Jan Grooters
JAN
geboren 7 november 1914 te Almelo
gearresteerd 7 januari 1945 Oud Schoonebeek
overleden 30 april 1945 te Wöbbelin concentratiekamp “Reiherhorst”
Jan Grooters
Het beschrijven van het leven van mijn broer, ruim 40 jaar na de 2e Wereldoorlog heeft verschillende redenen. Enkele zijn:
een steeds sterker verlangen om de gegevens voor “het nageslacht” op papier te hebben;
het vastleggen van het gebeurde in de oorlog t.b.v. de gemeente Schoonebeek omdat:
a. naar mij werd medegedeeld er geen gegevens in het archief aanwezig zijn;
b. het gebeurde erg summier en niet geheel juist is weergegeven in het boek “Schoonebeek, de eeuwen door”;
c. naar ik hoop er toch nog iets zal worden gedaan ter herdenking van de gevallenen (zie bijlagen);
mijn belangstelling voor hetgeen in de oorlog is gebeurd en wel speciaal datgene dat door het verzet is gedaan.
Enkele gegevens hebben niet direct met Jan te maken. Ik heb ze voor mijzelf en geïnteresseerden in deze beschrijving opgenomen.
Jan Grooters werd op 7 november 1914 in Almelo geboren uit het huwelijk van Gerrit Jan Grooters geboren 1 juli 1881 te Den Ham (O) en Adalina Hendrika Lindenhovius geboren 24 mei 1879 te Den Ham (O). Er was reeds een zoon Hendrik Jan, geboren 24 juni 1913 te Klazienaveen (gemeente Emmen) . Vader Grooters was als kommies in dienst bij het Ministerie van Financiën.
Nadat op 3 mei 1917 nog een zoon genaamd Gesinus werd geboren, werd vader Grooters ingaande 21 mei 1917 overgeplaatst naar Zwartsluis. Hij was daar onder meer belast met het meten van binnenschepen d.w.z. de tonnage berekenen. Een overplaatsing naar Arnhem voor datzelfde werk in groter verband kon worden gekeerd. Het wonen in Zwartsluis was van korte duur want per 1 januari 1918 ging vader naar Hasselt.
Vervolgens bij beschikking van 26 januari 1924 nr. 48 met ingang van 16 februari 1924 naar Meppel, waar de woning Emmastraat 9 werd gehuurd. Weldra werd echter de woning
Weerddwarsstraat 9 gekocht van Van Geel (vader van de kolenhandelaar aan de Kastanjelaan).
In Hasselt bezocht Jan de Nederlands Hervormde school. Het op 24 maart 1919 afgegeven pokkenbriefje werd op 15 februari 1924 door het hoofd van de school, de heer O. Harmsma, vader van de latere burgemeester van Opsterland en Leeuwarden, teruggegeven om het in Meppel weer af te geven aan het hoofd der school de heer Dingstee.
Op 5 september 1927 overleed moeder Grooters.
In het gezin kwam als huishoudelijke hulp Grietje Post, onderwijzeres (dochter van een collega van vader). Op 10 december 1927 kwam als huishoudster in het gezin Margje van Rees, geboren 11 mei 1899 te Genemuiden. De familie Grooters was haar niet onbekend doordat zij eerder ook woonde en werkte in Zwartsluis en Hasselt.
Op 17 oktober 1927 ging Jan naar de Nederlands Hervormde school voor M.U.L.O. Jan was een echte sportman. Een zeer goed schaatsenrijder. In 1930 voetbalde hij in de jongens- voetbalclub “Quick” en later als linksbuiten in “M.J.V.” (thans FC Meppel). Die plaats in het veld aan de linkerkant was niet vreemd omdat Jan, wanneer het rechts schrijven in die tijd niet verplicht was geweest, dat ook zeker links had gedaan. Op 8 juli 1930 ging Margje van Rees weer naar haar ouderlijk huis aan de Hasselterdijk in Genemuiden. Zij wilde zich bezinnen op het huwelijksaanzoek van vader Grooters.
Op 18 maart 1931 trouwden Gerrit Jan Grooters en Margje van Rees en werd de woning Mr. Harm Smeengekade 6 betrokken.
In 1931, in de 4e klas van de M.U.L.0. hield Jan de studie voor gezien en kwam hij in dienst bij de firma Geerligs, manufacturier, Kerkstraat in Meppel. Op 13 maart 1932 werd uit het huwelijk van Gerrit Jan Grooters en Margje van Rees een zoon geboren, genaamd Gerrit (schrijver dezes).
Op 18 juni 1934 werd Jan “ingelijfd als gewoon dienstplichtige van de lichting 1934 uit de gemeente Meppel onder nr. 44” Registratienummer 14.11.07.021. Hij werd aangewezen voor de opleiding tot onderofficier en was gelegerd in Assen. Met ingang van 29 september 1934 werd hij korporaal en per 2 februari 1935, sergeant-titulair. Op 17 maart 1935 ging Jan met groot-verlof. Het was de tijd van de grote werkloosheid. Onder het mom van “wat voor werk je doet geeft niet, maar niet bij de deur rondlopen” ging Jan aan het werk bij de geneesmiddelenfabriek Brocades-Stheeman, Stationsweg in Meppel. Kosten aan zeep om de rode kleurstof uit de werkkleding te wassen verslonden een groot deel van het verdiende loon.
Meppel, Mr Harm Smeengekade 6
Jan 18 maart 1935
Boerderij A 128 (Europaweg 182)
Het huis waar Jan en Grietje woonden. (Europaweg 149)
Jan wilde wel kommies worden en vader deed z’n best om dat voor elkaar te krijgen. Het aanschrijven van connecties werd beloond en Jan kreeg per 1 augustus 1936 een aanstelling als hulp-kommies met als standplaats Oud-Schoonebeek. Op 30 juli 1936 wordt hij ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Schoonebeek. Hij komt in de kost bij smederij Blancke, A 125 (thans Europaweg 180).
Op 25 april 1937 werd in Meppel een zusje Adalina Hendrika geboren. Inmiddels had Jan kennis gekregen aan Grietje Eisen. Zij woonde in de boerderij A 128 (thans Europaweg 182) achter smederij Blancke. Het zandweggetje naar de boerderij voerde dicht langs het kosthuis en het langs komen van Grietje zal Jan ongetwijfeld al spoedig opgevallen zijn.
In juli 1937 openbaarden zich ziekteverschijnselen bij vader Grooters en kort daarop werd bij onderzoek in het (nieuwe) ziekenhuis aan de Hoogeveense weg in Meppel geconstateerd dat vader niet beter zou worden. Vader wilde Grietje toch nog graag zien en Jan en Grietje kwamen in Meppel op bezoek. Op 23 november 1937 stierf vader aan longkanker.
In februari 1938 haalde Jan een diploma Algemene Ontwikkeling bij het instituut Neerlandia.
Op 30 maart 1939 werd Jan in de Nederlands Hervormde kerk te Schoonebeek aangenomen bij ds. Wesseldijk en op 2 april 1939 in de kerk te Meppel door ds. Van Uchelen bevestigd. Op 25 augustus 1939 moest Jan in verband met de mobilisatie onder de wapenen komen en ging naar Lisse waar hij ook op 10 mei 1940 bij het uitbreken van de oorlog was.
Op 14 juni 1940 kwam hij uit krijgsgevangenschap. Per 1 mei 1940 was hij bevorderd tot grens-kommies.
Op 22 september 1941 werd aan hem het persoonsbewijs nr. 638 uitgereikt.
