De overweIdiging in ‘40

 HET KOMPAS

De overweIdiging in ‘40
De doorbraak aan den IJsel bij Doesburg Vuurpijlen Grensincident bij Venlo Duitsche vliegtuigen in April al boven onze linies Hoe onze dappere Commandant sneuvelde
DOOR RES. 1e LUITENANT W. F. R. A. VAN VRIJALDENHOVEN

 De zénuwen met die dingen!, zei onze Compies-commandant, toen dien avond weer voor de zooveelste maal lichtpijlen werden afgevuurd. Ze maakten iemand en iedereen nerveus. De kranten hadden er vol van gestaan en in de Kamer was er zelfs over geïnterpelleerd. Was het een grap? Spionnage? Verraad? Verscheidene waren er al in onze omgeving afgeschoten zonder dat we achter daders of bijzonderheden van feiten hadden kunnen komen.
Ze werden op liet laatst irriteerend. Nachten heb ik op den loer gelegen en met het kompas op de schipbrug van Doesburg gestaan om de richting op te meten: altijd werden ze weer vanuit den zelfden hoek omhoog gevuurd. Maar nooit hebben we iemand kunnen grijpen.
Ik weet, dat de Bataljons - commandant heg en steg in de betrokken nachten heeft afgekruist, niets en niemand vond en tenslotte haast zijn eigen chauffeur ging wantrouwen. De officier van Justitie is er zelfs voor op ons bureau geweest, maar nooit is het raadsel van de vuurpijlen, vlak voor de duitsche overweldiging, opgelost. Ik vermeld het curiositeitshalve. Men voelt eenig verband zonder iets te kunnen bewijzen.

Voorlooper van het incident Venlo?
Een ander voorval, dat weliswaar niet direct met den inval in onze omgeving te maken had, maar dat waarschijnlijk van internationale beteekenis is geweest, kwam eveneens in dien tijd aan de orde, toen een pienter officier in de gaten kreeg, dat er buitenlanders in een café in het naburige Brummen bijeen waren en dat daar ook een nederlandsche officier bij tegenwoordig was.

Majoor Schillemans, onze bataljons commandant, trok er zelf onmiddellijk op uit en overviel het gezelschap. De officier bleek een kapitein van de Generale Staf te zijn, maar hij had bepaalde papieren bij zich, die zijn aanwezigheid moesten verklaren.
De majoor noteerde in elk geval hun namen en gaf een uitvoerig rapport aan zijn superieuren door, waarover nimmer meer iets werd vernomen. 
Eerst bij het bekende Venlo - grensincident werd de sluier van dit samenzijn een weinig opgelicht: het was dezelfde officier en waarschijnlijk een deel van hetzelfde gezelschap uit Brummen, dat daar door de Duitsche Gestapo over de grens werd getrokken en over welk incident de Duitsche en verduitschte pers later zoo hevig te keer is gegaan.
En men zal zich herinneren, dat minister Van Kleffens hierbij beschuldigd werd te hebben meegewerkt aan een plan tot opruiming van Hitler en zijn trawanten….

Boven onze stellingen

Het derde geval is wellicht Let meest teekenend voor een volk, dat de mond vol had over grensschendingen en het misbruik maken van kleine volken en minderheden.
Het betrof hier het overvliegen van onze stellingen door twee duitsche toestellen op 14 April, een kleine maand voor de overweldiging.
Een zeldzamer staaltje van brutale grensschending en openlijke spionnage heb ik nooit meegemaakt: de beide toestellen vlogen op een hoogte van 30 á  40 meter. Een zeilde loodrecht boven onze stellingen en de ander over den IJssel.
Het was den heeren onmogelijk ons duidelijker te demonstreeren, dat ze foto’s kwamen nemen dan in dit geval. Het gebeurde echter zoo snel, dat tijd voor ingrijpen voorbij was nog véér je een vloek van verbazing bad kunnen spuien. Even ten zuiden van Doesburg zwaaiden ze in oostelijke richting af, Duitschland in. Dit wat de preludia betreft, die zich voor den 10den Mei 1940 in en boven ons vak afspeelden.

Alarm
De spanning die de voorafgaande dagen wat afgenomen was, werd Donderdagavond 9 Mei ineens weer belangrijk opgevoerd, toen officieren en kader op de commandopost ontboden werden, waarde Compies - commandant er ons in allen ernst op attent maakte, dat aan de grens duitsche auto’s gesignaleerd waren, die over de moterkap oranjekleurige driehoeken hadden - later bleken deze geel te zijn – herkennings teekens voor hun eigen vliegers.

