Het verzet in Drenthe
Hoogeveense courant vrijdag 22 januari 2010
Woede en ‘recht op wraak’ bij liquidaties door verzet.
Door Lammert Huizing
'Mag ik zonder vorm van proces iemand liquideren? Hoe erg moet iemand mij benadelen voordat ik hem, uit de weg mag ruimen?' In de oorlog kregen verzetsmensen met vragen als deze te maken. Het werd nog moeilijker voor hen om te beslissen als de Duitse bezetter op een liquidatie reageerde met vergeldingsacties, die het leven kostten aan veel onschuldige burgers. Het gaat hier om een schemergebied tussen recht en wraak. Meer dan 500 mensen zijn in de oorlog door het verzet omgebracht. Militairen en bestuurders werden weloverwogen geliquideerd omdat ze een gevaar vormden voor hun omgeving. Collaborateurs, onbetrouwbare verzetsmensen en gevaarlijke onderduikers vormden ook een doelwit.
Anderen vielen om dubieuze redenen en zelfs misverstanden. Bij een aantal slachtoffers was woede en wraak het voornaamste motief.
Jack Kooistra, bekend verzamelaar van feiten en jager op oorlogsmisdadigers, beschrijft in zijn boek 'Recht op wraak' de achtergronden en de soms verschrikkelijke gevolgen. Ruim tweeënhalf jaar duurde zijn speurtocht naar namen en feiten.
Het juiste aantal liquidaties is niet bekend omdat er in de archieven teveel hiaten zijn. Hij is de eerste die uitvoerig studie heeft gemaakt van dit onderwerp dat tot heel lang na de oorlog bijna taboe was. Hierna een korte weergave van gevallen, die zich in onze omgeving afspeelden en soms te maken hadden met het verzet in Hoogeveen.
Onhandelbare dominee
Kooistra vertelt over de gewezen predikant Jacques Louis Brinkerink, die ontslagen werd wegens lidmaatschap van de NSB. Onder een schuilnaam dook hij onder in een zomerhuisje in Schipborg, van waaruit hij met zijn vrouw door leden van het verzet werd ontvoerd. Zij werden ondergebracht in de boerderij van verzetsman Lammert Zwanenburg in het Hijkerveld bij Beilen. Beiden waren onhandelbaar en veroorzaakten rumoerige overlast. Op bevel van een veemgericht, een illegale rechtbank, werden ze ter dood veroordeeld en gedood op een terrein achter de boerderij. Daar werden ze ook begraven. Op de boerderij was ook de verraadster Geesje Bleeker. Haar verraad leidde tot de arrestatie van onder meer dokter Van de Velde en tandarts Schipper in Hoogeveen, die beiden werden gefusilleerd.
Bekend als verrader
De in Zuidwolde geboren Hendrik Oosterveen, gehuwd met Aaltje Kist, was lid van de NSB en stond bekend als een verrader. In 1943 was zijn boerderij te Wijkbrug in de gemeente De Wijk door brandstichting verloren gegaan. Oosterveen liet een houten barak bouwen voor onderdak voor zijn gezin. Toen ze daar twee dagen woonden, verschenen twee mannen aan de deur, die zich uitgaven voor politiemensen, die een nader onder zoek instelden naar de brand. Ze spraken ongeveer drie kwartier met het echtpaar. Bij het afscheid haalde een van hen een vuurwapen te voorschijn. Oosterveen schrok, maar de onbekende man zei, het pistool ‘zomaar’te hebben getoond. De boer voelde zich gerustgesteld en wilde hem een hand geven. Meteen werd hij neergeschoten. Hij was op slag dood. Mevrouw Oosterveen werd door de tweede onbekende neergeschoten en raakte zwaargewond. Na hun daad gingen de beide 'politiemensen' er vandoor.