Per 1 juli 1942 zou Jan overgeplaatst worden naar De Poppe, maar de beschikking werd ingetrokken.
Op 20 augustus 1942 trouwde Jan met Grietje Eisen in het gemeentehuis van de gemeente Schoonebeek. Het huwelijk werd in de Nederlands Hervormde kerk ingezegend door ds. Hielkema. De bruiloft werd op de deel bij Eisen gevierd. Aan eten en drinken was niet te merken dat het oorlog was, zo herinner ik mij als toenmalig 10-jarige.
Van 3 - 15 maart 1943 was Jan werkzaam in Diever en in de kost bij fam. Klasen, schoenmaker, Hoofdstraat 41 (thans 66) aldaar. Per 15 maart 1943 werd Jan naar Havelte gedetacheerd. Zijn kosthuis werd het ouderlijk huis Mr. Harm Smeengekade 6 te Meppel.
Per 6 april 1943 werd Jan in het bevolkingsregister van Meppel ingeschreven. Jan en Grietje kregen wel een woning in Havelte toegewezen maar de oorlog bracht mee dat Jan zich als voormalig onderofficier op 8 juni 1943 moest melden voor krijgsgevangenschap. Jan besloot om onder te duiken en bleef eerst in Meppel.
Moeder nam contact op met een goede kennis t.w. Cornelis J. Meijer, Grote Oeverstraat te Meppel. (Meijer was van de verzetsgroep “Trouw”, schuilnaam “Oude Chris”, gearresteerd 26/27 februari 1945 en met 4 anderen op 4 april 1945 doodgeschoten op de Staphorsterweg). Meijer zou voor een onderduikadres zorgen.
Zijn zoon Cor (schuilnaam “Chris van Trouw”) vertelde mij het volgende: “In juni 1943 was ik ondergedoken in Gees. Op zekere dag kreeg ik bericht van m’n vader. “Denk er aan, Jan Grooters komt in Gees aan met de tram. Haal hem af en breng hem naar Dunning”” (W. Dunning, B 8, thans Lutmarsweg 4, Gees). Bij Dunning werden onderduikers in eerste instantie ondergebracht en vandaar naar andere adressen gebracht. Jan is 1 of 2 dagen bij Dunning geweest en werd toen ondergebracht bij Cornelis Cornelis, Tilweg 24 in Gees (thans nr. 30).
In 1959 toen ik in Zweeloo woonde kwam ik in Meppen bij mevr. Kiers, Brinken 1. Zij vertelde mij dat Jan daar ook nog geweest was. Vermoedelijk is dat slechts van korte duur geweest en wel op een moment dat in Gees een razzia werd verwacht.
Marie Meijer (dochter van Cornelis J. Meijer, koerierster van de groep “Trouw”) vertelde mij dat in Gees en Zweeloo veel Meppeler onderduikers waren, o.a. Arend Akze, Jan Kloosterziel en buurjongen Freek Datema. (Deze laatste was KP-er en hielp bij de bevrijding van gevangenen uit de gevangenis te Assen.
Daarvoor in 1942 bij een razzia gepakt bij Kiers in Meppen maar ontvlucht. Op 10 december 1944 bij Assen in een vuurgevecht omgekomen.) Huize Kiers was, naast duikadres, een punt van samenkomst voor wat gezelligheid. De Gereformeerde kerk in Zweeloo was ‘s zondags goed bezet mede door de vele onderduikers uit Meppel. Jan ging van Gees naar de boerderij van Jan Cornelis, Brinkweg 4 in Zwinderen. Hier woonden de ouders en een zuster van Cornelis Cornelis.
De dochter vertelde mij: “Jan was een Christen. Hij praatte ook graag over het geloof. Er woonden landwachters in Zwinderen en ook onze naaste buurman was dat. De schoonouders van Jan wisten dat en wilden graag dat Jan in Schoonebeek kwam. Grietje bezocht Jan geregeld bij ons. Ook je moeder en zusje zijn in die tijd hier wel geweest”; (Adalien herinnert zich dat nog).
Jan is ook nog ondergedoken geweest bij ome Jan en tante Dieke, Ganzemars 14 in Den Ham (O) (Kromhof-Grooters). Hoe lang dat is geweest is niet te achterhalen, maar Gre Eisen vertelde dat zij er met Grietje eens met Pinksteren geweest was. Dat kan niet anders dan in 1944 geweest zijn.
Toen broer Gesinus in de zomer van 1944 vanuit Zeeland z’n vacantie doorbracht in Meppel, bezocht hij Jan in Zwinderen. Gesinus zei dat hij van Zwinderen naar Schoonebeek zou gaan. “Dan ga ik mee”, zei Jan waarop hij z’n koffers pakte. Samen gingen ze naar de boerderij van Eisen in Schoonebeek.
In de zomer van 1944 was bij Eisen ook broer Hendrik gekomen.
Hendrik was werkzaam op de afd. bevoking en burgerlijke stand van de gemeente Meppel en had contacten met Meijer van de groep “Trouw”. Hij hielp de groep aan stempels, zegels etc. voor persoonsbewijzen. Vaak waren het ook andere Meppelers die z’n hulp inriepen.
Gré Eisen vertelde: “Ik herinner me nog goed dat Hendrik kwam en zei: “ik heb wat gedaan dat niet mag, kan ik hier ook blijven?””. ‘s Nachts stonden de attributen van de gemeente bij ons thuis onder het bed van Hendrik. Onze voordeur werd in die tijd in de gaten gehouden door landwachter Kroon, die op de Sluisgracht daartoe post vatte. Gelukkig werd moeder door een der bewoners van de Sluisgracht gewaarschuwd. Toen Hendrik met vacantie was bij ome Jan en tante Dieke in Den Ham in 1944, kwam iemand van de politie van de gemeente Meppel in Den Ham om te waarschuwen “kom niet terug in Meppel, je wordt gezocht”. Van de gemeente Meppel kreeg Hendrik geregeld voor bepaalde tijd een verklaring waarin stond dat hij met ziekteverlof was. Deze verklaring werd afgegeven door de burgemeester na ontvangst van een verklaring van Dr. Ybema te Schoonebeek of Dr. Post te Emmen (bijlage).
Op de boerderij A 128 woonden vader en moeder Eisen, dochter Grietje met Jan Grooters, zoon Geert en de dochters Gré en Bertha. Voorts de onderduikers Bram van Monsjou uit Amsterdam en Henk Maijer uit Utrecht. Voorts drie evacués uit Rotterdam, Harry en Leen Spek en Christien (Stien) Slot.
Een tafel met 15 á 20 aanzittenden was geen uitzondering omdat ook naaste familie, familie van de onderduikers en evacué’s op de boerderij welkom waren.
Het was er gezellig, en ‘s avonds werd er vaak gemusiceerd en gezongen. Bram bespeelde het orgel en Hendrik speelde viool. In de boerderij was een schuilplaats onder het hooivak en in de hof was een schuilplaats onder de grond. De vier onderduikers hebben daarin diverse nachten doorgebracht. De boerderij ligt op afstand van de grote weg en wat zich afspeelde was gelukkig niet direct hoorbaar en zichtbaar. Op een avond dat ik er met vacantie was, stapte een verdwaalde Duitser binnen. Gelukkig vroeg hij slechts de weg. Op de avonden in het weekend waren ook vaak vriendinnen van Gré en Bertha aanwezig, t.w. Hanna en Jantje Hubert, Mina Wesselink en Roelie de Leeuw.
