerste gehucht dat men passeerde.

 

Cultuur

De kloosterlingen van Assen heb­ben in de eeuwen dat ze in die plaats woonden, veel' gedaan voor het in cultuur brengen van omliggende gronden. Ze ontgonnen heidevelden, zorgden voor een betere regeling van de water­huishouding waarmee ze in Coe­vorden temidden van drassig land veel ervaring hadden opge­daan. Bovendien hadden ze een zwak voor bosbouw; het bos in Veenklooster is door hen opgezet.

Ondertussen had het klooster­volkje verschillende keren te kampen met de beruchte midde­leeuwse ziekten en met muitende troepen die doordrongen tot het (in die tijd zeker nog) ver van alle wereldse zaken gelegen Assen.

 

Fort

Het klooster werd in zulke roerige tijden als een soort fort gebruikt met een flinke bezetting zodat het hoofd geboden kon worden aan plunderende vagebonden. De bevolking uit het dorp trok zich dan voltallig binnen de dikke kloostermuren en veilig achter de gracht terug.

Aan deze afzondering van de kloosterlingen kwam een eind na.

bijna drie-en-een-halve eeuw. In het begin van de zeventiende eeuw besloten Ridderschap en Eigenerfden tot secularisatie van het klooster. Een soort ontmanteling. Dat gebeurde in de jaren 1601 en 1602.

Vanaf dat moment werd het klooster Landschapsgebouw; een voorloper van wat nu een provin­ciehuis heet. De grote gemeen­schappelijke slaapruimte van de kloosterlingen werd bestemd voor gevangenis.

       

Voordat Assen een gevangenis had werd het gevangen geboefte naar Coevorden gebracht. Wegen en transportmiddelen waren nog­ gebrekkig; het vervoer van de gevangenen kostte dan ook veel geld en meer dan eens ontvlucht­ten de zware jongens aan hun bewakers tijdens het transport. Ridderschap en Eigenerfden besloten in 1609 dat daar verande­ring in moest, komen. Landdrost en Gedeputeerden van Drenthe trokken voor de eerste gevangen­bewaarder vijftien gulden per jaar aan salaris uit. Daarvoor moest hij niet alleen oppassen dat zijn gasten niet de benen namen, maar er ook nog voor zorgen dat ze te eten en te drinken kregen. De prijs die hij voor de levensmidde­len moest betalen kreeg hij van de provincie terug.

In het begin meende men nog aan één kerker genoeg te hebben, al snel nam de criminaliteit zo toe dat in 1630 nog twee nieuwe ker­kers bijgebouwd moesten wor­den.

Kort na de ontmanteling van het klooster kreeg de Landdrost een kamer in het gebouw. Later een complete woning. De rentmeester die toezicht hield op de landerijen die na de ontmanteling van het klooster aan het Landschap kwa­men, was de eerste ambtenaar die in het gebouw werkte.

 

In 1603 begonnen de Staten van Drenthe in; het voormalige kloos­ter te vergaderen; de landschaps­regering kwam daarvóór bijeen in kerken of café's. Landdagen werden ook wel in de open lucht gehouden; dat duurde nog tot 1696.

Assen groeide; in het midden van de zeventiende eeuw telde de nederzetting wel vijftig gezinnen. Maar het was nog steeds geen zelfstandige gemeente. Wel kreeg men in 1714 gezamenlijk met Peeloo, Vredeveld en Witten een veldwachter.

 

Het landschapsbestuur besloot pas in 1807 Assen tot een zelfstan­dige gemeente te verheffen. Kort daarop (1809) ontving de gemeen­te koninklijk bezoek van Lodewijk Napoleon. Die wilde in Assen logeren en hij had een gevolg van meer dan honderd man bij zich. De Landdrost stond zijn woning af als logeeradres voor de vreemde vorst; de bevol­king maakte ruimte voor de leden uit het gevolg.

 

Stad

Lodewijk Napoleon was onder de indruk van de toejuichingen van de Asser bevolking en kreeg tij­dens zijn verblijf bovendien het bericht dat keizer Napoleon een aardig baantje had gevonden voor de oudste zoon van Lode­wijk. Dat zorgde voor een zo koninklijk goed humeur dat Assen van de ene dag op de ande­re tot stad werd verheven.

Er kwam een stadsbestuur, het Landschapsbos werd Stadsbos en Lodewijk gaf bovendien nog f 30.000.- aan de stad voor het maken van verbeteringen en het bouwen van huizen.