Infiltrant
De 23-jarige Harm Roelof Ruys uit Dedemsvaart werkte als infiltrant voor de Sicher-heitsdienst in Arnhem Oorspronkelijk maakte hij deel uit van het studentenverzet in Leiden. Hij werd gearresteerd en voor de keus gesteld te worden gefusilleerd of SD-medewerking te verlenen. Hij koos voor de tweede optie. Hij legde contact met de KP-Meppel en gaf door dat op 2 augustus 1943 twee Duitse officieren van de Grüne Polizei op het NS-station in Zwolle zouden arriveren met in hun tassen dossiers over het verzet in Meppel Hoogeveen en Zeist. Hij stelde voor deze personen te overvallen en hen van het materiaal te beroven. Drie leden van de KP-groep werden op het station door plotseling opduikende Duitsers hevig onder vuur genomen en overleefden de oorlog niet. Ruys is door het verzet geliquideerd in Dalfsen, waar zijn lichaam pas in oktober1947 is gevonden en geïdentificeerd.
Politiecommandant
Grote opschudding was er in Beilen in maart 1944 toen bekend werd dat groeps-commandant Hendrik Huizing van de marechaussee was doodgeschoten. Huizing stond bekend als pro-Duits, maar had geen slechte reputatie. Op 11 maart kwamen Willem Frederik Smit, Arnoldus Stramrood en Lambertus Wildschut in gezelschap van de verzetsman Johannes Post bijeen in de woning van politiechef Viëtor in Beilen. Nadat ze hadden gebeden vertrokken Smit en Stramrood naar de woning van Huizing. Ze gaven zich uit voor ambtenaren van Staatsbosbeheer en deelden mee dat hun auto een aanrijding had gehad met een voertuig van de Arbeidsdienst. Voordat Huizing meeging naar de plaats van het 'ongeval', noteerde hij de gegevens uit de beide vervalste identiteitsbewijzen. Buiten werd hij twintig meter verder neergeschoten. Na de uitvoering van het vonnis bleek Stramrood door een kogel, vermoedelijk uit zijn eigen vuurwapen of dat van zijn maat, in rug en lies te zijn getroffen. Dank zij bemiddeling door ds. Heersink in Drijber kon hij in het ziekenhuis in Hoogeveen worden geopereerd. Voor straf moesten alle inwoners van Beilen enige tijd om 20.00 uur binnen zijn en mochten zij zich daarna zonder vergunning niet op straat bevinden.
Jan Willem, zoon van Hendrik Huizing en Cornelia Spanjer, was lid van de NSB en de SS. In mei 1945 is hij in Den Haag gearresteerd en fungeerde hij een tijdje als tolk voor de Amerikanen. Hijj wist te ontsnappen en raakte in december 1945 gewond bij een poging om bij Gildeshaus de grens over te steken. Hij werd overgebracht naar het kamp Westerbork en raakte hier zwaargewond bij een vluchtpoging op 8 april 1946. De volgende dag overleed hij in het ziekenhuis in Assen. De liquidatie van Hendrik Huizing leidde indirect tot de arrestatie van vader en zoon Rozeman, de bekende verzetslieden in Hoogeveen.
Landwachtersfamilie
In Staphorst woonde de uit Ruinen afkomstige landbouwer Hendrik Santing. Hij was getrouwd met Annigje Poepe. De boer en zijn drie zoons Willem (23), Jacob (23) en Harm (18), die allen landwachter waren, werden tijdens de bevrijding op 8 april 1945 gedood door de Binnenlandse Strijdkrachten. Dat gebeurde naar aanleiding van de dood van een Franse para en de verzetsstrijder Jacobus Comelis de Roos. Moeder Santing is later op de avond doodgeschoten, samen met de landwachters Klaas en Rutger Prins. In het boek wordt uitvoerig het verloop van het drama weergegeven.
Wraaklust
Op 11 april, de dag van de bevrijding van Dwingeloo, namen Canadese militairen een Nederlandse SS'er gevangen. Geboeid aan een tank werd hij enige tijd vastgehouden achter hotel Wesseling. Enkele Canadezen mishandelden deze man met hun geweerkolven. Inwoners van Dwingeloo protesteerden tegen deze vorm van agressie. Toen de commandant over het voorval hoorde, gaf hij bevel de man te laten verdwijnen. De tank reed met de geboeide SS'er naar de Dwingelose bossen, waar hij is geëxecuteerd. Zonder de arrestant keerde de tank met de bemanning weer terug bij het hotel.