Gré Eisen vertelde: “hoofdonderwijzer Veldwachter kwam dikwijls op bezoek en bij zijn vertrek ging Jan altijd mee naar de deel”. Waarover dan werd gesproken wist niemand van de huisgenoten maar naar blijkt uit het procesverbaal (bijlage) van de landwacht zal het zeker gehandeld hebben over “hetgeen moest worden voorbereid voor de bevrijding’ . Veldwachter was Plaatselijk Commandant en Jan sectie-commandant van de O.D. (Orde Dienst). Dat de functie van Jan in de O.D. zelfs bij Hendrik niet bekend was, blijkt uit het feit dat ik in 1952 geen vrijstelling voor militaire dienst kreeg. Het proces-verbaal van de landwacht kreeg ik in 1986 in handen.
De onderduikers waren betrekkelijk vrij in hun bewegingen. Er werd geholpen op het land en soms werd er een tocht ondernomen richting “Stroom” (Schoonebeker diep) of de velden in, in noordelijke richting. Tijdens vacanties ging ik mee. Eens werd een groep N.S.B.-ers gesignaleerd en werd een andere weg genomen. Omdat broer Hendrik slecht ter been was en niet over sloten kon springen, gingen anderen in de sloot staan en Hendrik liep over de ruggen naar de overkant. Hendrik schilde iedere dag 150 aardappelen waaruit moge blijken hoevelen er aan tafel kwamen. Zo nu en dan moest er (clandestien) worden geslacht.
Op 7 januari 1945 des avonds zou Henk Meijer die “een beetje verkering” had met Mina Wesselink oppassen bij Fokkema (tegenover Nw. Amsterdamse weg). Jantje Hubert en Christien Slot gingen daar ook heen. Bertha kon niet mee, zij was ziek (diphterie). Bram van Monsjou wilde niet mee, maar moeder Eisen kon hem overreden. Broer Hendrik zei: “dan loop ik zo ver mee en ga een praatje maken bij Blancke”.
“Tante” en “ome” Eisen, Grietje, Geert, Bertha, een evacue uit Rotterdam die heimwee kreeg en Gre. (foto 1940)
V.l.n.r. Jan, Henk, Harry en Bram.
De heer Veldwachter, hoofd van de openbare lagere school
Hendrik
Zo waren er die avond drie onderduikers de deur uit.
Hanna Hubert vertelde dat zij en Gre die middag al landwachters hadden gezien toen zij voor aan het weggetje naar de boerderij stonden te praten. Gré Eisen vertelde: “s avonds om 8 uur overviel de landwacht onze boerderij. Jan was die avond vroeg naar bed gegaan in verband met rugklachten. Moeder zei: “ik heb nog een bajen rok, doe die maar om je heen”. Jan lag in de kamer grenzende aan de woonkamer. Hij moest direct opstaan en zich aankleden. Ik ging de voordeur uit, toen de landwacht in de slaapkamer was. Een landwachter vroeg: “wat moet je?” “Naar de dokter, mijn zus heeft difterie” en direct liep ik hard weg. De landwachter kwam mij na maar kreeg me gelukkig niet te pakken. Ik waarschuwde bij Fokkema, (ze waren reeds gewaarschuwd), leende daar een fiets en ging naar dokter Ybema. Deze ging naar onze boerderij en heeft Jan nog onderzocht. Van dokter Ybema ging ik naar Blancke. Met Hendrik heb ik daar op het kostgangers kamertje gewacht tot de arrestanten door de landwacht werden afgevoerd. Ik ben daarop naar huis gegaan.” Henk en Bram gingen de landen in richting “Stroom” (Schoonebeker diep) en doken de volgende dag onder hij Wesseling (onderwijzer) in Nieuw Amsterdam waar ze bleven tot de bevrijding. Hendrik ging eerst naar Wilpshaar in het Westersebos en ging die zelfde maand of begin februari naar ome Jan en tante Dieke (Kromhof-Grooters) in Den Ham (O).
Op de avond van de 7e januari 1945 kwam Veldwachter via het Westersebos naar de boerderij. Hij kwam vanaf zijn onderduikadres bij W. Horring aan de Beekweg. Hij kwam anders nooit op zondag. Hij had zijn viool bij zich. Toen hij bij de boerderij kwam werd hij gearresteerd. Gré Eisen vertelde dat de landwacht dacht dat Veldwachter bij hun ondergedoken was.
Op de deel gaf Jan zijn trouwring nog aan Grietje. Naast Jan en Veldwachter wilde men eerst vader Eisen meenemen maar daar werd in verband met zijn leeftijd vanaf gezien. Geert werd in zijn plaats meegenomen. Eerst gingen ze naar de woning van burgemeester Verbeek, de man die het voorstel tot de overval had gedaan (zie rapport van de landwacht).
Geert vertelde: “Jan en ik moesten buiten blijven onder bewaking van een landwachter. Ik zei tegen Jan: “zal ik hem een klap geven, dan gaan we er vandoor”. Jan zei: “doe het maar niet anders moet jij ook nog onderduiken!”. Zou Jan dat Geert hebben willen besparen of kon hij niet ontvluchten in verband met zijn rugklachten?
Van de burgemeesterswoning moesten de drie arrestanten per fiets mee naar het politiebureau in Coevorden.
Geert heeft Veldwachter niet weer gezien. Jan en Geert werden één nacht in dezelfde cel gestopt. De volgende dag werden ze opgesloten in de kelder van hotel Abels, Markt, hier huisde de S.D. (Sicherheits Dienst). Zowel Veldwachter als Jan zijn hier erg geslagen. Geert heeft hier Jan voor het laatst gezien. Onder andere zijn benen waren erg toegetakeld. Van Coevorden werden de gevangenen naar Emmen gebracht. De landwacht droeg ze over aan de S.D. in Assen. Geert weet dat Veldwachter in Assen naast hem in de cel zat. Omstreeks 20 januari is Geert uit Assen naar een Werkkamp hij Wilhelmshafen gezonden. Een medegevangene J.L. Thalen uit Beilen (na de oorlog burgemeester van Utingeradeel en daarna van Smallingerland) heeft hem verteld dat Jan en Veldwachter ook gevangen hebben gezeten in de openbare school in Hollandseveld. Hier huisde de S.S. Dit kan slechts van korte duur zijn geweest omdat Geert zoals geschreven omstreeks 20 januari 1945 Assen verliet.
Geert keerde na de bevrijding via Meppel, (ik herinner me dat hij kwam en in de Ambachtsschool moest worden ontsmet), met een medegevangene uit Sassenheim in Schoonebeek terug. Roelof Wildeboer (man van Hennie Riezebos) kocht in Meppel twee fietsen voor hen waarop de reis van Meppel naar Schoonebeek werd gemaakt.
Veldwachter werd op 8 maart 1945 bij Woeste Hoeve gefusilleerd met 116 anderen als represaille voor de aanslag op Rauter op 6 maart 1945.
Geert wordt in het landwachtrapport K.P.er genoemd. Dit kan slechts een beschuldiging zijn en een reden om hem onder arrest te houden. Geert was de gehele oorlog op de boerderij.
Knokploegen waren in Drenthe alleen in Meppel, Hoogeveen, Smilde en Noord-Drenthe (later gingen deze laatste twee samen). De landwacht nam de fietsen van Eisen mee. Deze werden later teruggevonden onder het stro in de schuur bij de burgemeester. De landwacht kwam nog weer op de boerderij om een “varken in het zout” op te halen. Hendrik Aikes voorzag de familie Eisen weer van vlees.