In het eind van de negentiende eeuw (het oude kloostergebouw is dan herhaaldelijk verbouwd en aangepast aan de eisen der tijd) besluit men de kloostermuren te slechten. De gebouwen worden afgebroken in 1882 en van 1883 tot 1885 bouwt men op dezelfde plaats het Gouvernementshuis Dat nu dus net uit de restauratie s­teigers is.

De oude Germaan, zinnebeeld van een oude Drentse cultuur siert (ook ná een fikse onder­houdsbeurt) de gevel opnieuw.

 

Kerk

De oude abdijkerk, oorspronke­lijk de kapel van het klooster, werd na de afbraak van dat kloos­ter het oudste gebouw van Assen. Toen de eerste predikant zijn intrede deed in de stad (1615), verkeerde de kerk in een afschu­welijk vervallen toestand. Pan­nen, balken en stenen van de kerk waren in de achterliggende jaren voor allerlei bouwwerkzaamhe­den gebruikt.

Het duurde jaren voor men aan de opbouw van de voormalige kapel begon. In die jaren werden de diensten door de dominee geleid in het vergaderlokaal van Drost en Gedeputeerden. Die zaal werd te klein voor het groeiende gelovige volkje van Assen zodat men vaak buiten voor de ramen staand de dienst moest volgen.

In 1662 werd de vernieuwde kerk in gebruik genomen. Assen bleef groeien in de loop der eeuwen en een vergroting van de kerk met een driehoekige koorsluiting in 1817 hielp maar tot 1848. Het hervormd Kerkgenootschap besloot toen een nieuwe kerk te bouwen en de oude kloosterkerk aan de gemeente te verkopen.

Het gemeentebestuur liet de grote ruimte in allerlei kamertje en fokaliteiten aftimmeren en nam het in gebruik als gemeentehuis. Er kwam verder een zoldering in en het spitse torentje werd ver­vangen door een ander met een koepelvormig dak.

 

Binnen

Aan de binnenkant werd het kerkgebouw in het begin van deze eeuw nog eens grondig onder han­den genomen. Verschillende muren aan de buitenkant werden schoongemaakt. Bij het verwijde­ren van de witte kalklaag kwa­men de oude kloostermoppen weer tevoorschijn. Maar al weer door gebrek aan ruimte moesten de gemeente-ambtenaren na verloop van tijd uit de kerk verdwij­nen.

De kerk zal, zoals bekend, in de toekomst onderdeel worden van het Provinciaal Museum. Tussen Gedeputeerde Staten van Dren­the en Monumentenzorg bestaat nog verschil van mening over de restauratie van de oude kerk. GS willen de kerk herstellen naar het voorbeeld van 1662; dus met het spitse torentje en een hoger dak. Monumentenzorg voelt daar tot nu toe niet voor; toch hoopt men het binnenkort over deze zaak eens te worden.            

 

Museum

Op het geschiedkundig meest interessante plekje van Assen komt nu museumdirecteur Cor­neille Jansen met zijn stafmede­werkers te wonen. En men hoopt op veel bezoek.

‘In het verleden konden wij eigen­lijk maar weinig naar buiten toe doen. We zitten (in het Ontvan­gershuis) erg krap en voor groe­pen schoolkinderen hebben we eigenlijk nauwelijks plaats. Daar­om zijn we allemaal zielsgelukkig met de verhuizing naar het voor­malige provinciehuis. Daar kan onze uitgebreide collectie die nu op allerlei plaatsen veilig staat opgeslagen tenminste tot zijn recht komen’.

Bij de activiteiten die men in het Drents provinciaal museum (dat een der grootste musea van Nederland wordt) gaat ontwikke­len, horen ook de op het onder­wijs gerichte. 'We kunnen de dienstverlening naar de scholen toe verbeteren. We willen perse niet op de plaats van de docent gaan staan vuwel de middelen geven zodat hij met zijn leerlingen in het museum iets kan gaan doen'.

 

Mooier?

Begonnen als klooster, een plaats van inkeer. Veranderd in gouver­nementshuis, een plaats van vooruitzien en besturen. Gegroeid naar een museum waar het verleden in ere gehouden wordt om ook hen die na ons komen te laten weten hoe het toeging. Een fijnere geschiedenis kan een stuk bouwgrond zich toch niet voorstellen?

