1814 Beleg van Coevorden
Een vesting viel
De belegering van Coevorden 1813 - 1814
Een der opmerkelijkste bladzijden uit de geschiedenis van Drenthe blijft het beleg van Coevorden in de winter 1813 - 1814. Het is daarom des te opvallender, dat deze bladzijde voor zeer velen eigenlijk een onbekende bladzijde schijnt te zijn.
En dit is geheel niet nodig, want deze winter ligt geenszins begraven in stoffige archieven, maar is bij herhaling en dikwijls zeer voortreffelijk door uitnemende historici belicht. Ja, het aanwezige materiaal is zo grondig doorvorst, dat het oud archief van Coevorden voor dit merkwaardige tijdvak geen enkel document meer bevat, dat niet in de een of andere publicatie zijn neerslag heeft gevonden. Van deze publicaties mogen we in de eerste plaats noemen de bijdrage van Dr. K. Lijndrajer, getiteld "Drenthe in 1813 -'14" in het Historisch Gedenkboek der Herstelling van Neerlands Onafhankelijkheid, Dl. 1 (Haarlem 1912), verder een boekje van A. L. Lesturgeon: Koevordens Verlossing in 1814, herdacht in 1864 (Koevorden 1864) en 'n studie van de hand van F.H. A. Sabron, In en om Coevorden in 1813-'14 (Breda 1913). Kleinere werkjes, ook dichtwerk, is dan verder in staat onze kennis omtrent deze winter te vervolmaken.
Gelijk men algemeen weet leed Napoleon in 1812 in de uitgestrekte Russische vlakte zijn grote nederlaag, daarna verbonden Pruisen en, na enige aarzeling, ook Oostenrijk en Zweden zich met de Russen en in de Novemberdagen van 1813, toen de slag bij Leipzig Napoleons hoop om Europa blijvend te kunnen beheersen wel in rook was opgegaan, vertoonden zich de eerste Russische troepen aan onze oostelijke grens. Op 13 November kwamen een tachtig kozakken via Ommen en Zuidwolde naar Hoogeveen, waren diezelfde dag nog in Meppel en twee dagen later ook in Smilde en Assen. We kunnen wel zeggen, dat daardoor medio November Drenthe was bevrijd.
Maar niet geheel. De enige vesting was en bleef voorlopig stevig in Franse handen: Coevorden. De Franse commandant, Joseph Martin David, had een mogelijk beleg voorzien. De bevolking, in dat jaar 2014 zielen onder de maire (burgemeester) Slingenberg begreep al spoedig, dat zware slagen in aantocht waren, toen reeds midden September maatregelen werden getroffen om de vesting beter in staat van verdediging te stellen. Zo werden o.a. alle obstakels die het uitzicht vanaf de wallen konden beletten, binnen een afstand van 300 voet vanaf de vesting weggeruimd. David wist echter ook, dat de aanwezige troepen, samen niet meer dan 800 man, bij een serieus beleg totaal onvoldoende zouden zijn, want hij was een man van militaire ervaring en grote doortastendheid. Burgemeester Slingenberg, zijn tegenspeler, was echter ook een man van beleid, en hij zal de geringe sterkte zeker niet zonder vreugde hebben gezien, al deelde hij niet het optimisme van de meeste burgers, dat het wel zou loslopen.
David heeft toch kans gezien om Coevorden nog een half jaar voor Frankrijk te behouden en zou zeker de vesting niet hebben overgegeven, als hij daartoe van de nieuwe Franse heerser, koning Lodewijk XVIII, geen bevel had gekregen. Aan de andere kant moet gezegd worden, dat het beleg ook nooit werkelijk in volle ernst en door geregelde troepen is aangepakt. Het is, naar onze huidige opvatting, allemaal een beetje operetteachtig, het is allemaal "in blijspeltoon".
David pakte dadelijk de zaak wel behoorlijk aan, zorgde voor voldoende proviandering vanuit Groningen, nam vele maatregelen om brandgevaar te voorkomen, en requireerde van de bevolking feitelijk alles wat deze kon missen en nog wel meer dan dat. Wie van de burgerij weigerde aan de requisities te voldoen, werd als oproerkraaier naar Groningen gevoerd. De timmerlieden hadden zich bij de genie te melden en wie op 15 November niet voor tien maanden levensmiddelen in huis had, moest de stad verlaten. Gelukkig is dit dreigement nooit werkelijkheid geworden.