Hoogste waakzaamheid was noodzakelijk en bovendien moest dien zefden avond nog een extra controle plaats hebben op het dragen van de herkenningsplaatjes bij kader en manschappen. Scherper kon de toestand al niet geschetst worden. Sommigen waren een weinig nerveus, maar allen bleven rustig, men begreep, dat het gevaar dichter dan ooit aan de grensingangen loerde.
Met deze overtuiging verdwenen officieren en kader in den avond naar hun IJsellinie…
De verdediging van den IJsel rond Doesburg! Practisch kwam het er op neer, dat slechts één gietstalen koepel van de reeks kazematten de van zeer strategisch gewicht zijnde rivierovergang – de schipbrug - bestreek, en wel de koepel 68G, die aan de westelijke oever rechts van de brug lag. Tusschen den toegangsweg en deze koepel stond nog een stuk 6-veld opgesteld, maar dat was dan ook alles, want de kazemat aan de linkeroever 69G schoot maar één richting uit en namelijk niet op de brug, doch in noord-oostelijke richting, dus precies den anderen kant op.
Zuidelijk van 68 lag koepel 67, die ook den anderen kant heen vuurde, namelijk op het havenhoofd van het stadje en dan volgde een spinnekop, die wel vuur op de brug kon leggen maar met haar lichte mitrailleur niet voldoende vuurkracht kon ontwikkelen. Verderop lagen nog meer kazematten, evenals ten noorden van de schipbrug, waar 70B op de brug georiënteerd was, maar door den afstand - pim. 700 meter - met haar lichte mitrailleur weinig effect zou kunnen sorteeren. De opstelling der kazematten werd echter niet door onze staf uitgezocht.
Van belang is het nog te weten, dat de westelijke toegangsweg tot de brug - de weg Dieren-Doesburg - nog twee bruggen kent: de Driekoningenbrug, die over een dood water ligt en de Cebenterbrug over de zgn. Dierensche Hank, een oude IJselarm.
Toen de aanval der duitschers kwam was de C.p. tussehen deze beide bruggen in gevestigd en wel in de barak der politietroepen, wier kwartier dit was.
Dien Donderdagavond zaten in elke kazemat twee man bij de automatische wapenen, welke uit lichte en zware mitrailleurs bestonden, terwijl de opdracht nog gold, dat het van 3 – 5  ‘s nachts ,,volledig” was.

De nacht in

Zoo ging de nacht in. Weliswaar wist geen mensch toen nog wat er boven ons hoofd hing, maar toch was er dat onbestemde gevoel, dat er wat gebeuren ging. De kapitein moet dat nog beviger gevoeld hebben.
- Ik ga vroeg slapen had hij gezegd, je kunt niet weten.
Om 3 uur moest hij er toch weer uit, wanneer de toestand ,,volledig” gold.
Ik betrok als plaatsvervangend C.C. met den sergeant der militaire politietroepen Brandsma de wacht op den commandopost; den anderen morgen zouden wij kunnen slapen. Dat was tenminste de bedoeling. Het was stil in de barak. Af en toe gingen we om beurten eens naar buiten om wat frissche lucht op te doen, maar het was nog al koud, en spoedig zaten we dan weer aan onze bureaux. Zoo tikte de klok de minuten weg. Plotseling - het zal tegen twaalven geweest zijn, hoorden we zware ontploffingen en op hetzelfde moment keken we elkaar in de oogen met een prikkeling om het hart. Tóch? We wachtten. Het geluid kwam van een behoorlijken afstand, maar in den nacht dringt dat scherper en voller door.

Ging het gebeuren?
We raakten aan het gissen en fantaseeren. Zou het de Westwal zijn? Het neerlaten of opblazen van versperringen? Er bleef wat spanning hangen. Ieder geluidje, dat de haast roerlooze en angstige stilte van den nacht verstomde, deed onze aandacht weer opveren en de ooren als een hond spitsen.
- Zuiver is het vast niet, luit!, zei sergeant Brandsma.
Een half uur later belde de bataljons commandant uit Bummen op. Het rinkelen der telefoon ratelde als een alarmschel door het stille bureau. Ik nam de hoorn op en voelde bij intuïtie dat het wat met de zaak te maken had. M’n gevoelens waren juist, want de schepen, die aan den oostelijken oever van den IJsel lagen moesten oogenblikkelijk versleept worden uit de omgeving van schipbrug en stad naar den westelijken oever. ‘t Was al gebeurd, maar toch maakte het de zaak bedenkelijker, wanneer men die in het verband van alle groote en kleine gebeurtenisen der laatste twee dagen bezag. Ik gaf de order door aan den segeant majoor van de politie troepen Duinkerken, die het bevel met de bakenmeester van Doesburg onmiddellijk uitvoerde.