 

 

 

 

 

Emmer courant 28 juli 1976

 

Nieuw spoor naar klooster

Er is een nieuw spoor naar de plaats waar het Maria ­klooster heeft gestaan, waar­aan de Drentse hoofdstad zijn oorsprong heeft te danken. Dat spoor is gevonden door de 52-jarige Cornelis Meindert Nieuwenhuis, in Den Haag geboren en nu bijna negen jaar Assenaar.

De heer Nieuwenhuis, die als tekenaar in dienst is van de N.V. Nederlandse Aardolie Maatschappij heeft een voorliefde voor locale geschiedenis.

Als NAM-functionaris heeft hij jaren in Oldenzaal gewoond en ook daar veel stu­die van de plaats gemaakt. Hij bekeek en verzamelde daar alle kaarten, die hij maar bemachtingen kon en publi­ceerde onder meer drie artike­len in een plaatselijke krant. In Assen moest hij eerst even wennen, zoals hij het zelf zegt. Als amateur heeft hij zich vooral de laatste tijd gewor­pen op het ontstaan van het Asser klooster.

Hij hoopt dat hij met deze publicatie reacties losweekt, want hij is niet van plan te stoppen met zijn onderzoek. Wie over bepaalde informatie beschikt kan die op onze redactie aan de Torenlaan in Assen kwijt. Zij zorgen er dan voor dat de heer Nieuwenhuis de aangedragen gegevens in bezit krijgt.

 

 

Visie van C. M. Nieuwenhuis na studie:

Asser klooster lag, ten oosten van Gramsbergen

Van een onzer verslaggevers

ASSEN - Het klooster, waaraan Assen zijn onstaan te danken heeft, lag niet in de Heerlijkheid Coe­vorden aan een riviertje in de omgeving van de buurt­schap Weierswold, maar anderhalve kilometer ten oosten van Gramsbergen en op even grote afstand van de rivier de Vecht.

Dat is de visie van de Assenaar C. M. Nieuwenhuis na dat bij gerui­me tijd oude stukken, documenten en kaarten over deze materie heeft bestudeerd. Ook ter plaatse (tus­sen Holtheme en Ten Velde) heeft bij poolsboogte genomen.

Eén van de essen, juist de hoogste (ruim tien meter boven NAP) in de omgeving van Ten Velde draagt nog als veldnaam Kampen. Vol­gens de heer Nieuwenhuis is dat nauwelijks toeval te noemen, omdat het namelijk de es is, die gezien de ligging het meest m aan­merking kwam voor het stichten van een klooster.

Op korte afstand en ten noordoos­ten van Ten Velde komt de naam 'Kloostermaten' (kIoosterweiden) voor. De veldnaam 'kerkkast' kan duiden op een zogenaamde spieker of korenschuur van de kerk (caste – korenschuur).

 

Veldonderzoek

. De heer Nieuwenhuis is van mening dat alleen een nauwgezet archeologisch veldonderzoek zal kunnen aan tonen of er nog funda­menten, paalgaten of andere res­ten in de grond zitten. Nieuwenhuis: 'Dat zal spoedig moeten gebeuren in een tijd van ruilverkavelingen en structuur­plannen'.

Tijdens een bezoek dat hij deze maand aan de 'Kampen' ten oosten van Gramsbergen heeft gebracht, was het perceel grond nog bebouwd met tarwe en rogge, zodat een onderzoek naar eventue­le baksteenresten of scherven niet mogelijk was. Hem is bij dat bezoekje wel opgevallen het verschil in kleur en stand van het gewas. Volgens hem kan dat op een verstoring van de ondergrond wij­zen. Meer informatie denkt hij daarover te krijgen na bestudering van luchtfoto's, gemaakt door deRijkstopografische dienst.

Het artikel ‘De Abdij Mariënkamp’ in de Nieuwe Drentse Volksalma­nak van 1959 heeft de heer Nieu­wenhuis op een nieuw spoor gezet. Daarin schrijft mevrouw De Bakker: 'Waarschijnlijk zal de abdij gestaan hebben in de directe nabij­heid van plaatsen, waar het kloos­ter enige jaren later grondbezit blijkt te hebben gehad'. Deze plaat­sen zijn Lutten (Oud-Lutten), Pad­huis, Venehuis (kan volgens de kaart Anerveen zijn geweest), Anwede(Anevelde?) en verder nog Sibculo, Balderhaar tot aan Venebrugge toe.

