Huis aan Huis 12-8-2008
Rijk verleden jaknikker
Door Huid D. Minderhoud
Hij staat er zo indrukwekkend, daar in het winkelcentrum van Schoonebeek en hij knikt nog steeds. Een industrieel monument, herinnerend aan een nabij en roemrucht verleden. Vakantiegangers kwamen er speciaal naar kijken en verwonderden zich over de begroeide locaties, zo passend in het landschap en over de Saksische boerderijen, die er gewoon naast stonden. Het was zoals de eens zo bekende toerismepromotor dr. L. van Egeraat in zijn boekje 'Het onbekende Nederland' deel IV schreef: 'En in dit zelfde Schoonebeek (dat van de oude boerderijen!) knikken 300 jaknikkers naar de Drentse bodem. Laat uw auto hier ruiken aan zijn krachtbron en realiseer u in Schoonebeek het harmonisch contrast tussen het nieuwe en het oude Nederland'. Mooie woorden ongetwijfeld.
Er zijn nog drie jaknikkers over van deze 300. Alle drie aangeboden door de NAM als herinnering en alle drie nog intact, zij het zonder olie op te pompen. Wie ze nog echt aan het werk wil zien, moet het aangrenzende Duitse olie gebied bekijken. De Nederlandse productie ligt al sinds 1996 stil. Het begon tijdens de Duitse bezetting op 9 juni 1942 toen mensen van de Bataafsche Petroleummaatschappij (BPM), die niet meer naar Nederlands- Indië terugkonden, met een houten boortoren in de buurtschap Ballast bij Steenwijksmoer naar aardolie gingen zoeken. Ze bereikten een diepte van 1209 meter, maar vonden niets. Een tweede boring in Padhuis had meer succes. In juli 1943 kwam de eerste Nederlandse aardolie aan de oppervlakte en eind december was er 231 kubieke meter per tankauto naar de raffinaderij in Pernis gebracht.
De derde locatie bevond zich ten noorden van het dorp Schoonebeek, zo'n 100 meter van recreatiecentrum De Boo. Hier begon men in april 1944 met de productie en de opslag in twee op het terrein staande tanks. De resultaten waren echter niet best, want de Duitse oorlogsvoering moest zoveel mogelijk gesaboteerd worden. Dus was er voortdurend van alles kapot, raakten onderdelen zoek en werden pijpleidingen wel eens verkeerd gelegd. Het personeel, dat allemaal in Coevorden in de kost was, moest elke dag op massieve banden heen en weer fietsen. Ook pleegde een verzetsploeg in landwachtuniform nog een overval, maar die leverde niet meer op dan een beperkte gasexplosie. De eronder staande olie was namelijk in ruwe vorm onbrandbaar.
Na de bevrijding op 5 april 1945 was het gedaan met de sabotage. De ene put na de andere werd geslagen en de jaknikkers deden hun intrede. In een houten loods werd het kantoor van de BPM gevestigd en in 1947 deed de NAM (half BPM, half ESSO) zijn intrede. Deze nieuwe maatschappij zou heel veel voor Schoonebeek gaan betekenen. Boeren verhuurden stukjes grond voor 300 gulden per jaar met nog een aandeel in de te verwachten productie, asfaltwegen werden aangelegd en men bouwde een hele woonwijk voor het NAM-personeel. Hotel-restaurant De Wolfshoeve verrees, het NAM recreatiegebouw De Boo met sportvelden, een tennisbaan en een verwarmd zwembad kwam er en een modem kantoor en een verlaadstation met spoorlijn werden gerealiseerd. Jaknikkers en andere installaties werden afgeschermd achter beplanting en alle buizen gingen ondergronds.
Schoonebeek werd een welvarende gemeente. In 1947 al betaalde de NAM 200 gulden per jaar voor elke boring of tankplateau en voor het bouwen van een boortoren 500 gulden. De grootste inkomsten kwamen echter van de ondernemings-belasting en de concessierechten.
De omringende gemeenten keken met jaloerse blikken naar al die voorspoed en ook naar het snel. stijgende inwonertal. Dat was overigens wel wennen, die nieuwe groep NAM-mensen in het dorp; de integratie vlotte aanvankelijk niet zo erg. Dat kwam ook omdat in en om De Böo allerlei eigen voorzieningen gerealiseerd werden, waaraan de gewone Schoonebekers geen deel hadden. Vooral het, zwembad, alleen algemeen gebruikt voor het schoolzwemmen, lag gevoelig bij de Schoonebeker jeugd.
Toch onttrok de NAM zich niet aan het dorpsleven. Zelden werd vergeefs een verzoek gedaan om een financiële bijdrage aan verenigingen, kerken of scholen en natuurlijk voeren veel toeleverende en verwante bedrijven wel bij de olie. Nee, de maatschappij kon een potje breken in Schoonebeek. Dat bleek, toen op 8 november 1976 een kapotte afsluiter een 30 meter hoge fontein van' olie en modder veroorzaakte, die het dorp voor een deel besmeurde. Opwinding allerwege, behalve in Schoonebeek. Een inwoonster gevraagd naar een mogelijke demonstratie, verklaarde in' alle rust voor de tv: 'Wij begrijpen, dat het in dergelijke omstandigheden nutteloos is om te demonstreren. Trouwens, de NAM vindt het al erg genoeg!' Dat bleek. De NAM liet alles grondig schoonmaken en zelfs de kleinste schade werd vergoed.
De jaren gingen voorbij en in 1996 werd de olieproductie gestaakt en werd er in Schoonebeek niet meer 'gejaknikt'. In 2004 echter braken nieuwe inzichten door. Het bleek mogelijk met horizontale putten en stoominjectie weer lonend te gaan produceren. Zo zal in 2010 de NAM terugkeren, maar de olie zal niet meer naar Pernis, maar via pijpleidingen naar de raffinaderij in het Duitse Lingen getransporteerd worden. De jaknikkers blijven dan toch tot het verleden behoren.
Sta eens een moment stil bij een van de industriële monumenten.