Mina Wesselink vertelde: “toen we bij Fokkema waren kwam daar Hendrik Heersmink (overbuurman). Hij klopte op het raam. “Er zijn landwachters het weggetje opgegaan naar Eisen”. Henk en Bram zijn toen richting “Stroom” gegaan.
De volgende dag kwamen ze bij ons huis langs en gingen in de richting Nieuw Amsterdam. Zelf ben ik met Christien naar ons huis gegaan. Even later kwam daar een groep landwachters en de burgemeester.
Mijn vader lag in bed in verband met een hartaanval. Ik moest als 16-jarige mee naar de deel en werd tegen een ladder gezet. Een pistool werd op mijn borst gezet en er werd mij gevraagd waar de onderduikers waren. Ik zei het niet.
De gehele woning werd doorzocht, zelfs een slechte zolder waar ze doorzakten. Later gebeurde hetzelfde weer. Toen werd ik op een stoel in het achterhuis gezet en weer bedreigd. Christien bleef die nacht bij ons”.
Henk en Bram vertelden mij in november 1987 het volgende. “Vanaf Fokkema gingen we richting “Stroom”. Er lag sneeuw. Vanuit het veld zagen we de zaklantaarns van de landwacht. We gingen nadat het rustiger was geworden weer richting weg en kropen in de schuur van Derk Steenwijk, die ons daar de volgende morgen ontdekte. We kregen eten en gingen daarna per fiets naar Nieuw Amsterdam waar we onderdak kregen bij Wesseling, onderwijzer. We zaten overdag in een slaapkamer boven en konden eerst te voorschijn komen als de kinderen naar bed waren. We bleven bij Wesseling tot de bevrijding. Toen gingen we naar Eisen. Omdat het westen nog niet was bevrijd, konden we nog niet naar huis”.
Henk vertelde: “ik kon met een melktankauto mee naar Utrecht en deed dat ook, maar ik had nog best bij de familie Eisen willen blijven”.
(Henk Maijer begon na de oorlog in Utrecht een winkel in dieren en dierbenodigdheden en staat op diverse markten.
Bram van Monsjou werd vertegenwoordiger bij Halbertsma, Grouw en woonde o.a. in Grouw, België, Bergum. In november 1987 woonde hij als gepensioneerde in Veenendaal.)
Jantje Hubert vertelde: “‘s nachts kwam Grietje met nog iemand bij ons aan het raam kloppen om te vragen of Christien ook bij ons was. De volgende morgen zagen we Henk en Bram op de fiets voor ons huis langs gaan richting Nieuw Amsterdam.”
Jan werd op 14 maart 1945, met de laatste groep gevangenen die naar Duitsland ging, op transport gesteld.
In 1986 hoorde ik van Gre dat in Emmen iemand woont die met Jan naar Duitsland is gegaan.
Onmiddellijk heb ik contact met hem opgenomen. Gegevens voor het vervolg van deze beschrijving zijn afkomstig van Willem Hadders, onder nummer 12 genoemd in (bijgaand) landwachtrapport.
Willem Hadders vertelde:
“Half maart gingen 24 - 30 mensen uit het Huis van Bewaring uit Assen via Groningen, Nieuwe Schans, Oldenburg, Bremen naar Neuengamme (ten zuiden van Hamburg). ‘s Morgens werden we uit de cellen gehaald en verzameld in 1 of 2 grote cellen. ‘s Avonds werden we aan elkaar gebonden met naar ik meen nijlon parachutekoorden en in het donker naar het station gebracht. Wellicht was de duisternis een gelegenheid geweest om te vluchten maar niemand durfde dat. Er liep veel S.S. bij. ‘s Nachts reden we naar Groningen. Een hele dag stonden we daar. Daar werd de trein gekoppeld aan een trein met, naar men zegt ongeveer 500 gevangenen uit kamp Amersfoort. Voorts kwamen er nog 25 á 30 gevangenen uit het huis van bewaring in Groningen bij.
Twee dagen later vertrokken wij richting Duitse grens (dat was op 16 maart 1945) en kwamen via Oldenburg en Bremen op 18 maart 1945 in kamp Neuengamme. Daar werden we bijzonder slecht ontvangen. Het ergste voor een mens is om hem z’n persoonlijkheid te ontnemen en dat gebeurt in een concentratiekamp. Je wordt er binnengebracht en je moet je kleren uitdoen, ringen afgeven, alles wat je maar hebt. Alles waarvan ze denken dat er iets in verstopt kan zijn, wordt nagekeken. Je wordt volledig onthaard. Je loopt langs tafels waarachter gevangenen zitten, die oude kleren afgeven. De maat wordt geschat. Je hebt geen naam meer, je krijgt een nummer. Jan zal een nummer gehad hebben tussen 77110 en 77140. Je bent ook niet meer bekend onder je naam. Wanneer je, je moet melden, doe je dat met je nummer. Dit vond ik een van de ergste dingen, die je kan overkomen. Toen ik later mijn eigen naam weer kon gebruiken, vond ik dat geweldig. Dit was na de bevrijding. Neuengamme was een enorm groot kamp. Ik denk dat er enige duizenden zaten toen wij er kwamen. Wij droegen een rode driehoek als politieke gevangenen. Zo waren er meerdere kleuren; o.a. rose voor homo’s en zwarte voor zwarthandelaren. De kapo’s waren meest Duitsers; dat waren de opzichters die de dagelijkse leiding hadden. De bewaking was in handen van de S.S. De bedoeling was om in de kampen te werken. In Neuengamme werd gewerkt in de “Klinkerwerke”, een steenfabriek. Wij zijn daar niet aan het werk geweest. Wij kwamen er half maart 1945 en het werd toen al moeilijk om ieder aan het werk te houden. Er is ontzettend geleden in Neuengamme. Het was een vernietigingskamp.
Gedenkteken concentratiekamp Neuengamme
Toen wij er kwamen waren er ook nog mensen uit Putten. De meesten van hen waren toen al zo slecht dat ze niet meer te redden waren. Jan heb ik tot z’n dood meegemaakt.
Wij dachten: “slechter dan in de gevangenis zitten, kan niet”. Wanneer je echter in het donker in een dergelijk kamp aankomt en je wordt de trein uitgeslagen dan weet je niet wat je overkomt. Het is luguber. Je kunt je niet verweren, je bent machteloos. Neuengamme was voor ons een slecht kamp. Er was geen ruimte voor ons. Er lag wat stro op de vloer en er werd net zo lang geslagen tot iedereen lag. Dat betekende dat, wanneer je er ‘s nachts uit moest, je er niet meer tussen kwam. Er lagen zo’n 20 mensen op een rij, je omdraaien kon niet, op de rug liggen kon ook niet. Een paar dagen later kwam je op een kribbe. In het documentatiecentrum in Neuengamme staat nog een originele kribbe. Het waren één— persoons kribben, maar je lag er soms met z’n drieën op. Het eten was bijzonder slecht. Je had een gestreepte kampmuts op. Daar kreeg je je eten in. Zij noemden het “Pell-kartoffeln”; dat waren in de schil gekookte aardappelen. Daar zaten kiemen aan, strootjes ertussen en die kreeg je in je pet. Dat was nog wat, later werd het nog erger. Of het opzet was of niet, maar we kregen ook visjes uit een grote ton en die waren verschrikkelijk zout. Je moest erg drinken. Het gevolg was dat ieder dysenterie kreeg. Na een dag of tien werden er “vrijwilligers” gevraagd om naar een ander kamp te gaan. Nu ja, “vrijwilligers’
Wij hadden weinig ervaring en dachten: “slechter kan het niet worden”. Wij dachten: “we gaan mee” en Jan was ook bij die groep. Weer in de trein. Naar Porta Westfalica bij Minden. Daar waren ondergrondse vliegtuigfabrieken. Je hebt steeds het idee: “het kan nooit slechter”. Achteraf weet je pas dat het nog slechter kan. We kwamen in de danszaal van een hotel. Daar zijn we maar drie dagen geweest. Ik denk 1, 2 en 3 april. Ik denk dat daar Pasen in viel. Precies weet ik dat niet meer. In die tijd had je daar geen benul van. Er werd toen gezegd dat de Amerikanen al in Bielefeld waren, 30 á 40 kilometer of iets verder daar vandaan. Ze hebben ons toen weer per trein verder vervoerd naar Fallersleben bij Wolfsburg, waar de Volkswagen fabrieken staan. Er werkten gevangenen in die fabrieken, dus was er ook een kamp in de buurt. Van Fallersleben kan ik me maar heel weinig herinneren. Het moet een vrij goed kamp geweest zijn, anders had ik het nog wel geweten. Daar zijn we een week á 10 dagen geweest zonder dat we anders gewerkt hebben dan wat in de tuin. Jan was in die tijd nog goed.