De vestigingsplaats, die vooral door de naam het meest in aanmer­king komt en tevens aan alle voor­waarden voldoet is het plaatjes Ten Velde, nu in Overijssel gelegen (ten oosten van Gramsbergen). Het gebied waar het om gaat, is een soort geschiedkundig 'niemands­land' tussen Twente, Drenthe en de graafschap Bentheim.

De heer Nieuwenhuis vindt het vreemd dat nog niemand op het idee is gekomen dat het Latijnse 'Maria de Campe juxta Covordia' (oorkonde 1253) en 'Beate Maria in Campetis' (1254) evengoed of zelfs beter terug vertaald kunnen wor­den als Maria ten Velde.

'Immers alles wat vroeger enigs­zins in het Latijn vertaald kon worden, werd ook vertaald (Mons Sancte Marie voor Marienberg bij­voorbeeld). Zodat 'Ten Velde' in hetLatijn 'de Campe' of 'in Campe­tis' werd en later weer terugver­taald als Maria te Campen of Marienkamp'.

Het plaatsje Ten Velde komt op de oude provinciekaart van Nic. ten Have (1652) al voor.

 

 

 

Het Noord Oosten 8 augustus 1976

 

"INTENSIEF ONDERZOEK BELANGRIJK"

'Het is van groot belang in­tensief te onderzoeken wat er waar is van de bewerin­gen dat er een klooster in Den Velde zou hebben ge­staan', aldus voorlichtings ­ambtenaar Kuipers van het gemeentehuis in Harden­berg, die zich bijzonder be­zighoudt met de historie van vooral Drenthe.

In 1227 moesten de Drenten een zoenoffer brengen voor de dood van bisschop Otto de Tweede van Lippe. Dat zou gebouwd worden in de buurt van Coevorden. Over de plaats ervan bestaan veel uiteenlopende meningen.

Niemand weet het precies. Het klooster, dat ruimte moest bieden aan 25 kloos­terlingen, werd na 25 jaar verplaatst naar de marke van Witten in het kerspel Rolde, omdat de grond waar het klooster stond, te moe­rassig was.

Vanuit Assen interesseert men zich zo bijzonder voor deze zaak, omdat uit het klooster in Rolde Assen is ontstaan.

 

Was er in Den Velde echt een klooster?

In de Drentsche en Asser Courant van woensdag 28 juli j.l. stond een artikel over dhr. C. M. Nieuwenhuis uit Assen, die beweerde dat het klooster waaraan Assen zijn ontstaan te danken heeft, in Den Velde bij Gramsbergen heeft gestaan. In de oorspronkelijke visie zou dit klooster aan een riviertje in de omgeving van de buurtschap Weiers­wold, in de Heerlijkheid Coevorden, gelegen hebben.

Een onderzoek van onze kant, dat erop neerkwam een aantal oudere mensen die vroeger in Den Velde hebben gewoond en goed met de historie op de hoogte (kunnen) zijn, te vragen of zij iets wisten van een klooster in Den Velde,leverde niets positiefs op; dat wil zeggen dat de mensen die wij gevraagd hebben vrijwel met zekerheid wis­ten mee te delen dat er nooit een klooster in Den Velde is geweest. Een soortgelijk onderzoek van de gemeente Gramsbergen leverde hetzelfde resultaat op. Desalniet­temin is de visie van onderzoeker Nieuwenhuis interessant genoeg om door te geven. Opgemerkt zij dat dhr. Nieuwenhuis Ten Velde schrijft, in plaats van het gebrui­kelijke Den Velde. De laatste ali­nea van het artikel deelt mee dat het plaatsje Ten Velde al voor­komt op een kaart uit 1652. Heette het toen echt Ten Velde?

Het bewuste artikel luidt als volgt: 'Het klooster, waaraan Assen zijn ontstaan te danken heeft, lag niet in de Heerlijkheid Coevorden aan een riviertje in de omgeving van de buurtschap Weierswold, maar anderhalve kilometer ten oosten van Gramsbergen en op even gro­te afstand van de rivier de Vecht. Dat is de visie van de Assenaar C. M. Nieuwenhuis nadat hij gerui­me tijd oude stukken, documen­ten en kaarten over deze materie heeft bestudeerd. Ook ter plaatse (tussen Holtheme en Ten Velde) heeft hij poolshoogte genomen. Eén van de essen, juist de hoogste (ruim tien meter boven NAP) in de omgeving van Ten Velde draagt

nog als veldnaam Kampen. Vol­gens de heer Nieuwenhuis is dat nauwelijks toeval te noemen, om­dat het namelijk de es is, die gezien de ligging het meest in aanmer­king kwam voor het stichten van een klooster.