Dat de bevolking van Coevorden niet zeer gewillig alle Franse bevelen heeft opgevolgd, blijkt wel uit het bevel van 11 December, dat iedereen, die zich aan de Franse bevelen niet stoorde zou worden neergeschoten, en dat ieder huis waar samenkomsten werden gehouden in “dewelke gesprekken tegen het gouvernement werden gevoerd" omvergehaald zouden worden. Toen omstreeks Nieuwjaar een strenge vorst de vesting grachten deed bevriezoo, werd ook iedereen die zich op het ijs vertoonde met neerschieten bedreigd, terwijl gepreste burgers dag in, dag uit het ijs moesten openbreken.
Behalve de reeds genoemde 80 Kozakken, die zich van Zuidwolde in de richting Assen bewogen in de Novemberdagen van 1813, vertoonden zich op 12 November ook een honderdtal voor Coevorden en eisten de vesting op. Toen David deze eis naast zich neerlegde, werd het landvolk opgeroepen om de vesting in te sluiten. Dit was evenwel gemakkelijker gezegd dan gedaan, want David had door het opstuwen der beken de gehele omgeving onder water laten zetten. Het landvolk had dus geen gemakkelijke taak, al was zijn aanvoerder, Hendrik van den Hoya Kymmell, zeer zeker een moedig en ondernemend man en al bestond de "landstorm" soms wel uit bijna 2000 man. Uit de "Nummerique staat der In- en Opgezetenen in 't arrondissement Assen, die Coevorden hebben belegerd" blijkt dat het aantal manschappen vaak zeer verschillend was en Kymmell soms niet meer dan een 350 man onder zijn bevelen had, De Fransen waren bovendien ook niet steeds passief. Herhaaldelijk deden zij uitvallen en plunderden de omgeving of staken huizen in brand.
Vooral Dalen, waar Kymmell zijn kwartier had gevestigd, moest het herhaaldelijk ontgelden en eens scheelde het maar een haar, of burgemeester Cassa van Dalen was door de Fransen gevangen genomen. En de bewapening van deze landstorm? Hooivorken, bijlen enz.
Geen wonder, dat David bij herhaling weigerde in te gaan op de eis van overgave. Men kon het in Coevorden best harden. Tijdens het gehele beleg hebben slechts 280 mensen de stad verlaten. Want het was nooit zo erg, dat men, als men nu per wilde, niet nog weg kon! De woorden van Kymmell, dat als David zich (25 Jan,) binnen twee uur niet overgaf, hij zou worden overgelaten "aan de woede van het lang getergde volk", zullen David waarschijnlijk wel een glimlach hebben afgeperst. Hij was gewend om alles "met een rustig en kalm oog te bezien",
Een versterking van de belegeraars met 400 man en twee stukken uit Groningen, (dat toen reeds in Nederlandse handen was) onder W. H. baron van Heemstra had evenmin resultaat. Pas toen in het voorjaar Van Heemstra door kolonel Queisen was opgevolgd en deze kolonel Van der Capellen als blokkade commandant naast zich kreeg, werd er pas enige ernst met het beleg gemaakt. Toen moest naast werkelijke militairen de landjonker Kymmell zich met een bescheidener rol tevreden stellen.
Een bewijs van de onmiskenbare gemoedelijkheid dier dagen is het feit, dat kolonel Van der Capellen pas op 29 April aan David de staatscourant van 7 April kon sturen, waarin de overeenkomst stond tussen de bondgenoten en Frankrijk, waarbij de staking der vijandelijkheden en ontruiming der vestingen werd bepaald. Op 3 Mei 1814 ging een deputatie van drie officieren met een bericht van de Franse koning Coevorden binnen, de overgave werd door Queisen en Van der Capellen met David geregeld. Op 7 Mei trokken de Franse troepen, toen 750 man, met volle krijgseer af: de stukken geschut en de munitie, die zeker nog voor een half jaar voldoende was geweest, bleef achter.
Daarmede was een wondere episode in de Drentse geschiedenis afgesloten.