De Amerikanen waren toen in Hannover.
Ieder werd weer in de trein gestopt en ik kan mij nog herinneren dat we in Fallersleben ieder 5 of 6 sigaretten kregen. Dat was een enorm bezit. Als je een sigaret had, rookte je die op zo ver als je kon. Het laatste stukje hield je vast met een naald of iets dergelijks. We waren er erg zuinig op. Er waren daar ook veel Russische gevangenen. Toen we in het donker bij de Russen in de trein werden gezet, duurde het maar even of wij waren alles kwijt, ook de sigaretten. De reis van Fallersleben naar Wöbbelin heeft ongeveer een week geduurd.
Per dag kregen we een dun sneetje brood. Honger is erg, maar dorst nog veel erger. Ik heb meegemaakt in die trein, dat de mensen hun eigen urine dronken. Die reis heeft ons zo ontzettend afgepeigerd. In die trein zijn er veel gestorven. De trein heeft ook drie dagen stilgestaan, naar ik mij herinner bij Wittenberge, dat is aan de Elbe. Ten slotte kwamen we in Wöbbelin. Dat kamp waren ze nog aan het opbouwen en dus nog niet klaar. Er lag niets op de bodem, je lag gewoon in het zand. Dekens bond je met ijzerdraad vast, anders was je ze de andere morgen kwijt. Ik denk dat er gemiddeld 4000 mensen zaten. Er was één handpomp. Heel weinig te eten. De Russen en Polen probeerden mensen die alleen waren het eten af te halen, hetgeen vaak gelukte.
Naar ik heb gelezen waren er iedere dag 20 á 100 doden. Het lijkt mij aan de hoge kant. Ze werden door gevangenen overgebracht naar het massagraf in het bos achter het kamp. Zelf ben ik nooit mee geweest om te begraven. Omdat er maar één handpomp was op 4000 mensen, had ieder maar enkele seconden om zich iets te wassen. Maar velen kwamen daar helemaal niet aan toe. Verdere sanitaire voorzieningen waren er niet. Het hele kamp lag dan ook onder de poep. Ik weet dat Jan 2 á 3 dagen voor de bevrijding nog leefde. Wel lag hij toen in het “Revier”, een soort hospitaal waar helemaal geen voorzieningen waren, ook geen dokter. Er kropen ook wel gezonde mensen in om even tot rust te komen. Jan was toen al, net als de meesten van ons volkomen uitgeleefd. Zelf was ik nog 80 pond ……….
Jan stierf op 30 april 1945. De bevrijding van het kamp door de Amerikanen kwam op 2 mei 1945. Zijn gevangenennummer was 77.127.
Conce4ntratiekamp “reiherhorst tussen Wöbbelin en Ludwigslust op 2 mei 1945 (foto’s reproducties opnamen van het Amerikaanse leger)
Een barak
De enige pomp
Inwoners van Ludwgslust moesten de graven delven op het voorterrein van het landgoed van de \hertog van Mecklenburg. Hier werden 200, bij de bevrijding van het kamp gevonden lijken begraven. Jan vond hier vermoedelijk zijn laatste rustplaats. (Mogelijk in Hagenow of in Schwerin waar op 8 en 9 mei nog een aantal begraven zijn)
Het slot van de hertog van Mecklenburg met voorterrein en gedenkteken.
Detail gedenkteken.
Gedenksteen langs de weg Ludwigslust – Wöbbelin.
Omstreeks juni 1945 bracht ds. S. Postma het overlijdensbericht bij Grietje.
Gré en Bram fietsten kort daarop naar Meppel om het bericht daar te brengen.
Het overlijdensbericht van Jan bracht een domper op de vreugde van de bevrijding.
In 1977 bezochten Jannie, Marjan, Geralde en ik “Wöbbelin”. In 1986 bezochten Jannie, Geralde en ik “Neuengamme”. In 1987 bezochten Jannie en ik in Vilvoorde, België de heer Victor Malbecq, een overlevende van Wöbbelin. Bij hem zagen we een door het Amerikaanse leger gemaakte film en foto’s van de bevrijding van het kamp. Op een der beelden in de film konden wij zo goed als zeker Jan herkennen, liggend in de deuropening, wellicht van het “Kranken-revier”.
Tot slot een uitspraak van een bekende Schoonebeker n.l. Hendrik Aikes, zonder daarmee oma Eisen iets te kort te willen doen: “als er één op Schoonebeek een lintje heeft verdiend dan is dat wel Mienoa van Geert de Wilp!” en daarmee wordt bedoeld mijn “tante” Eisen.
Hartelijk dank aan hen die mij te woord hebben willen staan.
Gerrit Grooters
Zuiderveldstraat 30
8501 KD JOURE k 1998 bovengenoemde film
tel: 05138 - 12226 in Wobbelin weer bekeken.
Het bleek Jan niet te zijn.
december 1987
Openbaar making niet dan met schriftelijke
toestemming van de schrijver.
Joure, 30 april 1985
Aan de
Raad
van de gemeente Schoonebeek
te
Schoonebeek
Geachte raadsleden,
Reeds jaren loop ik met het plan rond om u te schrijven, maar stelde dit steeds uit omdat ik hoopte dat het initiatief om dit onderwerp aan de orde te stellen uit eigen gemeente zou komen.
Het gaat om het volgende: Iedere keer dat ik van uit de richting Nieuw Amsterdam het dorp Schoonebeek nader zie ik rechts van de weg in de landerijen de boerderij van de fam. Eisen (Europaweg 182) en links van de weg het steeds meer uitbreidende Schoonebeek en combineer dan deze beide zaken tot het onderwerp “straatnaamgeving”.
In genoemde boerderij en op het weggetje er naar toe speelde zich in januari 1945 het drama af dat tot gevolg had dat mijn broer Jan Grooters, die daar op de boerderij van zijn schoonouders ondergedoken zat en de heer Veldwachter de oorlog niet overleefden. Mijn broer ging via Coevorden, Assen, Neuengamme naar het kamp “Reiherhorst” bij Wöbbelin/Ludwigslust en overleed aldaar omstreeks 30 april 1945. De heer Veldwachter werd op 8 maart 1945 bij “Woeste Hoeve” gefusileerd.