Op korte afstand en ten noordoos­ten van Ten Velde komt de naam 'Kloostermaten' (kloosterweiden) voor. De veldnaam 'kerkkast' kan duiden op een zogenaamde spie­ker of korenschuur van de kerk (caste = korenschuur).

Veldonderzoek

De heer Nieuwenhuis is van me­ning dat alleen een nauwgezet ar­cheologisch veldonderzoek zal kunnen aantonen of er nog funda­menten, paalgaten of andere res­ten in de grond zitten.

Nieuwenhuis: 'Dat zal spoedig moeten gebeuren in een tijd van ruilverkavelingen en structuur­plannen'.

Tijdens een bezoek dat hij deze maand aan de 'Kampen' ten oos­ten van Gramsbergen heeft ge­bracht, was het perceel grond nog bebouwd met tarwe en rogge, zo­dat een onderzoek naar eventuele baksteenresten of scherven niet mogelijk was. Hem is bij dat be­zoekje wel opgevallen het verschil in kleur en stand van het gewas. Volgens hem kan dat op een verstoring van de ondergrond wijzen. Meer informatie denkt hij daaro­ver te krijgen na bestudering van luchtfoto's, gemaakt door de Rijkstopografische dienst.

Het artikel 'De Abdij Mariën­kamp' in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1959 heeft de heer Nieuwenhuis op een nieuw spoor gezet. Daarin schrijft mevrouw De Bakker: 'Waarschijnlijk zal de ab­dij gestaan hebben in de directe nabijheid van plaatsen, waar het klooster enige jaren later grond­bezit blijkt te hebben gehad'. Deze plaatsen zijn Lutten (Oud-Lutten), Padhuis, Venehuis (kan volgens de kaart Anerveen zijn geweest), Anwede (Anevelde?) en verder nog Sibculo, Balderhaar tot aan Venebrugge toe.

De vestigingsplaats, die vooral door de naam het meest in aan­merking komt en tevens aan alle voorwaarden voldoet is het plaats­je Ten Velde, nu in Overijssel gelegen (ten oosten van Grams­bergen). Het gebied waar het om gaat, is een soort geschiedkundig 'niemandsland' tussen Twente, Drenthe en de graafschap Ben­theim.

De heer Nieuwenhuis vindt het vreemd dat nog niemand op het idee is gekomen dat het Latijnse 'Maria de Campe juxta Covordia' (oorkonde 1253) en 'Beate Maria in Campetis' (1254) evengoed of zelfs beter terugvertaald kunnen wor­den als Maria ten Velde.

'Immers alles wat vroeger enigs­zins in het Latijn vertaald kon worden, werd ook vertaald (Mons Sancte Marievoor Mariënberg bij­voorbeeld). Zodat 'Ten Velde' in het Latijn 'de Campe' of 'in Cam­petis' werd en later weer terug vertaald als Maria ter Campen of Mariënkamp'.

Het plaatsje Ten Velde komt op de oudste provinciekaart van Nic. ten Have (1652) al voor.

Tot zover het bewuste artikel. Als er mensen zijn in Den Velde die iets meer van deze zaak afweten en mogelijk inlichtingen kunnen verschaffen over het al of niet bestaan hebben van een klooster in Den Velde, houden wij ons gaarne aanbevolen. Reacties graag naar: redactie Het Noord-Oosten, Gramsbergerweg 16, Hardenberg. Tel. 05232-1667 (b.g.g. 05232-1427).

 

 

 

 

 

Emmer courant 7 augustus 1976

                                          

Waarom is klooster naar Assen verplaatst

 

Van een onzer verslaggevers

ASSEN - 'Waarom is het kloos­ter van Ten Velde, een buurt­schap ten oosten van Gramsber­gen, verplaatst naar Assen?' Dat is de vraag die de heer H.C.J.Specht, een Assenaar die zich intensief in de Asser historie heeft verdiept, stelt na de publi­catie van de heer C.M. Nieuwen­huis.

Voorop zegt hij dat de heer Nieuwenhuis een zeer interes­sante ontdekking heeft gedaan; 'De conclusies, die hij getrokken heeft, zijn voorlopig voor zijn rekening. Als de heer Nieuwen­huis gelijk heeft - en ik zie dat nog niet - dan betekent dit wel dat de 'Genesis van Assen' (het begin) helemaal moet worden herschreven' .