In Beilen zijn enkele dagen na de bevrijding twintig krijgsgevangen genomen Duitse militairen zonder vorm van proces door leden van het Canadese leger en de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten met mitrailleurvuur om het leven gebracht . Ze werden van hun bezittingen beroofd en in de Beilervaart gedumpt. Enkele dagen later zijn de lichamen op de wal gebracht en zonder veel vertoon in Beilen begraven. Vermoedelijk werd deze massa-executie ingegeven door wraaklust in verband met het sneuvelen van enkele geallieerde bevrijders .
Joods echtpaar
Het verzet en de gemeente Wymbritseradeel zaten na de oorlog in de maag met het grafopschrift voor het geliquideerde joodse echtpaar William Herz en Hanna Guttmann. Omdat aan de dochter was meegedeeld dat haar ouders door de Duitsers waren gedood, stelde zij de tekst 'Beiden onbarmhartig door de nazi's op weg naar Westerbork doodgeschoten wegens hun Israëlitisch geloof op 30-1-1944' vast. Een leugen om bestwil, die in 1983 door Jack Kooistra werd ontdekt. Bij dit onderzoek kwam aan het licht dat ds. Lourens Touwen uit Makkum aan de Franeker marechaussee Gerben Oppewal en een tweede verzetsman vroeg om een joods echtpaar te liquideren. Op het postkantoor in Franeker had een medewerker van het verzet een brief van het paar aan de Ortskommandant onderschept. Daarin noemde zij een paar namen van belangrijke verzetsmensen. Omdat het duidelijk als joods herkenbare stel ondanks diverse waarschuwingen regelmatig op straat liep en dit levensgevaarlijke gedrag ook bedreigend was voor verzetslieden, werd besloten hen te elimineren.
Kort voor het uitbreken van de tweede Wereldoorlog was het echtpaar vanuit Duitsland in IJmuiden terechtgekomen. Daarna dreven ze een vishandel in Amersfoort. Toen de joden-vervolging begon, dook het gezin onder in Friesland. Dominee Touwen had dit geregeld. Op den duur werd het voor het gastgezin te zwaar, mede omdat Herz niet gemakkelijk in de omgang was. In een andere plaats werd een nieuw onderdak gevonden, maar ook daar liep het spaak. Op 30 januari 1944 is het echtpaar Herz-Guttmann noodgedwongen door het verzet omgebracht.
Vergiftiging
De 22-jarige uit Amsterdam afkomstige joodse onderduiker Abraham Emanuel Arbeid is door de hervormde predikant ds. C.C. Pijpers uit Zweeloo door vergiftiging om het leven gebracht. In 1959 schreef Pijpers een brief aan de officier van justitie waarin hij de liquidatie opbiechtte. Hij bekende dat hij Arbeid twee achtereenvolgende dagen vergif had toegediend, waardoor hij overleed. Samen met zijn echtgenote begroef hij het lichaam in zijn woning. In een vertrouwelijke toelichting aan de minister van justitie schreef de procureur-generaal, dat er in de pastorie van Pijpers sprake was van een noodtoestand. 'Het slachtoffer was hoogst nerveus, dreigde met weglopen en zich aan te geven bij de bezettingsautoriteiten onder de mededeling dat hij alles wat hij over de illegale activiteiten wist, zou doorgeven. Daardoor kwamen zowel het gezin Pijpers als degenen die de onder-duiker daar hadden bezorgd, in ernstig gevaar. Pogingen om Arbeid elders onder te brengen werden gedaan, maar mislukten. Pas toen de toestand naar zijn oordeel onhoudbaar werd, is tot liquidatiè van Arbeid besloten.'