Graag geef ik u in overweging om, om zoals in zoveel gemeenten gebeurd is en nog gebeurt, bij het geven van straatnamen te denken aan de mogelijkheid om in de 2e wereldoorlog omgekomen ingezetenen te vernoemen. Wanneer ik “Schoonebeek, de eeuwen door” lees is het aantal slachtoffers uit uw gemeente niet zo groot dat gezegd kan worden “dat daar geen beginnen aan is”.
Hoogachtend,
G. Grooters,
Zuiderveldstraat 30,
8501 KD Joure
GEMEENTE SCHOONEBEEK
Kerkeind 1, 7761 CL Schoonebeek, telefoon 05243-2345
Postadres:
Postbus 2
7760AA Schoonebeek
Aan: de heer G. Grooters,
Zuiderveldstraat 30,
8501 KD JOURE.
Uw kenmerk Uw brief van Ons kenmerk Datum 10 JAN. 1986
392
Onderwerp:
Straatnaam—
geving.
Geachte heer Grooters,
Hierbij delen wij u mede dat wij uw schrijven d.d. 30 april 1985 inzake straatnaamgeving in de gemeente Schoonebeek ter kennis hebben gebracht van de gemeenteraad.
Na overleg met de gemeenteraad zijn wij terzake van uw verzoek tot de volgende bevindingen gekomen.
Reeds enkele jaren geleden heeft de gemeenteraad ertoe besloten bij de straatnaamgeving uitsluitend historische- en veldnamen toe te passen.
Wij menen dat uitgangspunt bij de straatnaamgeving te moeten handhaven. Voordat daartoe werd besloten is er ook nimmer een straat vernoemd naar oorlogsslachtoffers.
Niettemin spreekt uw gedachte om de oorlogsslachtoffers, waarbij het in casu gaat om wijlen uw broer, de heer J. Grooters, te herdenken, ons bijzonder aan.
Wij zullen dan ook te gelegener tijd in overweging nemen om op passende wijze aandacht te besteden aan de herdenking van de oorlogsslachtoffers en de in het verzet omgekomen mensen, die op enigerlei wijze een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de gemeente Schoonebeek. In eerste instantie gaan de gedachten daarbij uit naar het aanbrengen van een plaquette
Wij hopen U hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. Wij willen ons tenslotte verontschuldigen voor de vertraging die er is opgetreden in de beantwoording van uw brief.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Schoonebeek
Afschrift
Landmacht Nederland Emmen, 19 Januari 1945
Gewest III Hoofdstraat 30
3e Bataljon
12e Compagnie
Ik, ondergeteekende, Joh.H.Smit, oud 32 jaar, adres Emmen, Weerdingerstraat 85, L.W. 6103 lid van de landwacht Nederland rapporteer U het volgende:
Op zondag den 7en Januari 1945 werd op voorstel van den Burgemeester van Schoonebeek een inval gedaan ten huize van den landbouwer Eisen door den Compagiescommandant, 3 kaderleden uit Emmen en een patrouille landwacht uit Coevorden. Hier werden aangetroffen de ondergedoken commies der sectie cdt. der O.D., benevens de landbouwerszoon Eisen, welke lid bleek te zijn van de K.P. In deze woning werd naderhand aangetroffen en gearresteerd de ondergedoken hoofdonderwijzer Veldwachter uit Schoonebeek, die verklaarde P.C. der O.D. te zijn. Hij vertelde in contact te staan met Bosman te Nw.Amsterdam en met Ir.Mantel te Coevorden, directeur der R.H.B.S en Kweekschool te Coevorden. Deze was districtscommandant der O.D.
Ir.Mantel werd op Maandagavond 8 - 1 - ’45 te zijnen huize gearresteerd; hij bekende D.C. der O.D. te zijn. De afwikkeling van het onderzoek voor Coevorden werd in handen gesteld van den Sectiecommandant Weimar te Coevorden, die aldaar het onderzoek doorzette. Op bevel van den Compagiescommandant werd te Nw-Amsterdam gearresteerd: Bosman, controleur der R.v.A. Bij Bosman werden enkele dagen van tevoren enkele onderduikers uit het huis gehaald door de Landwacht en wel: C.v.Wieren uit Nw-Amsterdam en Roelink uit Assen. Bosman verklaarde sectiecdt. der O.D. te zijn. Zijn plaatselijke chef was W. Emmens te Nw-Adam, beschuitenbakker, die gearresteerd werd. Hij bekende P.C. te zijn, verder werden ter zijnen huize gearresteerd zijn broer, de ondergedoken Belastingambtenaar G. Emmens uit Anna - Paulowna.
W. Emmens verklaarde in betrekking te staan met wachtmeester der Marechaussee OORLOG te Veenoord en met wachtmeester der Marechaussee Bogaard, beiden groepscommandant der O.D. te Nieuw-Amsterdam. Beiden werden gearresteerd.
Bosman verklaarde dat in Emmen als Districtscommandant fungeerde een zekere Lange. Bij nadere ondervraging bleek deze te zijn ambtenaar der Prijsbeheersching, Rottgers te Emmen, die inmiddels reeds was ondergedoken. Verder werd in verband met zijn mededeelingen gearresteerd van Bruggen Jr. te Emmen, die als koerier fungeerde. Daarna werd gearresteerd de vrouw van Rottgers, die bekende op de hoogte te zijn met de organisatie en plannen der O.D., en bekende te weten, wie wapens en munitie had vervoerd. Hierop werden gearresteerd: Vrieling te Emmen, de Grint, die de wapens had vervoerd van Hoogeveen naar Zuid-Barge; verder de gebroeders Harderste Zuid-Barge, landbouwers, vervoerders en opslaghouders der wapens en munitie en springstoffen.
Mevrouw Rottgers vertelde dat de wapens en munitie ook een poos waren opgeborgen geweest bij de Hervormde Kapel te Emmen. De koster der Kapel de Lange, Sleutelstraat Emmen, zou daarvoor toestemming hebben gegeven. Hij werd daarop gearresteerd. Volgens verklaring van Mevr. Rottgers stond haar man ook in verbinding met den gemeenteambtenaar Zwinderman te Sleen; deze werd gearresteerd en legde een volledige verklaring af. Hij was P.C. in Sleen.
Zwinderman beweerde, dat de wachtmeester der marechaussee Koopmans te Sleen door hem volledig was ingelicht over de plannen der O.D. Deze werd daarop gearresteerd. Verder vertelde Mevr. Rottgers dat haar man in Borger in verbinding stond met Geertsema dierenarts en Egbers (smid) beiden te Borger. Dezen werden gearresteerd. Ten huize van Geertsema was ook aanwezig de assistent-dierenarts Holzmuller, vermoedelijk onderduiker; deze werd ook medegenomen.
In Exlo had Rottgers contact met den gemeente-architect Schoenmaker. Toen deze gearresteerd zou worden bleek dit reeds gedaan te zijn door de Grenzschutze te Borger. Redenen hiervoor zijn mij niet bekend. Ik heb den Sturmscharrfuhrer Weber der S.D. te Assen over dezen persoon ingelicht.
Ten gevolge van de bekentenissen van Mevr. Rottgers. Frieling en de gebroeders Harders werden in de landerijen van gebr. Harders gevonden een partij wapens munitie en springstoffen, enz.