Even voor drieen – dan ging de toestand “volledig” weer automatisch in – kwam de kapitein het bureau op. Hij zag er monter uit.

  • Ik zal je zaak maar weer overnemen en meneer v. V., zei hij, dan, kunt u naar uw vak gaan. Ik salueerde en rapporteerde de gebeurtenissen van de afgeloopen uren. Toen ik weg wou gaan riep de kapitein mij nog even terug.
    - Als er wat mocht gebeuren, wil je dan meteen een oogje op het rechter vak naast je houden? vroeg hij bijna half nonchalant.
    Ik keek even verwonderd op en realiseerde zijn bedoelingen, trachtte dit althans te doen. Ik overwoog in een gedachten flits, dat hij maar op één ding had kunnen zinspelen, maar het paste mij niet er nader naar te vragen. Ik groette en liep den schemerigen nacht in op mijn vak aan, dat zich uitstrekte van de schipbrug tot en met kazemat 64.
    Ik herinner mij dat het een prachtige nacht was. Ik was in een wat romantische stemming, want ik was precies negen dagen getrouwd, en dan komt men ondanks alles nog op den vooravond van een oorlog onder de bekoring van pinkelende sterren en een maan, die door de toppen van wat schrale dijk boomen drijft, Het was niet stik-donker, integendeel, het was een nacht zooals je een vollemaan-avond in verduisteringstijd kende: zacht en week. En ik herinner me nog hoe de contouren van het oude vestingstadje Doesburg vrij aardig te onderkennen waren. Ik wees er sergeant Brandsma op, die mij vergezelde en wiens plaats op de schipbrug was. Het was ook hem opgevallen hoe sereen deze nacht was, ondanks de spanning die ons beiden bezig hield.
    De toren van de oude stad liet drie slagen over de verweerde daken vallen, toen wij bij de brug waren, waar men nog ijverig bezig was met de controle der wapenen. Overal waren de jongens op hun post, en het was of zij mijn onbestemde spanning over ongewisse dingen deelden: er lag ernst op hun gezichten.

Vliegmachines

Het moet tegen half vier geweest zijn, want de lichte schemering, waarin ik naar de stellingen gegaan was, was opgetrokken en het eerste prille morgenlicht lag over den IJsel.
- Ik hoor vliegmachines! zei er een.
Men luisterde. Ja, het was duidelijk te hooren. En het was er méér dan een! De jongens kropen uit de putten en kazematten en al gauw zag men hoe heele eskaders vliegtuigen van oostelijke naar westelijke richting vlogen. Het was meer ten zuiden van onze stellingen.
Men vroeg zich af, wat dit te beteekenen had en men wist het al gauw: ‘n raid op Engeland en een brutale schending van onze neutraliteit. En zoo onbeschoft laag als die dingen durfden te vliegen!
Opeens blafte geschut. De jongens keken elkaar al veel beteekenend aan. Nieuwe, zware ontploffingen waren te hooren en ik merkte, dat de troep onrustig werd.
Om 4.20 vloog opeens de schipbrug aan splinters. Met een geweldige slag ging het uitvaarbare gedeelte de lucht in, of liever gezegd: het water in, want de springlading was onder in de pontons aangebracht.
Om 4.15 had de wachtcommandant van den Cp. het bevel ,,vernielen” gekregen met de mededeeling, dat de Duitschers de grens overschreden hadden.
De teerling was nu ,,officieel” geworpen. De moffen kwamen Nederland binnen en dus ook op Doesburg aan. -
Ik zat juist bij de troepen verder langs den IJsel, toen de brug ging en ik haastte mij als commandant van het betrokken vak naar de brug om er poolshoogte te nemen. Intusschen begonnen pioniers landmijnen te leggen om het W. bruggehoofd. (Wordt vervolgd)

 

www.oud-schoonebeek.nl