Burgemeester Bisschop
Eind juli 1943 werd Geert Bisschop, burgemeester van de gemeente Schoonebeek, neer-geschoten. Hij stond bij het verzet bekend als een verrader en een fanatieke nationaal socialist. Voorafgaand aan de schietpartij zag hij vanuit zijn werkkamer in het gemeentehuis dat twee personen van een motorfiets stapten en een restaurant binnengingen. In verband met de benzineschaarste vond de burgemeester het opvallend dat ze gebruikmaakten van een gemotoriseerd voertuig. Hij droeg aan een opperwachtmeester op om de mannen meteen bij hem te brengen voor controle van de persoonsbewijzen. Beide heren zaten aan een tafeltje brood te eten. Desondanks drong de politieman er op aan om onmiddellijk mee te gaan.
Een van de mannen ging nog vlug even naar het toilet om zogenaamd zijn handen te wassen. In werkelijkheid maakte hij zijn pistool schietklaar. Bisschop zat achter zijn bureau in NSB-uniform, gesecondeerd door enkele medewerkers, onder wie conciërge Roelof Jan Oostindiën en hoofd distributiedienst Pieter de Boer. Op de vraag van Bisschop wat de mannen in Schoonebeek deden, antwoordden ze: 'Wij zijn hier in opdracht van de CCD (Crisis Controle Dienst)'. Toen Bisschop opstond voor inzage van de persoonsbewijzen en fouillering op wapenbezit, werd hij meteen in de borst geschoten. Dodelijk gewond viel hij op de grond. Oostindiën, die net als Bisschop gewapend was, kreeg eveneens een kogel in de borststreek. Ook de politiek betrouwbare De Boer werd dodelijk getroffen. De beide KP'ers gingen er snel vandoor.
De bezetter nam wraak en arresteerde de opperwachtmeester van de politie Johannes Kippers, die in april 1944 op deWaalsdorpervlakte bij Den Haag werd gefusilleerd. In Hoogeveen was de dag na de aanslag als represaille een razzia, waarbij notaris Johannes Mulder, jonkheer Marius de Jonge en de onderwijzer Adriaan Baas met een aantal anderen werden gevangen genomen. Die anderen werden na een dag vrijgelaten, maar het genoemde drietal werd op de vroege zondagmorgen begin augustus achter het Noorderhuis in het Spaarbankbos gefusilleerd.
Veemgericht
De historicus Albert Oosthoek belicht in het eerste deel van het boek de achtergrond van liquidaties. Hij vertelt hoe er in Friesland een soort 'veemgericht' van juristen functioneerde. Zo was er het geval van de 20-jarige Griet Sinnema uit Ried. Zij was overtuigd pro-Duits en hielp als tolk bij het vorderen van paarden en hooi. Daardoor maakte zij zich bij veel boeren gehaat. Bovendien werd ze in haar omgeving verdacht van verraad. Het 'veemgericht' gaf toestemming om haar te liquideren.
De in Sexbierurn ondergedoken districtscommandant Anne Gerrit van der Horst van de Binnenlandse Strijdkrachten was bang voor represailles van de Duitsers en besloot tot uitstel van de executie van Griet Sinnema. Daarna meldden zich bij hem twee in Achlum ondergedoken jonge illegale werkers 'of er niet wat te schieten viel'. Hij vroeg hen om na te gaan of Griet misschien zogenaamd een ongeluk kon krijgen, waaraan ze zou overlijden.
De twee mannen, Cornelius Livius Koster uit Joure en Oedse Hendrik Klevringa uit Bolsward, konden dat geduld kennelijk niet opbrengen. Op 3 maart 1945, enkele weken voor de bevrijding, wachtten zij Griet op een verlaten landweg op en troffen haar met vijf schoten. Zij overleefde evenwel de aanslag. Als vergelding haalden de Duitsers vijf mannen uit het huis van bewaring in Leeuwarden; die in Dongjum werden gefusilleerd en een etmaal onder politiebewaking langs de weg bleven liggen. Anne van der Horst was woedend op de Duitsers, maar ook op de plegers van de aanslag
Klevringa verhuisde na de oorlog naar Hoogeveen, waar hij in 1983 het verzetsherdenkings-kruis kreeg en in 1987 overleed.