In Coevorden werden de sectiecdt. en zijn landwachters gearresteerd de navolgende medewerkers van Ir.Mantel (D.C.) te Coevorden:
Lambers, leeraar R.H.B.S. te Coevorden (Ausbilder),
Koning, boekhouder te Coevorden (wnd. D.C), tevens organisator wapenvoorraad
van der Veen met 3 zoons te Coevorden (koeriers en spionnage),
gebroeders Hartenbrink bij Coevorden (Nieuwe Krim en Vossebelt), sectiecommandanten en opslaghouders wapenvoorraad,
H.Zwiers te Coevorden (berichtendienst), in beide plaatsen werden wapens, munitie enz. gevonden
Bij de boerderij van Teimsena (of Teinsema), landbouwer te Klooster bij Coevorden worden op aanwijzing van Koning een partij wapens, munitie en springstoffen gevonden.
Volgens Frieling te Emmen had hij de wapens ontvangen bij Otto Zomer, landbouwer te Hollandsche Veld.
Ik wilde hier een inval doen, maar de Sturmscharfuhrer Weber der S.D. zou dit zelf afwerken. Rottgers kwam in Hoogeveen bij bakker Eikelenboom. Dan werd de terrorist Kastein gewaarschuwd en hadden beiden bij bakker Eikelenboom hun bespreking. Deze melding heb ik doorgegeven aan Sturmscharfuhrer Weber der S.D. te Assen, die dit geval zou afwerken.
Bij zijn onderzoeking bleek den sectiecdt. Weimar te Coevorden eveneens dat de wapens afkomstig waren uit Hollandscheveld. Tesamen met den Obersturmfuhrer Hoogendam der Waffen-SS te Hollandscheveld, met wien hij samenwerkte in de wapenvondat te Klooster, arresteerde hij daarop in Hollandscheveld OTTO ZOOMER, tesamen met diens broer Frederik Zoomer en het dienstmeisje van den ondergedoken Rieks Zoomer.
Sectiecdt. Weimar en Hoogendam waren ook op het spoor gekomen van bakker Eikelenboom en Kastelein. Toen zij een inval wilden doen, bleek daar reeds aanwezig te zijn Sturmfuhrer Weber met zijn mannen, die op grond van mijn inlichtingen daar gekomen waren.
Overgegeven aan de Sicherheitspolitzei de navolgende gevangenen: leden en medewerkers der O.D.:
1e : Veldwachter P.C. te Oud-Schoonebeek,
2e : Grooters, sectiecdt. der O.D. Oud-Schoonebeek,
3e : Eisen lid der K.P. te Oud-Schoonebeek,
4e : Bosman, sectiecdt. te Nieuw-Amsterdam,
5e : Ir.Mantel Districts-cdt. te Coevorden,
6e : W.Emmens P.C. te Nieuw-Amsterdam,
7e : Oorlog lid der O.D. te Nieuw-Amsterdam,
8e : Bogaard lid der O.D. te Nieuw-Amsterdam,
9e : van Bruggen, Jr. koerier O.D. te Emmen, Boslaan,
10e : Mevr. Rottgers Emmen (niet aangesloten)
11e : Frieling te Emmen, vervoerder van wapens en munitie
12e : W.Hadders Zuidbarge ) opslaghouders der
13e : H Hadders Zuidbarge ) wapens en munitie,
14e : de Lange, koster der Kapel te Emmen,
15e : Zwinderman, P.C. te Sleen,
16e : Koopmans te Sleen,
17e : Geertsema lid der O.D. te Borger,
18e : Egbers lid der O.D. te Borger ? Zeer waarschijnlijk doet ook zijn broer mee, deze werkt bij de 0.T.,
19e : Lambers te Coevorden, lid der O.D. springstoffenspecialist, leeraar R.H.B.S.
20e : van der Veen te Coevorden,
21e : “ “ “ “ “
22e : “ “ “ “ “
23e : “ “ “ “ “ 24e : H. Zwiers te Coevorden lid der O.D.,
25e : Koning, waarnemend districtscdt. en organisator wapenvoorraad,
26e : Hartenbrink, lid der O.D., ) sectiecdt. en opslaghouders
27e : Hartenbrink, “ “ “ ) en wapenvoorraad,
28e : Otto Zomer te Hollandscheveld, opslaghouder wapenvoorraad voor Zuid-Drenthe,
29e: Frederik Zomer te Hollandscheveld,
30e: dienstmeisje van Rieks Zomer te Holl.Veld.
Gearresteerd zijn de volgende onderduikers:
31e : van Wieren te Nieuw-Amsterdam,
32e : Roelink te Assen,
33e : G.Emmens te Anna-Paulowna,
34e : Holzmuller te Borger,
Allen overgegeven aan de S.D. te Assen.
Snel en vlug wisten zich aan de arrestaties te onttrekken:
Boeien, kommies te Nw.A’dam,
Huisman, leeraar tuinbouwschool te Nw.A’dam sectiecdt.,
van Ekelenburg, godsdienstonderwijzer Nw.A’dam,
Lugtenberg te Nw.A’dam, (tjerk Riks) (naam niet duidelijk leesbaar) lid der K.P. afkomstig uit Vlagtwedde (bekend terrorist),
Jan Hadders, Zuid-Barge opslaghouder wapens,
Klein, winkelier te Emmen, de Grint, plaatsvervangend districtscdt., Rottgers, Weerd.straat te Emmen, districtscommandant O.D.,
Enter (naam onduidelijk) reiziger, Zuiderstraat te Emmen,
Prins, landbouwer te Exoermond, P.C. der O.D., deze was reeds eerder ondergedoken,
Hofkamp, Distributieleider te Oud-Schoonebeek, vermoedelijk verblijf houdend te Groningen,
Masselink, waarnemend Gemeentesecretaris te Schoonebeek, sectiecdt. O.D., Loman, landbouwer te Schoonoord, sectiecdt. O.D. deze was reeds eerder ondergedoken,
Gebroeders Dening te Diphoorn (gem. Sleen) landbouwers, sectiecommandanten.
Een dezer Dening’s werkt bij de S.D. te Assen.
Pauw te Zweelo, P.C. der O.D. landbouwer,
Teimsema te Klooster bij Coevorden, landbouwer, opslaghouder van wapens en munitie en springstoffen.
de Hoofdonderwijzer van Erm (gem.Sleen)
hier werden radiotoestellen in beslag genomen. Deze toestellen zijn aan de S.D. overgegeven.
Aan de Stormscharfuhrer Weber had ik bericht gegeven, dat de Opperwachtmeester der Politie van der Sluis in Schoonoord, regelmatig contact had met de ondergedoken O.D.man Loman in Schoonoord. Op bevel der S.D. is deze door Opperschaarleider Lammerts van Assen gearresteerd.
Hiervan is door mij dit rapport naar waarheid opgemaakt.
E m m e n, 28 Januari 1945
De Compagniescommandant,
w.g. Joh.H.Smit,
L.w. Hoofdschaarleider.
De eerste en de laatste doktersverklaring voor Hendrik om de twee maanden verzocht Hendrik de burgemeester van Meppel hem ziekteverlof te verlenen.
Alleen de eerste verklaring is van de dokter uit Schoonebeek. Om het spoor niet naar Schoonebeek te leiden werd daarna een dokter in Emmen verzocht de verklaring af te geven.
Het laatste briefje voor Hendrik van de gemeente Meppel. Als 12-jarige bracht ik het van Meppel naar den Ham (O). Het was de enige mogelijkheid omdat ik een jongensfietsje had. Die werden niet gevorderd. Na veel gezeur “dat ik het wel kon brengen” liet Moeder me gaan.