Zoals gemeld stelt de heer Nieu­wenhuis na een onderzoek dat het klooster, waaraan Assen zijn ontstaan heeft te danken, niet lag in de Heerlijkheid Coevor­den aan een riviertje in de omge­ving van de buurtschap Weiers­wold, maar anderhalve kilome­ter ten oosten van Gramsber­gen.

Volgens de heer Nieuwenhuis is de juiste plaats één van de essen (ruim tien meter boven NAP) in de omgeving van Ten Velde, die nog als veldnaam - Kampen draagt. De heer Nieuwenhuis: 'Dat is nauwelijks toeval te noe­men, omdat het namelijk de es is, die gezien de ligging het meest in aanmerking kwam voor het stichten van een klooster.

 

Drassig land

De heer Specht voert daar tegen aan dat het klooster na de Slag bij Ane als zoenoffer zou zijn gesticht op een drassig stuk land bij Coevorden. 'Dat is wat anders dan een stuk hooggele­gen zandgebied bij Gramsbergen. Men is daarna verhuisd naar een hooggelegen gebied ten Noorden van het Anreperdiep,' waar vijf stroompjes vloeiden, in een eenzaam oord van de Marke van Witten. Dat was het brinkplateau in Assen'.

Uit het 'boek 'Na een eeuw gedenkschrift', in 1907 door de heren J.A.R. Kijmmel en Y. Zijl­stra uitgegeven ter gelegenheid van het feit dat Assen honderd jaar gemeente was, wordt uit­voerig aandacht besteed aan het zoenoffer, dat werd opgelegd na de Slag bij Ane.

In 1233 is het klooster van de orde der Cisterciënser nonnen verrezen in de buurtschap Weierswold bij Coevorden 'daar de Boemeriete te moerassig was voor kloosterbouw' .

Verder staat er: 'Doch ook daar wordt het bedreigd door de wateren van de soms sterk opge­zwollen riviertjes, die in het Coe­vorder bekken samenkomen'. Daarom werd in 1252 besloten het klooster over te plaatsen naar Duijrse (Deurze) bij Rolde. Uiteindelijk werd het Assen, omdat Deurze ongeschikt bleek.

 

 

  

 

Het Noord Oosten 8 augustus 1972

PLAATSELUK SIBCULO:

Kloosterruïne netjes in orde gaan maken

 

Het bestuur van Plaatselijk Be­lang heeft zich in haar vergade­ring beraden over de situatie, waarin zich de ruïnes en opgra­vingen van het oude klooster bevinden. Zoals men weet heeft men daar in het begin van deze eeuw opgravingen gedaan, de funderin­gen bloot gelegd en aan de hand van tal van vondsten ook de ge­schiedenis geboekstaafd van de monniken, die vanuit Deventer, hun grote plan hebben volvoerd om in Sibculo een klooster te bouwen.

Ze hebben toen eerst de Maria kapel te Mariënberg gebouwd om daar te overwinteren en zijn het volgende voorjaar langs de kloos­terdijk naar Sibculo getrokken.

De Grachtstraat is nog altijd de ­aanduiding van de streek waar de monniken een kanaal hebben ge­graven, dat bedoeld was om naar de Vecht te kunnen varen. Het is een belangrijk klooster geworden, dat van betekenis was voor de kerstening van het volk in een onherbergzame wereld.

 

Het bestuur van plaatselijk Be­lang vindt het van grote betekenis, dat deze historische plaats weer netjes in orde wordt gebracht en heeft besloten medewerking te vragen van het onderwijzend per­soneel van de schooIen van heel de Sibculosche jeugd om deze histo­rische terreinen voor de toekomst weer als een belangrijke beziens­waardigheid bloot te leggen. Daar mag zeker geen vuil worden ge­stort, maar het is van belang, dat de oude kloosterput in dat geheel weer in haar vroegere glorie wordt hersteld.

Het bestuur heeft besloten de mo­gelijkheden in dat opzicht af te tasten om in een volgende samen ­spreking gestalte aan deze goede plannen te geven.

Dat zijn plannen, die zeker aller medewerking verdienen. Het zal ongetwijfeld een stimulans zijn om de bevolking nog meer milieu, bewust te maken.

 

 

www.oud-schoonebeek.nl