Het briefje had ik zo goed verstopt dat ik het niet weer kon vinden, bij aankomst in Den Ham. “Kleed je maar uit, ik moet het hebben!” zei Hendrik. Het briefje werd gevonden. De volgende dag bracht oom Jan me tot Balkbrug. Bij Ommen moesten ieder in een “één-mansgat” langs de weg kruipen omdat vlieghuigen een aanval deden op (vermoedelijk) kamp Erica of een trein.
Ex-burgemeester van Schoonebeek voor het Bijzonder Gerechtshof
15 jaar gevangenisstraf geëist
Voor het Bijzonder Gerechtste Assen stond gisteren terecht de 47-jarlge voormalige burgemeester van de gemeente Schoonebeek, Hendrik Marinus Verbeek te Oud-Schoonebeek. Hem werd een lange lijst van Wandaden, begaan tijdens de bezetting, ten laste gelegd.
De verdachte maakte een welverzorgde indruk.
Verbeek was in 1937 op de secrtarie van Rossum (Gld) werkzaam en huwde in ‘38 met een Oostenrijkse vrouw. Het jaar daarop werd hij gemeente-secretaris van de gemeente Veen (Gld.) en was daar nog toen de Duitsers ons land binnenvielen. In 1941 sloot hij zich aan bij de “Beweging”, maar hij werd door zijn soortgenoten niet als een “echte kameraad” beschouwd.
Bij het getuigenverhoor kwamen allereerst voor de landbouwer J.G. Ahlers uit Oud-Schoonebeek Ahlers verleende aan de jood Bamberg onderdak, en dit was schijnbaar de nieuwe burgemeester ter ore gekomen. Het was op een dag in ‘43 dat Ahlers met een bezoek vereerd werd van enige landwachters en Verbeek. Gelukkig was Bamberg, niet thuis. De landwachters deden huiszoeking maar vonden niets. Verbeek oordeelde het nuttig om op te merken dat Ahlers opgehangen zou worden, als hij bekende dat hij ‘een Jood thuis had.
Verbeek ontkende dit ooit gezegd te hebben. De landwachters verdwenen weer, maar veertien dagen daarna werd Ahlers toch gearresteerd. De verdachte voerde aan dat Ahlers toen gearresteerd was wegens het slachten van een koe. De buurman van Ahlers, de landbouwer Ambergen werd in dezelfde tijd door Verbeek bedreigd met doodschieten als hij niet mededeelde of er een Jood bij Ahlers was.
Mishandeling
De landbouwer J.G. Koers te Oud-Schoonebeek, bij wie gebr. Ringenaldus uit Assen waren ondergedoken, werd in een nacht in het jaar 1945 verrast door de komst van den burgemeester met zijn trawanten. De onderduikers werden op bed gevonden. In het bijzijn van Verbeek werden de beide jongens op vreselijke wijze mishandeld.
Pres.: En zei de verdachte niet, je moet ophouden met dat slaan.
Get. Koers: Neen mijnheer, hij stond er naar te kijken maar zei niets.
De verdachte zei dat hij het niet gezien had dat er geslagen werd.
Pres.: Als wij u zouden geloven, dan legden alle getuigen een mijneed af.
Het gepensionneerde schoolhoofd de heer E.W. Lubbers, die tevens wethouder in Schoonebeek was geweest, had geen last van de verdachte gehad.
Dan werd het gedeelte uit de dagvaarding behandeld, dat aan twee inwoners van Schoonebeek het leven had gekost. Deze beide goede Nederlanders, het hoofd van de school, de heer Veldwachter en de heer Grooters, hadden zich onttrokken aan werkzaamheden voor de Duitsers en waren ondergedoken bij een zwager van Grooters, de heer G. Eisen. In het begin van 1945 werd bij Eisen en huiszoeking verricht, weer door de landwacht. In gezelschap van den burgemeester. Grooters, die ziek te bed lag, moest zich aankleden en moest mee. Op dat moment vervoegde Veldwachter zich ook weer op zijn onderduikadres met het gevolg, dat hij in de val liep.
Alle drie mannen werden meegenomen en aan de Duitsers overgeleverd. Grooters en Eisen werden naar een Duits concentratiekamp gezonden. Waar van Grooters niet terugkeerde. Veldwachter, die tevens beschuldigd werd van illegaal werk, werd door de Duitsers op de Woeste-Hoeve vermoord.
Van de beide weduwen van de slachtoffers verklaarde mevr. Veldwachter-Roodenberg, dat de burgemeester haar zijn spijt betuigd had, dat hij haar man had moeten laten arresteren, toen hij zich aan het huis van Eisen vervoegde.
De getuige A. Masselink, secretarie ambtenaar te Schoonebeek verhaalde dan hoe hij enige dagen na de arrestatie van Veldwachter op de kamer van den burgemeester ontboden was. Verbeek voegde hem toe: je bent mijn arrestant. Op de vraag van hem, waarom, had Verbeek geantwoord, dat zal wel in verband staan met het geval Veldwachter. De verdachte belde toen zijn woonhuis op en de getuige hoorde hem zeggen ,,laat ze maar komen Dina”. Even later verschenen een paar landwachters en namen hem van den burgemeester over. Masselink zag tot zijn geluk tijdens het vervoer kans te ontvluchten en dook onder.
De advocaat-fiscaal, mr. Louët Feisser, noemde het een zeer ernstig geval en vorderde 15 jaar gevangenisstraf met aftrek, ontzetting uit het recht ambten te bekleden voor het leven en ontzetting uit de kiesrechten voor het leven.
De raadsman, Jhr. mr. Alting van Geusau te Assen vroeg voor zijn cliënt een psychiatrisch onderzoek.
IN MEMORIAM
NEDERLANDSE OORLOGSSLACHTOFFERS
34
Groenewoud, Adrianus 11-11-1924 Oud Beijerland 28-2-1944 Neuengamme
Groh, Henry Pieter 10-6-1918 ‘s-Gravenhage 4-3-1943 Neuengamme
Gronden van der, Gerrit Jan 13-12-1895 Dordrecht 2-1-1943 Neuengaznme
Gronloli, Johan Wilhelm 11-11-1907 Amsterdam 3-5-1945 Duitsland *
Groot; Simon 17-11-1909 Amsterdam 15-2-1945 Neuengamme
Groot de, Andreas Christiaan 6-9-1922 Nieuwer Amstel 3-5-1945 Kdo Neustadt
Groot de, Arie 29-7-1925 Arnhem 1-2-1945 Neuengamme
Groot de, Gerrit Klaas 25-1-1924 Norg 3-5-1945 Kdo Neustadt
Groot de, Gijsbert 20-1-1922 Meekerk 1-12-1944 Husum
Groot de, Hendrik Hugo 28-4-1920 ‘s-Gravenhage 15-4-1945 Kdo Sandbostel
Groot de, Jan Johan 2-1-1920 Deventer 10-2-1945 Neuengamme
Groot de, Lambertus 29-8-1891 Utrecht 23-12-1944 Neuengamme
Groote, Jan 1-10-1906 Emmen 3-5-1945 Kdo Neustadt
Grooters, Jan 7-11-1914 Almelo 30-4-1945 Kdo Wöbbelin
Grosfeld, Joseph Petrus 15-8-1921 Venlo 20-2-1945 Neuengamme
Grotenhuis, Hendrikus Paulus 15-4-1900 Putten 7-1-1945 Neuengamme
Gruijl de, Cornelis 3-9-1924 Rotterdam 3-5-1945 Duitsland *